Heeft elke gelovige een beschermengel? (Matteus 18,10)

Heeft elke gelovige een persoonlijke beschermengel? Die vraag boeit veel gelovigen. Jezus spreekt over de kleine mensen die in Hem geloven. En over hun engelen in de hemelen. Wat bedoelt Hij daarmee?

Preek over Matteus 18,10:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Heeft elke gelovige een eigen beschermengel? Die vraag boeit veel gelovigen. Jezus spreekt over de kleine mensen die in Hem geloven. En over hun engelen in de hemelen. Wat bedoelt Hij daarmee?

Daar gaan we naar kijken. We gaan ook uitzoeken wat maakt dát Jezus over zulke engelen spreekt.

Stel je voor dat iedereen die op Jezus vertrouwt een persoonlijke engel zou hebben. Er zijn heel wat verhalen die daarover de ronde doen. Over bijzondere reddingen. “Er zat een engel bij me achter op de fiets.” Of iemand ging alleen op reis. Een ander wilde hem overvallen, maar zag daarvan af, want er liep nog iemand naast hem. De overvaller zag die andere persoon wel, de reiziger zelf niet. Als dat geen engel was.

Als ik in Jezus geloof, heb ik dan een persoonlijke engel? Een beschermengel zeg maar? Een goede vraag is wat maakt dat je dat belangrijk vindt. Misschien geeft het ons een stuk extra geruststelling. God in de hemel zet ook zijn engelen in om ons te beschermen. Heel persoonlijk. Gelukkig maar. Wij zijn in veel opzichten onveilig. Als mensen. Als christenen.

Mensen zijn kwetsbaar. We kunnen veel verliezen. We kunnen ziek worden. Zelfs sterven. Mensen die in Jezus geloven zijn net zo kwetsbaar als anderen. Hun geloof maakt hen niet immuun voor het kwaad, ziekte, lijden en dood.

Er is nog iets: Als je in Jezus gelooft sta je eigenlijk nog meer in de gevarenzone dan wanneer je niet in Hem gelooft. Jezus heeft gezegd dat zijn leerlingen vervolging te wachten staat. Beproevingen en aanvallen juist om hun geloof in Jezus’ Naam.

Opvallend is dat Jezus zegt dat er ook aanvallen op gelovigen zullen komen van binnen de kerk. Jezus zegt ergens: “Er zullen kerkmensen zijn die denken een goede daad voor God de Heer te verrichten als ze jullie, mijn leerlingen, arresteren of doden.”

Gelovigen zijn omstreden en kwetsbaar. Dat is logisch, want Jezus is omstreden. Wat mensen Hem aandoen, dat zullen ze ook zijn leerlingen aandoen.

Geen wonder dat een belangrijk gebed van de kerk is: “Heer, bescherm ons!” dat is vooral: “Bewaar ons bij U!” Altijd al heeft de kerk dat gebeden. Dat gebed hebben we nodig.

Uit de Bijbel weten we dat God beschermt wie bij Hem horen.
*God beschermt hen door zijn Woord, de Bijbel. In de Bijbel komt God naar ons toe. In Jezus. De hele Bijbel is vol van Jezus Christus. Hoe meer wij thuis zijn in de Bijbel, hoe meer we beschermd zijn. Bij Jezus zijn we veilig tegen iedereen die ons uit Gods hand wil roven. -Ónze verantwoordelijkheid is om steeds naar Jezus te gaan.
*God beschermt de gelovigen ook door zijn heilige Geest. De Geest geeft mensen vertrouwen in Jezus. De Geest maakt ons sterk in de verdediging tegen alle aanvallen op ons als Gods kinderen. -Jezus leert óns bidden óm de heilige Geest.

*God beschermt mensen ook door zijn engelen. Psalm 34 zegt: “De engel van de HEER waakt over wie hem vrezen, en bevrijdt hen.” Psalm 91 zegt: “Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat.”

In Matteus 18,10 spreekt Jezus van de gelovigen. Dat zijn de mensen die klein bij Jezus komen als Hij hen roept. En over hún engelen in de hemelen. ‘Hun’ is een persoonlijk voornaamwoord. Blijkbaar hebben Jezus’ volgelingen persoonlijke engelen in de hemelen. Jezus heeft het ook over “niet één van deze kleinen”. Het gaat over gelovigen per persoon. Blijkbaar heeft elke gelovige een eigen engel in de hemelen.

