grootdoop of kinderdoop

Mogen mensen alleen gedoopt worden nadat ze tot geloof gekomen zijn? Of de gelovigen én hun kleine kinderen? Dat is een heikel punt in de geschiedenis van de kerk. Helaas zijn kerken daardoor verdeeld geraakt. Ik pretendeer geen antwoord te hebben dat iedereen zal overtuigen, maar draag wel graag vanuit wat ik van de Bijbel begrijp mijn steentje bij aan het gesprek.

Preek over de doop, n.a.v. Heidelbergse Catechismus Zondag 27.

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Jongens en meisjes, als je gelooft in God de Heer, dan krijg je ook het teken van de doop. Maar hoe zit het met de kinderen? Christenen denken verschillend over of ook de kleine kinderen van gelovige ouders gedoopt moeten worden. Er zijn ook christenen die zeggen dat je moet wachten tot ze groter zijn en zelf tot geloof gekomen zijn.

Wat zegt de God de Heer?… In de preek zoeken we daar een antwoord op. Niet om mensen die denken dat de bijbel het anders leert zwart te maken. Wel in een eerlijke zoektocht vanuit de bijbel naar deze vraag.

Het onderwerp voor de preek is: VOOR WIE IS DE DOOP?

Over de doop leven veel vragen. Bij sommige christenen worden volwassenen die tot geloof komen én hun kinderen gedoopt. Bij andere christenen worden uitsluitend volwassenen gedoopt. Of ook jongeren, maar dan in elk geval nádat zij hun geloof beleden hebben.

Ik weet niet hoe het bij u is gegaan, maar ik weet van toen ik een jaar of 15 was, dat er bij ons nauwelijks contacten waren tussen gereformeerde christenen en christenen uit baptistenkerken. We wisten dat er baptisten waren, en we leerden bezwaren tegen hun leer, maar echte contácten waren er niet… Zo kun je natuurlijk wel gemakkelijk vertekende beelden en vooroordelen over elkaar krijgen.
Vandaag zijn er veel meer contacten tussen christenen onderling. Dat kan heel verhelderend werken. Niet dat je het in alles eens wordt, maar als je echt luistert dan zie je naast verschillen ook overeenkomsten en wat ons bindt, in gehoorzaamheid aan de bijbel.

Wat God ons in de Bijbel zegt daar gaat het om. Daar willen we voor buigen. Dat wil de catechismus ook. De catechismus is ontstaan in de tijd van de Reformatie. De rooms-katholieke kerk paste de kinderdoop toe, de reformatoren ook, de zogenaamde wederdopers deden dat niet. Zij hanteerden uitsluitend de volwassendoop. Wie als kind gedoopt was, moest worden overgedoopt. De discussie over de doop is trouwens ouder dan de tijd van de Reformatie. Maar de vraag ‘voor wie is de doop?’ is nog steeds actueel.

Hoe belangrijk is het om het antwoord te weten op de vraag voor wie de doop is?… Mensen waarderen dat verschillend. *Er zijn mensen die zeggen: Laat het onderscheid tussen verschillende visies op de doop geen reden zijn voor een kerkscheiding. *Er zijn ook mensen die zegen dat hier een breekpunt ligt voor kerkelijk één zijn.

Maar het gaat natuurlijk niet om wat ménsen zeggen en vinden, maar wat God de Heer ons in de Bijbel zegt. Waarom is het belangrijk om te weten voor wie de doop is?…

De doop is in de bijbel geen magische handeling, alsof de doop zelfstandige kracht bezit. Als mensen door God gered worden dan is dat niet op grond van hun doop. Het doopwater blijft gewoon water. Daarin ligt niet het bijzondere van de doop. Toch is de doop belangrijk. Ménsen hebben de doop niet bedacht, Gód heeft de opdracht gegeven om te dopen. Daarom is de doop belangrijk.

God wil ons door de doop iets leren. De doop zegt: Christus’ werk wordt jou toegerekend! Allereerst Christus’ gehoorzaamheid, zijn lijden en sterven. Jij ontvangt in het bloed van Christus vergeving van je zonden. Wij waren bij God vandaan gelopen. Maar God is onverdiend goed voor ons: je bent weer acceptabel voor God geworden, ja zelfs zijn geliefde kind. God bevrijdt je uit de macht van duivel, zonde en dood…
Daarbij roept het symbool van de doop geen prettige beelden op. Gedoopt worden betekent verdrinken! Ik las ergens de uitspraak: ‘Help, ik word gedoopt!’ Zo bedreigend is de doop. Als het niet om een ceremonie zou gaan, dan zou je echt verdrinken.

