het goede nieuws van Gods koninkrijk (Matteus 9,35-38)

God stuurt zijn Zoon Jezus. In Jezus komt God de hoogste Koning heel dichtbij. God laat door Jezus zijn overmacht blijken! Gods overmacht over de duivel (Jezus drijft demonen uit), over de zonde (Jezus vergeeft zonden), over ziekte (Jezus geneest mensen van hun ziekten en kwalen) en over de dood (Jezus wekt mensen op uit de dood en staat zelf op uit de dood)! Wat is de bedoeling daarvan?

Preek over Matteus 9,35-38:
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Wanneer ben je uitgeput? Dan kan door verschillende oorzaken. Je kunt ook op verschillende manieren uitgeput zijn.
Als je een intensieve sportdag hebt gehad kun je lichamelijk uitgeput zijn.
Als je weken hard geleerd hebt voor je eindexamen kán je hoofd één grote brij zijn.
Als je elke dag moet overwerken kan dat je slopen en uiteindelijk een flinke burn-out bezorgen.
Als je koorts hebt kun je ook uitgeput raken. Je lichaam en je geest.
Als je als slaven onder dwangarbeid moet werken, dat is in veel opzichten slopend.
Als het geloof gebruikt wordt als een manier om elkaar de maat te nemen, daar kun je ook onderdoor gaan.

Jezus heeft het over mensen die uitgeput zijn als schapen zonder herder. Jezus heeft het ook over een oogst. Een grote oogst. Er zijn horden mensen die snakken naar een goede herder die hen leidt en weidt en die hen adem en heelheid geeft. Dat vind je door Jezus bij God! Jezus leert zijn leerlingen bidden. Vraag de Heer van de oogst. Vraag aan Gód of Hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.

Daar gaat de preek over:
SMEEK DE HEER VAN DE OOGST DAT HIJ MET KRACHT ARBEIDERS UITZENDT ZIJN OOGST IN!

We beginnen even bij het begin. Jezus doet wat Hij vanaf het begin van zijn werk steeds doet: Hij reist het land door, Hij slaat geen stad of dorp over. Hij geeft onderricht in de synagogen. Hij verkondigt het goede nieuws van Gods Koninkrijk. Hij geneest iedere ziekte en elke kwaal.

In Jezus’ verkondiging staat Gods Koninkrijk centraal. Het gaat over het Koninkrijk van de hemel of het Koninkrijk van God. Je kunt ook zeggen: het Koningscháp van God. God de Heer is Koning over het hele universum. De allerhoogste Koning en Heer. God regeert over hemel en aarde.

Er zijn ook tegenkrachten. Er is bijvoorbeeld een belangrijke engel. Goed geschapen, maar in de oertijd in opstand gekomen tegen God. Andere engelen nam hij mee in zijn val. Sinds die tijd is hij de grootste tegenstander van God. Satan met zijn demonen. Maar welke tegenkrachten er ook zijn in de zichtbare en de onzichtbare wereld, Gód regeert. Niemand kan Hem de baas. God heeft de overmacht. God heeft alle macht.

Wij, mensen, zijn door God gemaakt. God vraagt dat wij Hem als Koning erkénnen. Als Koning die het goede met ons voor heeft. Die zijn macht inzet om ons te beschermen. Die als Vader en als Herder voor ons zorgt. De koning wordt in de Bijbel ook vader genoemd en herder. Dat zegt iets over zijn zorg voor zijn onderdanen.

Als we God als Koning erkennen dan hebben we het goed. We zijn veilig. Hij roept ons tevoorschijn in hoe gaaf Hij ons gemaakt heeft. We leven van zijn zorg en zegen. Daar heeft God ons voor gemaakt, om zo met Hem te leven en het samen goed te hebben.

Gods tegenstander wil mensen bij God vandaan halen. Hij stuurt ze de leegte in. Bij God vandaan. Bij het leven vandaan. Het eerste mensenpaar liet zich verleiden. Ze volgden het voorbeeld van satan. Zij kwamen ook tegen God in opstand. Daarmee maakten ze zichzelf diep ongelukkig. Ze raakten gevangen in de macht van de duivel, in de opstand tegen God, ze werden onderworpen aan ziekte en dood. Daar is God niet minder Koning om. Hij is nog steeds de hoogste Heer. Maar pas als we Hem erkénnen dan worden we werkelijk vrij.

