Heb jij ook vijanden? Hoeveel? Of ben jezelf jouw grootste vijand? Wat zijn vijanden? Jezus zegt: “Heb je vijanden lief!”
Preek over Matteus 5,43-48:
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,
JEZUS ZEGT: HEB JE VIJANDEN LIEF! Daar gaat de preek over.
Ik begin bij Jezus’ opdracht om lief te hebben.
Bij liefhebben kun je aan verschillende dingen denken. Veel mensen denken bij liefhebben aan een gevoel: iemand lief of aardig vinden, sympathie voor iemand ervaren. Liefhebben in de Bijbel staat zeker niet los van gevoelens. Maar de Bijbel legt bij de opdracht om lief te hebben de nadruk op de praktijk van de liefde die je laat zien door je daden.
Het is belangrijk om dat goed te zien. God zegt in de Bijbel: “Heb je naaste lief als jezelf.” Dat betekent niet dat wij alle mensen sympathiek moeten vinden. Het betekent wel dat wij liefde bewijzen (!) aan iedereen die God op onze weg zet.
Jezus haakt aan bij een oud gebod. “Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.”
*Misschien denk je: In de Bijbel staat toch niet dat je je vijand moet haten?
Daar heb je helemaal gelijk in! In Leviticus 19,18 zegt God: “Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER.”
Liefhebben als jezelf. Dat is een hoge standaard. Denk aan de uitdrukking ‘Wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Dat is négatief geformuleerd. Maar Jezus gaat veel verder. Hij zegt in de Bergrede (in Lucas 6,31): “Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.” Als jezelf.
Dat is pósitief geformuleerd. Dus niet alleen maar slechte dingen naar elkaar toe achterwege laten, maar juist ook het goede voor elkaar zoeken.
Die hoge standaard mist in wat er volgens Matteus 5,43 werd gezegd: “Je moet je naaste liefhebben”. De woorden ‘als jezelf’ ontbreken. Zouden de mensen dat te moeilijk hebben gevonden?
*Wat nog verder gaat is de oproep om je vijand te haten. Dat staat nergens in de Bijbel. Het punt is: in Leviticus 19 gaat het over de naaste. Bedoeld is de volksgenoot. God gaf regels voor de onderlinge omgang bínnen zijn volk.
Er stond niet met zoveel woorden bij of dit ook voor de niet-joden gold. De leraren zeiden: “Als het zo is, dan mag je de heidenen er wel buiten laten. Hen hoef je niet lief te hebben.” Later werd dat blijkbaar tot: “Je mag hen ook wel háten.” En dáárvan maakten ze: “Je móet hen haten.”
Als je zo Gods gebod tot naastenliefde uitlegt, dan zie je belangrijke dingen over het hoofd. Leviticus 19 geeft inderdaad primair omgangsregels voor Gods eigen volk. Tegelijk heeft dat hoofdstuk ook oog voor bijvoorbeeld de vreemdeling. Vers 34 zegt: “Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten.”… In het boek Exodus staat dat je een verdwaald rund of verdwaalde ezel van nota bene je vijand meteen eerlijk terug moet brengen… De Spreukendichter zegt: “Als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten; als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken.” (Spreuken 25,21)
Jezus haalt een woord aan dat vroeger tegen Gods volk gezegd is. In dit geval gaat het niet om een gebod van God, maar om een gebod van God dat mensen veranderd hebben. Er zijn woorden uit weggehaald en aan toegevoegd. Het resultaat is dat daar precies het tegenovergestelde uitkomt van wat God heeft gezegd. Jezus gaat dat recht zetten. Hij laat de kern en de diepte van Gods geboden zien. Gods hart achter zijn geboden. Jezus wil ons meenemen in het ontvangen en het uitdelen van de ongelooflijke liefde van God!
–
Jezus zegt: “Heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen.” Er is ook een andere lezing. Die is breder. Daarin zegt Jezus: “Heb jullie vijanden lief, zegen wie jullie vervloeken, doe goed aan wie jullie haten en bid voor wie jullie smadelijk behandelen en vervolgen.”