Als Petrus is bevrijd uit de gevangenis gaat hij naar het huis van Maria. Als hij aanklopt herkent de bode zijn stem. Van blijdschap vergeet ze open te doen, ze rent naar binnen en zegt dat Petrus voor de deur staat. Maar Jezus’ leerlingen zeggen dat ze niet goed wijs is. Zij houdt vol, en dan zeggen ze: “Dan is het zijn engel.” Waarschijnlijk denken ze dan aan zijn beschermengel.

Deze persoonlijke engelen van de gelovigen zien voortdurend het gezicht van Jezus’ Vader in de hemelen. Er zijn verschillende soorten engelen, bijvoorbeeld serafs, cherubim en aartsengelen. De profeet Jesaja spreekt van serafs voor Gods troon. Die bedekken hun gezicht met één paar vleugels. Jezus zegt dat de persoonlijke engelen van de gelovigen steeds het gezicht van zijn Vader in de hemelen zien. Blijkbaar mogen die persoonlijke engelen wel Gods gezicht zien. Blijkbaar staan ze voortdurend in contact met God de Vader, elk over die ene gelovige aan wie ze persoonlijk zijn toevertrouwd.

Dat is een grote bemoediging als jij zo’n kleine gelovige bent. God waakt over je! Met zijn Zoon. Zijn Geest. Zijn engelen. En ook een persoonlijke engel.
En een aansporing: Blijf God zoeken door Jezus Christus.

Ik zei net al: Als God zijn kinderen zo intensief beschermt betekent dat niet dat hen geen nare dingen kunnen overkomen. Gelovigen kunnen ook verongelukken. Of kinderen op jonge leeftijd verliezen. Zulke dingen, daar zijn zij niet immuun voor. Het betekent ook niet dat hun engelen dan even niet opletten… Wel zullen Gods engelen hen dragen in Gods schoot.

Wij staan onder bescherming van de almachtige God. Laten we als ons erge dingen overkomen niet tegen Hem gaan schoppen, maar ook in alle vragen en onbegrip die we daarin ervaren bij Hem schuilen. Heer. Bescherm ons! Houd ons vast bij U!

We kijken ook naar wat maakt dat Jezus over deze engelen spreekt.

Het gaat in Matteus 18,10 niet over de vraag of wij een persoonlijke engel hebben die ons beschermt. Het gaat in Matteus 18 over de vraag of wij zelf opkomen voor de bescherming van elkaar!!

Gelovigen zijn kwetsbaar. Jezus waarschuwt voor aanvallen, verleidingen en beproevingen. Van buiten af en van binnen uit. In Matteus 18 gaat het over dat laatste. Over onveiligheid binnen de kerk. De bedreiging komt nota bene van Jezus’ eigen leerlingen. De kleine kring van de toekomstige leiders van de kerk. Jezus wijst hen terecht. We staan stil bij twee dingen die Hij hen leert.

1 Wees zelf een kleine gelovige.
Straks zal Jezus Koning zijn, openlijk en in majesteit. Jezus’ leerlingen maken zich druk over wie dan de grootste zal zijn. Die houding van Jezus’ leerlingen is een bedreiging voor de kerk. Als de leiders en de leden van de kerk alleen maar bezig zijn met hun eigen positie dan steken ze al hun tijd en energie daarin. Maar op die manier leven ze ten koste van elkaar. Onderlinge strijd verwoest kerken. De belangrijkste vraag in de kerk is niet: “Ben ik de grootste?”, maar: “Hoe vind ik Gods genade?” De belangrijkste beweging is niet naar ons toe, maar naar Jezus toe.

Als Jezus’ leerlingen vragen wie de grootste is roept Jezus een klein kind. Hij zet dat in hun midden. Hij zegt: “Als jullie je niet bekeren en worden als de kleine kinderen, dan gaan jullie het koninkrijk van de hemelen niet eens binnen!”
Als wij onszelf groot maken en niet klein bij Jezus komen die ons roept, dan zullen we straks buíten blijken te staan.