Tegelijk is er uitzicht bij de doop. Dat is het tweede. Dat uitzicht ligt in de naam die bij je doop wordt uitgeroepen: Je wordt gedoopt in de naam van Jezus, of zoals wij dat kennen in de naam van de Vader, de Zoon en de Geest. Letterlijk staat er dopen tot of op de naam van Vader, Zoon en Geest. Je komt voortaan op naam te staan van de drie-enige God. In Hem heb je uitzicht op werkelijk opstaan uit de dood en eeuwig met God leven op de nieuwe aarde. Christus, je Heer belooft jou als dopeling ook de Geest. Zoals het verdrinkingswater van de doop over je heen spoelde, zo zal de Geest jou overspoelen. Laat Hem aan jou het geloof geven en Christus’ leven in jou uitwerken.

De doop is een geweldig teken en een heerlijke garantie van God. Een teken en zegel, zeggen wij dan. Het maakt nogal uit voor wie dat teken en zegel is. Voor wie Gods beloften zijn. Daarom is de vraag belangrijk voor wie de doop is…

Door de doop onderscheiden christenen zich van joden, islamieten en boeddhisten. Maar, er is nog iets, door de visie op de doop onderscheiden zij zich van elkáár.

Er kunnen wederzijdse vooroordelen zijn.
*Vroeger heb ik altijd gedacht dat alle christenen die alleen maar volwassenen dopen dit doen omdat ze geloven dat eerst de mens een stap moet zetten en daarna pas God in actie komt… Dan zou God afhankelijk zijn van mensen. Maar toen ik in gesprék raakte met baptisten –hoe heilzaam is het gesprek–, toen merkte ik dat velen van hen God echt op de eerste plaats willen laten staan. Dat ik dacht dat dit niet zo was, dat was een vooroordeel van mij.
*Aan de andere kant, toen ik zei ‘Het is belangrijk dat de gedoopte antwoord gaat geven op zijn doop’, toen zei een tegenstander van de kinderdoop eens tegen mij: ‘Jij verloochent nu de principes van je eigen kerk, want die vindt een persoonlijke geloofskeus niet belangrijk’… Dat was een vooroordeel van zijn kant. Zo zie je maar hoe belangrijk het is om te praten mét elkaar.

Als je praat met elkaar dan kom je als je luistert ook achter motieven waaróm iemand bijvoorbeeld vóór of tegen de kinderdoop is. Ik heb artikelen en boeken gelezen van voorstanders en tegenstanders van de kinderdoop en ik zie mensen vechten tegen misstanden. Het kan ook zo zijn dat wij op bepaalde punten als kemphanen tegenover elkaar staan, terwijl we eigenlijk tegen dezelfde misstanden vechten!…

Een belangrijk punt in het gesprek is de verhouding tussen geloof en doop. Daar ga ik wat uitgebreider bij stilstaan.

Volgens de bijbel horen geloof en doop bij elkaar. Voordat de Heer Jezus naar de hemel gaat zendt Hij zijn leerlingen uit, de aarde over. Hij geeft hen de opdracht om Gods goede nieuws aan mensen voor te houden en hen op te roepen tot de keus voor Hem. Jezus’ leerlingen trekken na de Pinksterdag er op uit, God stuurt hen, er komen mensen tot geloof, mensen die ‘ja’ zeggen tegen Gods keuze voor hen. Deze mensen worden vervolgens gedoopt. De doop is een markeringsteken. Jij bent tot geloof gekomen in Christus. God heeft je tot geloof gebracht, voortaan hoor je bij Hem.

Denk ook maar aan de kamerling, de minister uit Ethiopië. Hij komt tot geloof in Jezus Christus en vraagt aan Filippus: ‘Wat is er tegen dat ik gedoopt word?’ Filippus antwoordt hem: ‘Als je met je hele hart gelooft, is het geoorloofd’. De minister zegt: ‘Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is’, en dan wordt hij gedoopt. Geloof en doop horen bij elkaar…

Maar hoe zit het nu bij de kinderdoop?… Een baby kan nog niet geloven. Zo komen we bij een belangrijke vraag: Verbreekt de kinderdoop niet de samenhang tussen geloof en doop?