Eerst kijken we hier naar: Jezus zegt: “Bij de naaste die jij moet liefhebben hoort ook jouw vijand.”
Wie is die vijand? Jezus’ volksgenoten wisten daar wel een antwoord op.
-Hun land werd bezet door de Romeinen. Daardoor waren ze hun vrijheid kwijt. Voor hen waren de Romeinen hun vijanden. Hen moest je haten.
-Er was nog een groep. Tussen de provincie Galilea in het noorden en de provincie Judea in het zuiden lag een andere provincie. Dat was Samaria. Daar woonden mensen die daar vroeger heen gebracht waren in een tijd van grote deportaties door wereldmachten. Ook de Samaritanen waren voor de Joden een geliefde groep om te haten.
-De vijandige houding van Jezus’ volksgenoten ging nog verder. God had hen uitgekozen als zijn eigen volk. Veel Joden hadden daarvan gemaakt: Wij zijn beter dan andere volken. Ze keken met minachting op de andere volken neer.
Maar bedenk dit: Jezus heeft het niet over mensen die jij niet mag. Of mensen die anders zijn dan jij bent. Bij de vijanden waar Jezus aan denkt gaat het niet over jouw houding naar anderen. Het gaat over anderen die zich vijandig opstellen naar jou! Wij hebben de opdracht om lief te hebben. Zonder onderscheid. Jezus gaat heel ver: Heb je naaste lief. Dat is: inclusief allen die jóu vijandig gezind zijn en die jóu kapot willen maken.
Misschien kon je dat laatste in die tijd van sommige Romeinen zeggen.
Ze hoorden bij de bezetters. Maar er waren ook Romeinen die de Joden goedgezind waren en steunden. Denk aan de hoofdman Cornelius. Maar Jezus vroeg dus dat ze ook de Romeinen die hen afbeulden lief hadden!
Misschien denk jij bij vijanden aan mensen die jij niet mag, of die anders zijn dan jij. Of mensen die juist teveel op jouzelf lijken. Maar Jezus heeft het over mensen die jou het leven zuur maken of erger. Onthoud ook hen jouw liefde niet!
Weet je nog wat ik zei bij Jezus’ opdracht om lief te hebben? Daarbij gaat het om onze houding naar anderen. Het gaat niet om een gevoel, maar dat wij liefde bewijzen aan iedereen die God op onze weg zet.
Bij de vijanden gaat het om de houding van anderen naar ons. Ook daar gaat het niet om een gevoel, maar om mensen die ons met woorden en daden kapot willen maken. Jezus vraagt onze liefde ook voor hen!
–
Liefde ook voor wie jou kapot willen maken. Die vergaande liefde heeft een doel. Jezus zegt: “Alleen als jullie zo ultiem liefhebben zullen jullie kinderen zijn of worden van jullie Vader in de hemel.” Door geloof in Jezus bén je een kind van God. Maar om dat echt uit te stralen, dat kan alleen als je ook jouw vijanden naastenliefde bewijst.
Denk aan Jezus zelf! Hij werd van alle kanten door mensen aangevallen. Hij werd de dood in gejaagd. Maar Jezus bleef in liefde alle mensen zoeken. Ook zijn tegenstanders. Daarmee weerspiegelde Jezus zijn Vader!
Jezus geeft twee voorbeelden van Gods liefde voor alle mensen.
*God laat zijn zon opgaan over slechte en goede mensen. Dat is over mensen die zich afzetten tegen God en mensen die Hem erkennen. Wij hebben de zon nodig om te leven! God onthoudt mensen die zich tegen Hem verzetten zijn zon niet.
*God laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Wij hebben regen nodig voor de groei van het gewas en voor ons dagelijkse eten. God zendt zijn regen ook naar mensen die dwars tegen Hem ingaan.
Jezus leefde net als zijn Vader en Jezus vraagt dat wij net zo leven.
Waar is dat goed voor? God wil zich laten zien! En dat wil Hij doen door jou!!
–
Jezus geeft vervolgens twee voorbeelden hoe je God de Vader niet laat zien. Hij sluit af met hoe je God wel laat zien.