Jezus verlegt de aandacht. Zijn leerlingen denken aan binnen zijn en de posities daar: wie is de grootste? Jezus denkt aan binnen gáán en de strijd die dat kost: je eigen trots opgeven en jezelf klein maken. Jezelf vernederen als dat kind, dat gehoorzaam komt als Jezus roept, zonder voorwaarden en eigenbelang.

God stuurt zijn Zoon. Mensen staan voor de keus: Geef ik toe dat ook ik mezelf niet kan redden, maar dat alleen Hij mij kan redden? Geef ik mijn verzet en mijn trots op en vertrouw ik op Hem? Laat ik mij door Jézus weer bij God brengen?
Hier op deze aarde moet alle aandacht dáár naar uit gaan. Jezus doet niets anders dan mensen bij Vader terugbrengen. Dáár moeten ook Jezus’ leerlingen hun tijd in steken! En als er mensen zijn die zichzelf klein maken voor God en die hun vertrouwen op Jezus gaan stellen, dan moeten Jezus’ leerlingen hen niet als concurrenten zien, maar hen ontvangen in de Naam van Jezus!

Wees blij met elk mens dat zich klein aan Jezus gewonnen geeft!

Jezus leert zijn leerlingen nog iets:
2 Veracht kleine gelovigen niet.
Gelovigen hebben bescherming nodig. God beschermt hen. Ook door zijn engelen. Gelovigen worden aangevallen. Logisch. Ze horen bij Jezus. Een leerling is niet meer dan zijn Meester. Zonder Gods bescherming was er al lang geen gelovige meer geweest.

God zal wie zijn kleine gelovigen aanvallen dat betaald zetten. Niemand kan straffeloos kleine of geringe volgelingen van Jezus vermoorden. Het bloed van de martelaren roept. Het komt tot Gods troon.

*Er zullen verleidingen komen. Er zullen kinderen van God ten val komen. God beschermt zijn kinderen.
Belangrijk is ook dit: Gods bescherming betekent niet dat er nooit kinderen van God bij God vandaan zullen lopen. Er zijn ook verlóren zonen en dochters van God. Gods bescherming werkt nooit automatisch. Als een middel dat je immuun maakt voor aanvallen, ongeacht jouw eigen keuzes die je maakt in je leven.

God geeft ons een eigen verantwoordelijkheid. Wij kunnen er voor kiezen om God de Vader de rug toe te keren. We kunnen bij Hem en Jezus vandaan lopen. We kunnen de heilige Geest doven. Als we op die manier steeds verder bij God vandaan gaan dan is Gods beschérming niet gebrekkig. Het is niet zo dat Hij zelf of zijn engelen dan tijdelijk slapen. God slaapt nooit! Je mag ook altijd terug komen. Hij staat al op je te wachten!
Maar als wij steeds verder bij Hem vandaan gaan, dan is dat onze keus: wij láten ons niet door Hem beschermen. We lopen zelf uit de veilige setting bij Hem vandaan. Uit de kerk, uit de gemeenschap van gelovigen, we laten de Bijbel dicht en we luisteren niet meer naar Hem.
Aan Gods bescherming ligt het niet. We hebben zelf de goede keuzes te maken.

*In Matteus 18 gaat het over onze verantwoordelijkheid naar elkáár. Jezus zegt: “Wie een van deze kleinen die in Mij geloven van de goede weg afbrengt, die kan maar beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden en in de diepte verdrinken.” Zo erg is het voor God als we zijn kleine vertrouwelingen van Hem losweken. Ook al is het maar één!

Dat zegt Jezus tegen zijn eigen leerlingen! De latere leiders van de kerk! “Waak ervoor ook maar een van deze kleinen te verachten.” Letterlijk heeft Jezus het over júllie: “Kijk uit dat júllie niet een van deze kleinen verachten.”

Als je alleen maar aan jezelf denkt en met je eigen eer bezig bent dan kijk je zomaar op medegelovigen neer. Je maakt geen plek voor hen. Je drukt hen weg. Maar God zal jou wegdrukken.

God beschermt ons. Ook door zijn engelen. Zelfs met een persoonlijke engel voor iedere gelovige. Maar Jezus geeft ons ook de taak om elkáár te beschermen.