Zouden de eerste christenen echt hun kleine kinderen, hun baby’s, gedoopt hebben? Nou, laten we daar maar even mee beginnen: Hoe de vroegste christelijke kerk hierin handelde is ons onbekend. Er wordt wel eens beweerd dat de gewoonte om ook kleine kinderen te dopen pas na jaren of eeuwen is ontstaan, maar dat is niet hard te maken. Er zijn schriftelijke getuigen die al in een vroeg stadium uitgaan van de gewoonte dat kleine kinderen gedoopt worden. Maar hoe de allereerste christenen dit in de praktijk gedaan hebben weten we gewoon niet. Dus daar kunnen we niets uit afleiden.

Verbreekt de kinderdoop niet de samenhang tussen geloof en doop?…
Misschien denk je: Als je kijkt naar de praktijk van de vroegste kerk, om daar iets uit af te leiden: daar weten wij toch wél iets van?… Wat dacht je van de huisteksten die in de bijbel staan?… Cornelius wordt gedoopt met zijn hele huis… De gevangenisbewaarder van Filippi ook… Lydia de purperverkoopster ook… Zo’n huis, daar horen toch de kleine kinderen bij?… Eerder wel dan niet. En het lijkt vergezocht om te denken dat net toevallig in al de voorbeelden die hier genoemd zijn er geen jonge kinderen bij waren.

Bij zo’n huis mag je denk ik echt de kinderen meerekenen. Zij horen erbij. Maar feit is wel dat in de betreffende voorbeelden niet met zoveel woorden staat dat er ook kleine kinderen bij waren… Daar komt nog iets anders bij. De gevangenisbewaarder in Filippi is blij, staat er, ‘dat hij met zijn hele huis tot het geloof in God gekomen is’. Maar onmondige kinderen kunnen nog niet zelf tot geloof komen! Waren er bij hém dan géén kleine kinderen bij?…

Dus aan de ene kant: ‘Hij en zijn huis werden gedoopt’. Daar horen de kleine kinderen toch wel bij?… Maar aan de andere kant: ‘Hij en zijn huis waren tot geloof gekomen’. Daar horen de kleine kinderen toch niet bij… Wat is het nu?…

Ik denk dat we er met die zogenaamde huisteksten niet uitkomen. We kunnen elkaar ermee om de oren slaan, maar dat brengt ons niet echt verder…

Geloof en doop horen bij elkaar. Verbreekt de kinderdoop niet de samenhang tussen geloof en doop?… Misschien kunnen we iets leren als we letten op besnijdenis en doop.

Geloof en doop horen bij elkaar. Maar besnijdenis en geloof horen ook bij elkaar. De besnijdenis is wel een uiterlijk teken aan het lichaam, aan de buitenkant, maar die oude besnijdenis die wijst ook op de binnenkant. De uiterlijke besnijdenis wijst op vernieuwing en reiniging van het hart. Paulus zegt: “Niet hij is een Jood die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis wat uiterlijk, naar het vlees, gebeurt, maar hij is een Jood die het in het verborgen is, en de echte besnijdenis is die van het hart…”. Dat is een citaat uit het Oude Testament. Uit de boeken van Mozes. Mozes zegt ergens: ‘Besnijd de voorhuid van jullie hart!’

Het wonder is dat God zelf dat nieuwe hart aan zijn volk belooft te geven. Hij weet dat ze het zichzelf niet kunnen geven. Hij belooft hen vergeving en nieuw leven. Die belofte van God geeft Mozes al. Ook in het Oude Testament leven de gelovigen van Gods genade. Van Hem die geeft wat Hij vraagt.

Voor wie is nu die belofte van God?… Báby-jongetjes werden besneden. De meisjes werden gezien als bij hen inbegrepen. Gods belofte is ook voor de kleintjes van Gods volk. Als ze groter worden vraagt de HERE van deze kinderen geloof. Dat geloof is onmisbaar. Maar ook dat geloof is een cadeau van God.