God belooft redding. Hij wil ons weer het echte geluk geven. Vrede en heelheid. Bij Hem. God stuurt zijn Zoon Jezus. In Jezus komt God zelf als Koning heel dichtbij. God laat door Jezus zijn overmacht blijken! Gods overmacht over de duivel (Jezus drijft demonen uit), over de zonde (Jezus vergeeft zonden), over ziekte (Jezus geneest mensen van hun ziekten en kwalen) en over de dood (Jezus wekt mensen op uit de dood)! Wat een Heelmeester is Hij!

Jezus genas elke ziekte en elke kwaal. Alles en iedereen moet buigen voor Hem en zijn gezag. Ook alle ziekte en kwaal moeten God erkennen als de sterkere. De bedoeling is natuurlijk dat wij zélf God erkennen als onze Koning, Vader en Heer! Het gaat er niet alleen om dat jouw kwáál buigt voor God, maar dat jíj buigt voor God en Hem Koning laat zijn. Over je hele leven! Zodat jij niet maar voor een stukje, maar helemáál heelheid vindt.

Er komen massa’s mensen op Jezus af. Met al hun zieken. Ze zoeken bevrijding, heelheid, gewoon dat je mens mag zijn in Gods schepping, kind bij God aan huis.

Als Jezus al die mensen ziet voelt Hij medelijden met hen. Dat is zwak uitgedrukt. Jezus wordt in zijn binnenste delen geraakt en bewogen als Hij hen ziet. Hoe zij er aan toe zijn dat raakt Hem enorm.

Matteus zegt ook wat Jezus zo raakt: de mensen zagen er uitgeput en hulpeloos uit. Letterlijk staat het er veel sterker: de mensen waren afgeranseld of voortdurend bestookt. En ze waren neergeduwd en daardoor lagen ze er hulpeloos bij.

Afgeranseld of bestookt. Ze worden dus lastig gevallen, gestalkt, getreiterd. Het leven is hen zuur gemaakt. Het gaat over het volk van God. Blijkbaar heeft Gods volk echt te lijden. Je waant je weer vroeger in Egypte met haar dwangarbeid.

De mensen zijn ook neergeduwd en liggen op apegapen. Er zijn mensen of dingen die hen wegdrukken, de adem ontnemen, klein willen houden. Stel je voor dat je een moestuin hebt met jonge planten. De plant ontkiemt, maar jij duwt hem steeds naar beneden. Of je legt er iets op. Dan zeg je eigenlijk: jij mag niet groeien en bloeien en vrucht dragen. Als je dat met een plantje doet, dan ligt het slap op de grond, het krijgt geen krachtige stengel en kan niet uitlopen. Zó worden deze mensen behandeld!

Wie of wat is daar verantwoordelijk voor? Jezus ziet wat de kwaal is: ze zijn als schapen zonder herder.

Dus het gebrek aan herders, of aan goede herders, dát zorgt ervoor dat Gods volk er zo slecht aan toe is! Maar Gód is toch hun Herder? Ja, maar dat is niet aan hen te merken.

Wat hier speelt, dat is waar Mozes bang voor was kort voor zijn dood. God zei tegen Mozes dat Mozes zou sterven. Toen zei Mozes dit: “Heer, God die aan al wat leeft de levensadem schenkt, geef iemand die het volk kan leiden, zodat het volk van de Heer niet wordt als een kudde schapen zonder herder.” (Numeri 27,17)

God stelt mensen aan als herders. Er zijn genoeg van zulke herders in de tijd dat Jezus als mens op aarde was. Maar blijkbaar brengen zij de mensen niet bij God, de goede Herder, maar leiden zij de mensen bij God vandaan. Daardoor mist Gods volk zorg en voeding, heelheid en leven.

Jezus zegt láter ook iets over zware lasten die het volk opgelegd worden. Daar zit ook dat neerduwen in. Dat hebben we gelezen in Matteus 23.
De Schriftgeleerden en de Farizeeën bundelen de wetten van God en de overleveringen van de mensen samen. Ze maken van die beide één groot en zwaar pakket. Dat pakket leggen ze de mensen op de schouders. Maar ze steken geen vinger uit om de mensen te helpen bij het dragen van die last.
Zij zijn de herders van Gods volk, maar ze denken niet aan de schapen en hoe het goed gaat met hén. Zij denken alleen zichzélf. Het gaat hen er alleen om dat de mensen hoog tegen hen op kijken.

Bij de religieuze leiders toen mocht je feitelijk niet mens zijn. Zij dwongen de mensen op de knieën voor hen, in plaats van dat ze samen met de mensen hun knieën bogen voor God. Blijkbaar zijn er niet alleen politieke dictaturen, maar ook religieuze dictaturen. Bij beide is er geen respect voor God de Heer als de hoogste Koning. Bij beide worden mensen onderdrukt en komt je mens zijn in de knel.