Gelovigen zijn mensen die klein hun vertrouwen op Jezus stellen. Hun geloof wordt elke dag op de proef gesteld. Laat leiders van de kerk en leden van de kerk daar niet aan meedoen! Maar hoe kunnen wij elkaar dan tot zonde verleiden? Jezus noemt in dat verband je hand, voet en oog als voorbeeld.

Denk aan je hand: Wat geef je jouw broeder en zuster? Zegen je hem of sla je hem? Vouw je samen je handen of wijs je hem bij Jezus vandaan? Geef je hem het goede of neem je dat van hem af? Help je hem daarmee in zijn geloof of breek je het af?
Denk aan je voet: Waar ga je naar toe? Loop jij op de weg van Gods wet en de weg van Jezus of ga je bij God vandaan? Welke uitwerking heeft de weg die jij gaat op jouw broeder en zuster?
Denk aan je oog: Waar kijk je naar? Wie en wat volg je met jouw ogen? Ook op internet en instagram? Wie neem je daarin mee? Waarin neem je ze mee? En hoe kijk je? Kijk je op je broeder en zuster neer? Kun je dat kind of die broeder of zuster wel wegkijken? Maar wat doet dat allemaal met hen?

God geeft ons als gelovigen verantwoordelijkheid voor elkaar! Het gaat om leven of dood: binnengaan in Gods Rijk of buiten blijven staan. Jezus zegt: “Kijk uit dat jullie niet een van die kleinen verachten, want Ik zeg jullie dat hun engelen in de hemelen voortdurend het gezicht van mijn Vader in de hemelen zien.”

De engelen in de hemelen zijn niet alleen beschermengelen voor de kleine gelovigen. Het zijn ook bedreigende engelen voor iedereen die deze kleine gelovigen aanzet om bij God vandaan te gaan! Als een van ons aan een van deze kleintjes komt, dan komt hij aan God en zijn heilige engelen. Dáár gaat Matteus 18 over!

Daar heeft de kerk van Christus een les mee te leren. Er zullen aanvallen en verleidingen zijn. Die horen erbij voor de gelovigen. Maar laat de kerk ervoor waken om daar zelf niet aan mee te doen.

Dat is een harde les midden in schandalen van zelfverrijking, misbruik en andere misstanden in de kerk. Overal waar zulke dingen spelen moet de kerk zich hartgrondig bekeren. En als wij persoonlijk aan zo’n houding en zulk gedrag meedoen hebben wij zelf schuld te belijden en ons om te keren.

God maakt zich vreselijk kwaad over ieder die aan zijn kleintjes komt. Vooral als zijn eigen gelovigen dat doen. Jezus zegt ook waarom dat zo is. In sommige handschriften is dat weggevallen. De NBV noemt het in een noot. Jezus zegt: “De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.”

Weet je nog van Jezus’ leerlingen die maar druk waren met wie van hen de grootste was? Maar Jezus is druk met mensen redden. Daarvoor is Hij gekomen. Om te redden wat verloren was. Daar sluit de taak die Hij zijn kerk geeft bij aan. Zij moet mensen naar Jézus brengen. Zodat ook die mensen zich door Jezus laten redden. En als er dan mensen zijn die zich klein aan Jezus toevertrouwen, dan moet de kerk het niet wagen om hen alsnog verloren te laten gaan. Maar dan heeft zij hen bij Jezus te bewaren. Wij hebben elkaar nodig. Wij hebben elkaar telkens weer mee te nemen naar Jezus toe.

Wij zijn vaak geen engelen in figuurlijke zin. We zullen ook geen engelen worden in letterlijke zin. Jezus wil ons wel inzetten als herders. Die samen met Hem op zoek gaan naar wat verloren is of dreigt te gaan. Steek daar je tijd en energie in. In Jezus’ Naam.
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.34: 1.2.3
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.34: 6
Gebed
Lezen: Matteus 18,1-20
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.91: 1.5
Tekst: Matteus 18,10
Preek
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.122: 1.2.3.4 [Kom uit de hemel tot ons neer.] [evt. op de melodie van Ps.134]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.119: 1.3.4 [De kerk van alle tijden]
Zegen