*Als je alleen liefde bewijst aan wie aan jou liefde bewijzen, dan laat je God niet zien! Dan doe je niet waarvoor God jou op aarde heeft gezet. Jezus zegt: “De tollenaars doen hetzelfde.” Daarmee zet Jezus zich niet af tegen mensen die tol hieven voor de Romeinse bezetters. Jezus zoekt elke keer juist ook zulke mensen op. Hij ontvangt ze. Hij laat zich door hen uitnodigen en eet met hen. Jezus wil alleen zeggen dat Hij in de opdracht om onze naaste lief te hebben meer vraagt dan het gewone.
*Als je alleen groet wie jou groeten, dan laat je God niet zien! Voor het vriendelijk bejegenen staat letterlijk: begroeten. In die tijd en cultuur is dat niet alleen even je hand omhoog doen. Het is een innige begroeting met een omhelzing. De heidenen doen dat alleen bij wie hen ook zo begroeten. Jezus zet zich niet af tegen niet-joden. Het gaat hierom: Jezus vraagt van zijn leerlingen meer dan het gewone. Begroet niet alleen jouw vriendengroep. Maak geen onderscheid tussen mensen. Doe het ook bij wie jou kapot willen maken. Niet schijnheilig, maar oprecht.
Wat mij opvalt is dat Jezus bij zijn oproep tot liefde zoveel nadruk legt op degene aan wie je jouw liefde bewijst. Jezus geeft ook wel voorbeelden van hoe die liefde er dan uitziet. Maar Hij legt de spits op hoe ver die liefde reikt.
Stel dat je meteen gaat naar dáden van liefde. Als je dat als enige noemt, dat is makkelijker: “Ik geef tienden aan goede doelen op afstand, ik steun de armen in het algemeen, ik bid voor vervolgden en hun vervolgers in het algemeen.”
Maar Jezus legt de klemtoon op het relationele. Ook jouw vijand!
Jezus’ uitspraak is sterk missionair. In zijn liefde zoekt God allen. Dat betekent niet dat allen God in Jezus aanvaarden. Je kunt ver van God willen blijven. Maar God wil dat alle mensen van Jezus horen, zich aan Hem toevertrouwen, en voor altijd met God leven.
Wij werken niet mee aan dat doel van God als wij mensen uitsluiten van onze liefde. Wij werken alleen aan Gods doel mee als we elkaar liefhebben, en als we allen liefhebben, tot en met wie ons vijandig gezind zijn en ons vijandig behandelen.
–
Hoe ziet die liefde er dan concreet uit?
Jezus geeft drie voorbeelden. Ik herinner aan wat ik in het begin van de preek zei: Jezus zegt: “Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen.” Er is ook een andere lezing. Die is breder. Daarin zegt Jezus: “Heb jullie vijanden lief, zegen wie jullie vervloeken, doe goed aan wie jullie haten en bid voor wie jullie smadelijk behandelen en vervolgen.”
De liefde voor de vijand is denk ik de kernzin. De drie dingen die Jezus daarna noemt zijn voorbeelden bij die liefde voor de vijand. In die voorbeelden kun jij jouw liefde voor jouw naaste concreet maken. Ook naar jouw vijand toe.
Drie voorbeelden. Het eerste voorbeeld is: “Zegen wie jullie vervloeken.”
Heb jij wel eens iemand gezegend? Dat kan met woorden: iemand het goede toewensen of toebidden. Het kan ook met jouw handen: dat je daarbij iemand de handen oplegt. In het oude testament is zegenen het werk van priesters. Maar als jij in Jezus gelooft, dan ben jij ook een priester. God wil dat zijn zegen de aarde overgaat. Jezus wil ook jou daarvoor gebruiken. Zegen je kinderen als je die hebt gekregen. Zegen je broers en zussen in de Heer. Zegen je collega’s. Zegen ook wie jou vervloeken!
Stel je voor dat je dat doet. Dan geef jij het kwaad van dat vervloeken geen kans om door te woekeren. Dan laat jij jou door Jezus inzetten om die vloek te keren. Tegenover de leegte van de vloek zet jij de volheid van God en zijn zegen!