Niet alleen ziekten en kwalen maken ons minder mens en minder heel, ook politieke en religieuze dictaturen. Overal waar wij binnen of buiten de kerk niet Gods Koninkrijk voorop zetten maar onszelf, daar maken wij mensen minder mens. Alles waar wíj niet mens mogen zijn dat heeft te maken met dat Gód niet Koning mag zijn.

Wat wij nodig hebben is een echte herder. De goede Herder die God wel op de eerste plek laat staan. Jezus is die goede Herder. Hij vertelt overal dat Gód Koning is. Dat was zijn kernboodschap! En God laat door Jezus zijn overmacht als Koning zien. Alleen bij Jezus vinden we heelheid en weer echt mens worden. Jezus legt ons geen zware lasten op om ons naar beneden te duwen. Jezus zegt: “Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik jullie rust geven.” Jezus draagt onze last. Hij leert ons als kinderen van God de Koning te leven. Graag Gods wil doen. Als we aan Jezus verbonden zijn, dan zullen we zijn als planten die groeien, sterk zijn, bloeien en vrucht dragen.

Jezus kijkt om zich heen. Hij ziet al die mensen. Jezus kijkt naar mensen en hun diepste aanleg. Hoe ze door God gemaakt en bedoeld zijn. Hoe rusteloos ze zijn, tot ze rust vinden bij God. Er is zoveel geestelijke honger is deze wereld. Honger naar Gód. In dát verband zegt Jezus: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig.”

Jezus ziet een grote oogst! Blijkbaar zijn daar veel mensen die er helemaal klaar voor zijn om zich aan Jezus te geven! Maar wie zal al die mensen bij Jezus brengen? Daar zijn wérkers voor nodig. Arbeiders die door God worden gestuurd en die al die mensen meenemen naar Jezus.

Jezus zegt tegen zijn leerlingen: “Smeek de Heer van de oogst dat Hij arbeiders uitzendt zijn oogst in.” Letterlijk staat er: ‘dat Hij ze uitwérpt de oogst in’. Er zit kracht in: hier een arbeider, en daar één, en nóg één. De aarde smacht om zulke gezanten van God die alle mensen ophalen die God daar rijp voor heeft gemaakt. In dat proces zullen er ook ziekten zich gewonnen geven aan Jezus en zullen er demonen wijken. God is Koning! Maar het doel is dat ménsen zich gewonnen geven aan God en Jezus.

Meteen daarna zal Jezus als eerste twaalf van zijn leerlingen het land insturen om ook het goede nieuws te vertellen van God de Koning. En om dat te onderstrepen met tekenen van Gods Koningschap. In de kracht van de heilige Geest. Later stuurt Jezus 72 personen. En voordat Hij naar de hemel gaat geeft Hij zijn leerlingen de opdracht om overal het goede nieuws bekend te maken.

Maar het begint met bidden. Voordat die leerlingen gezonden worden moeten zij zelf ook bidden. En als ze gaan, dan staan de anderen biddend om hen heen.
Het begint met bidden tot de eigenaar van de oogst. God die arbeiders uitwerpt zijn oogst in. Dus je hebt wel arbeiders die mensen binnenhalen, maar Gód is de motor en de stuwende kracht! Die arbeiders gaan hard aan het werk, maar wat hen drijft is niet hún inzet, maar het verlangen van Gód.

En wat zij doen, dat is prachtig werk: zij hoeven alleen de oogst binnen te halen. Alles wat God zelf heeft voorbereid! De vraag voor de arbeiders is dus niet: Welke mensen moet ik overtuigen, zodat zij hun vertrouwen op Jezus gaan stellen? Maar de vraag is wel: Waar is Gód aan het werk? Welke mensen heeft Hij al met het gezicht naar Hem gezet? Wie hebben allemaal ontdekt dat ze alleen rust en heelheid vinden bij Jezus en God? Vader in de hemel, wie brengt U op mijn weg, waar U al lang mee bezig bent, die ik mag meenemen naar Jezus?
Amen

Liturgie middagdienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.145: 1.3.4.5
Gebed
Lezen: Matteus 9,35-10,1
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.408: 1.2.3.4.5.6 [Nu laat ons God de Here]
Lezen: Matteus 23,1-5a
Tekst: Matteus 9,35-38
Preek
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.78: 1.2.3.4 [Laat me in U blijven, groeien, bloeien]
Geloof: Gereformeerd Kerkboek Gez.161: 1.2.3.4 [Heer, U bent mijn leven, de grond waarop ik sta]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.434: 1.2.3.4.5 [Lof zij de Heer, de almachtige Koning]