Er zijn verschillen tussen besnijdenis en doop: snijden aan het lichaam óf de waterdoop. Op welke dag besneden of gedoopt werd… Maar er zijn ook belangrijke overeenkomsten. Daar zie je ook de eenheid van het genadeverbond in de oude bedeling en in de nieuwe bedeling. Het oude verbond is bij Christus’ komst niet verbroken of vervangen, maar het is in Christus vervuld. In allebei draait het om Gods genade in Jezus Christus.
Het oude verbond, en de besnijdenis kijken vooruit naar Christus’ werk, het nieuwe verbond en de doop kijken terug op Christus’ werk…

Dit zijn sterke papieren vóór de kinderdoop.

Nu naar de doop. Geloof en doop horen bij elkaar. Dat is duidelijk uit de bijbel. Maar de vraag is: Verbreekt de kinderdoop niet die samenhang tussen geloof en doop?… Een baby kan immers nog niet geloven?…

Het antwoord op die vraag hangt samen met het antwoord op de vraag ‘Hoe horen geloof en doop bij elkaar?’ Dat ze bij elkaar horen staat vast uit de bijbel. Maar een volgend punt is hoe ze bij elkaar horen!

De doop is een teken en zegel. Stel dat de doop een zegel zou zijn van het geloof van de dopeling zelf… Dan is het antwoord duidelijk: de kinderdoop moet worden afgewezen. Een klein kind kan nog niet geloven en dus kan hij in dat geval nog niet gedoopt worden, want de doop is daar juist een zegel van het gelóóf van de dopeling. Je kan niet iets bezegelen dat er nog niet is. Of je moet, wat Abraham Kuyper deed, het geloof in de zuigeling veronderstellen. Maar dan kun je beter met de doop wachten tot de betreffende dopeling metterdaad zijn geloof kan belijden.
Als de doop een zegel is van het geloof van de dopeling, dan moet de kinderdoop worden afgewezen.

Maar, als het Nieuwe Testament spreekt over de verhouding tussen geloof en doop, dan doet zij dat niet op deze manier dat de doop een zegel is op het geloof van de dopeling. De herinnering aan de doop is in het Nieuwe Testament juist steeds een herinnering aan Góds werk: Mensen zijn begraven met Christus, de naam van Christus is over hen uitgeroepen, zij hebben met Christus een plaats gekregen in de hemelse gewesten, de zonden zijn hun vergeven. Allemaal Góds werk. De doop is volgens het Nieuwe Testament een zegel niet op het geloof van de dopeling, maar op Gods ontvangen evangelie, zijn belofte. En dan is het een teken en zegel voor wie dat evangelie aannemen. Zeker. Maar het is niet een zegel van de aanneming, maar een zegel van de echtheid van het evangelie! Een zegel van de belofte van God!

Daarmee komt meteen de volgende vraag aan de orde: Voor wie is Gods belofte?… Is het alleen voor de gelovigen die Gods evangelie aannemen, of is het ook voor hun kinderen?… Delen de jonge kinderen van de gelovigen in de belofte?…

Volgens de bijbel maakt God geen losse individuen, maar zet Hij mensen in een familieverband. Hoe gebroken dat verband ook kan zijn in de praktijk op deze gebroken aarde, een mens wordt in elk geval geboren uit een mens. God zet mensen in verbanden. Hij neemt mensen één voor één serieus, maar Hij behandelt ze ook als familie… De gemeente in het Oude Testament was geen volwassenen-gemeente, maar Gods volk… In het Nieuwe Testament zie je het volgende: Als Jezus op aarde rondloopt, dan zegent Hij kinderen. Baby’s zelfs. Lucas gebruikt hier een woord dat ‘zuigelingen’ betekent. Ze worden gebracht in de armen van hun ouders. Zij kunnen nog niet geloven. Maar ze horen er helemaal bij. Jezus is niet alleen vriendelijk voor ze, maar Hij zégent ze. Van zulke kinderen die door het geloof tot Hem gebracht worden is het hemelrijk.

Paulus zal later ook, in 1 Korinte 7, kinderen heilig noemen in hun gelovige ouders. Niet zonder zonde of al wedergeboren. Wel horend bij de gemeente van geroepen heiligen. En hij spoort ouders niet aan om hun kind te bewegen christen te worden, maar om ze op te voeden als horend bij de gemeente van de gelovigen.

God roept ouders én hun kinderen. Petrus zegt in Handelingen 2,38-39: ‘Bekeer jullie en laat je dopen, want voor jullie is de belofte van de heilige Geest en voor jullie kinderen en voor allen die verre zijn, zovelen als de Heer, onze God ertoe roepen zal…

We zien dus hetzelfde als bij de besnijdenis in het oude testament: Gods belofte is voor de gelovigen én hun kinderen. God zet mensen in een familieverband. Hij werkt in de lijn van de geslachten. Dat is Gods huisstijl.
In oude én nieuwe testament.