–
Drie voorbeelden. Het tweede voorbeeld is: “Doe goed aan wie jullie haten.”
Op allerlei manieren kun je haat van mensen tegenkomen. Jezus zegt: Beantwoord haat niet met haat. Maak het kwaad niet nog slechter door zelf ook kwaad te gaan doen. Bestrijd haat niet met haat, maar bestrijd haat met liefde!
De apostel Paulus zegt dat zo, in Romeinen 12,20-21: “Als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. … Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.”
Stel je voor dat je dat doet. Diegene die het slechte voor jou zoekt ontvangt dan van jou het goede. Het lijkt wel de omgekeerde wereld. Zo kan hij door jou ontdekken wat de echte wereld is. De wereld die God voor ogen stond, toen Hij de aarde maakte. In zijn haat tegen jou hield hij zijn hart ver bij God vandaan. Maar als jij vanuit de liefde van Jezus aan hem het goede geeft, dan mag zijn hart iets ervaren van het doel waarvoor God ook hem gemaakt heeft!
–
Drie voorbeelden. Het derde voorbeeld is: “Bid voor wie jullie smadelijk behandelen en vervolgen.”
Jezus spitst zijn onderwijs toe op de haat die zijn leerlingen ondervinden omwille van Jézus, hun Heer. Het goede nieuws van God, zijn liefde voor slechte mensen, dat roept veel weerstand op: achterstelling, laster, gevangenschap, of zelfs moord.
Jezus zegt: Als andere mensen zo met jullie doen om mijn Naam, wil Ik dat jullie voor hen bidden. Er zijn veel getuigenissen van christenen die bidden voor hun vervolgers. Ze bidden hen niet de hel toe. Ze bidden dat de mensen die hen vervolgen zelf ook tot geloof in Jezus komen. Ze willen dat de mensen die hen vervolgen delen in het geluk dat zij ook hebben gekregen!
Stel je voor dat je dat doet. Ook daar zijn getuigenissen van. Veel mensen die christenen vervolgden zijn zelf tot geloof in Jezus gekomen door de liefde en het gebed van degenen die ze vervolgden.
–
Eigenlijk vraagt Jezus van ons vooral dit: Wees volmaakt, zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is. Volmaakt betekent hier volkomen. Volkomen in de liefde.
Deze uitspraken van Jezus gaan megadiep. Hoe kunnen wij ooit liefde bewijzen aan anderen die ons kapot willen hebben?
Daarvoor is nodig dat je hebt gezien en hebt aanvaard hoe God met jou omgaat. Wat Jezus van ons vraagt is voor ons niet nieuw. Wij hebben dat al een keer meegemaakt. Wat Jezus aan jou vraagt dat heeft Hij zelf eerst aan jou bewezen! Hij stierf voor mensen die Hem en zijn Vader vijandig gezind waren. Echt liefhebben begint niet bij ons. Het begint bij God. Echt liefhebben tot en met je vijand, dat kunnen we alleen van God en Jezus leren.
Alleen als je dat ziet en erkent dan kun je zelf dat op jouw beurt doorgeven. Alleen wat we zelf aangenomen hebben, dat kunnen we doorgeven.
Als we Jezus aannemen. Uit Gods hand. Dan zal HIJ ons dat leren.
Amen
Liturgie:
Votum en groet
Zingen: Nieuw Gereformeerd Kerkboek 256: 1.2 [Wonderwereld vol geheimen]
Wet
Zingen: Nieuw Gereformeerd Kerkboek 256: 3.4 [vervolg]
Gebed
Lezen: Leviticus 19,17-18 en 19,33-34
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.85: 3.4
Tekst: Matteus 5,43-48
Preek
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.164:1 [Jezus vol liefde]
Dankgebed en voorbede
Avondmaalscollecte voor de diaconie
Lezen avondmaalsformulier 3: instelling, Christus gedenken, één zijn, verwachten
Gebed
Opwekking en viering
Dankzegging (1 van formulier 4)
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.89: 4 [Dank mijn Heiland voor uw lijden]
Collecte voor de kerk
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.105: 3.4.5.7.8 [uit: In vuur en vlam zet ons de Geest]
Zegen