Als je dat weet, dan is het begrijpelijk dat veel christenen de vrijmoedigheid hebben gehad om samen met zichzelf ook hun kleine kinderen te laten dopen. En niet alleen de vrijmoedigheid, ze voelden zich –en wij ook– door God ertoe geróepen om ook hun kleine kinderen te laten dopen. De kinderen horen bij Gods verbond, zij mogen delen in Gods verbondsbelofte.

Geloof en doop horen bij elkaar. De kinderdoop verbreekt die samenhang niet. Want alleen de gelóvige ouders mogen hun kinderen laten dopen. Niet op grond van het geloof van de ouders. Niet op grond van het geloof van het kind, of op grond van verondersteld geloof in het kind. Ook niet op grond van het geloof van de kerk. Dan zouden ook ongelovige ouders hun kinderen kunnen laten dopen. Maar gelovige ouders mogen hun kinderen laten dopen op grond van het feit dat de doop een zegel is niet van geloof, maar een zegel van het evangelie. Een zegel van Gods belofte. En de belofte van het evangelie is voor de gelovigen én hun kinderen.

In de kerk ontstond een royale dooppraktijk. Gelovigen lieten vrijmoedig ook hun kleine kinderen dopen. Maar er kwam in de geschiedenis van de kerk een doorslaan. Een doorslaan naar ‘álle kinderen die de kerk ingedragen werden, die werden gedoopt’. Ook de kinderen van óngelovige ouders. Van een óproep tot geloof en bekering aan deze kinderen zelf bij het opgroeien was geen sprake meer. Tóen werd de Bijbelse samenhang tussen geloof en doop verbroken! Dat was schadelijk voor Gods kerk.

Uit reactie op dit doorslaan ontstond er verzet tegen de kinderdoop. Dat verzet was in wezen verzet tegen een kerk zonder tucht!… Kijk, als het gaat over waaróm iemand voor of tegen de kinderdoop is: Wij zijn voor de kinderdoop, maar in het verzet tegen een kerk zonder tucht reiken we tegenstanders van de kinderdoop de hand… Soms vechten gereformeerden en baptisten voor dezelfde dingen, maar vliegen ze elkaar in de haren omdat ze voor of tegen de kinderdoop zijn. Maar verschil in het laatste moet ons niet blind maken voor overeenkomst in het eerste.

De doop is voor de gelovigen én hun kinderen. Gods belofte is namelijk voor de gelovigen én hun kinderen. Zo komt God de Heer ook naar ons toe: Mijn belofte is voor jullie die in Mij geloven én jullie kinderen. Die belofte is waar! Die belofte wordt voor ieder van ons persoonlijk werkelijkheid in de weg van geloof.
God roept jou en mij op tot gelóóf in zijn belofte! Dat is heel belangrijk. Geloof is onmisbaar. Het komt niet automatisch goed met je als je gedoopt bent! Je doop vraagt om een antwoord. Denk niet: “Ik ben gedoopt, en nu is alles vanzelf wel goed.” God geeft jou en mij een eigen verantwoordelijkheid. Dat we ántwoord geven op onze doop.
Tegelijk geldt: dat antwoord kan nooit onze tegenprestatie zijn, want zelfs het geloof dat God van ons vraagt, dat wil Hij ons geven!
Onze verantwoordelijkheid is: Vraag dat van Hem!
Amen

Liturgie middagdienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.105: 1.3.5.21
Gebed: Liedboek voor de kerken Gez.327: 1.2.3 [Heer Jezus o Gij dagenraad]
Lezen: Handelingen 8,26-40 De minister uit Ethiopië gelooft en wordt gedoopt.
Lezen: Marcus 10,13-16 Jezus’ zegent kleine kinderen.
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.45: 1.2 [Laat de kinderen tot Mij komen]
Tekst: HC znd.27
Preek
Zingen: Liedboek voor de kerken Gez.335: 1.3.4.6.7.8 een dooplied [Heer van uw kerk]
Geloof: lezen + aansluitend zingen: GKB Ps.67: 2
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.141: 1.2.3 [Dank, dank nu allen God]
Zegen