Jezus brengt het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt. (Marcus 2,23-28)

Waarom zijn er wetten en regels? Kunnen er ook teveel wetten en regels zijn? Of te strak? Gods geboden zijn goed. Jezus brengt het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt.

Preek over Marcus 2,23-28:
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Waarom zijn er wetten en regels? Als je die vraag intoetst op internet, dan krijg je antwoorden als: *Omdat het anders een chaos wordt. *Omdat je moet weten wat je rechten en plichten zijn naar elkaar. *Zonder regels en wetten zou iedereen maar doen waar hij zin in had. *Regels en wetten zijn nodig om het zo goed mogelijk te kunnen hebben met z’n allen.

Dus: wetten en regels zijn er om de mens te beschermen. Goede regels knellen het leven niet af. Ze geven juist ruimte om in harmonie samen te leven.

Er kunnen ook teveel regels zijn. Denk aan klachten vanuit de zorgsector: we zijn zoveel tijd kwijt aan administratie en verslaglegging dat we aan onze cliënten zelf haast niet meer toekomen. Dan wordt de mens de dupe van regels, ook al zijn die goed bedoeld.

Regels kunnen ook te strak aangehaald worden. Denk aan een te strakke organisatie waarin geen ruimte is voor spontaniteit en waar elke creativiteit wordt doodgedrukt. Ook dan wordt de mens de dupe van regels, ook al zijn die goed bedoeld.

Vandaag kijken we naar een geschiedenis waarin Gods Zoon wordt aangevallen met een beroep op Gods wet. Jezus zou de wet overtreden. Maar Jezus schaft Gods geboden niet af. Jezus brengt juist het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt. Daar gaat de preek over. Het onderwerp van de preek is:
JEZUS BRENGT HET GOEDE LEVEN DAT GOD MET ZIJN GEBODEN BEDOELT.

Jezus is met zijn leerlingen op reis. Ze maken niet een zondagse wandeling. Het gaat hier over een reis. Jezus is bezig met zijn werk van verkondiging en genezing. Mensen moeten het goede nieuws horen van God die Koning is. Jezus is op weg naar een volgende plaats om daar het goede nieuws te brengen.

Het is sabbat. Mag Jezus wel werken op sabbat? De priester mag op sabbat werken. Jezus, de Zoon van God, mag dat zeker. Zijn werk als Priester, Profeet en Koning past helemaal bij de sabbat.

Het is sabbat. Mag Jezus wel reizen op sabbat? Op sabbat mag je reizen. Alleen bij het eerste dorp of de eerste stad waar je aankomt moet je halt houden. Rond elke stad en elk dorp is een rustgebied aangewezen. Daar áánkomen op sabbat mag. Vertrekken mag niet. Daarvoor moet je wachten tot de sabbat voorbij is.
Deze voorschriften zijn geen regels van God de Heer zelf. Die regels hebben de Joden erbij gemaakt. Met een goede bedoeling. Ze willen voorkómen dat mensen zo lang reizen op sabbat, dat ze niet meer toekomen aan de bedoeling van de sabbat: stilstaan van je dagelijkse werk en stilstaan bij God.

Blijkbaar wil Jezus niet naar het meest dichtbij gelegen dorp, maar naar een plaats verderop. Je kon wel vérder reizen dan het eerste dorp. Dan moest je de dorpen en steden mijden en door de landerijen gaan. Je passeerde dan de rustgebieden. Het lijkt er op dat Jezus die route volgt: langs de korenvelden.

Jezus’ leerlingen beginnen zich een weg te banen door het graan. Óf ze gaan dwars door het graan, óf ze gaan langs de rand van de akker. In het laatste geval groeit het graan tot aan de rand. De leerlingen moeten dan halmen opzij duwen en plat trappen om er langs te kunnen. Maar voordat ze dat doen halen ze eerst de graankorrels er uit. Dat mocht van God. God had gezegd: “Wanneer u door andermans korenveld loopt mag u wel aren plukken met de hand, maar niet de sikkel in zijn koren slaan.” Jezus’ leerlingen hebben honger, of trek. Logisch als ze op reis zijn. Ze plukken aren om de graankorrels daaruit op te eten.

Er zijn ook Farizeeën in de buurt. Wat moeten die daar op sabbat, in het veld, in de buurt van Jezus? Het antwoord is: ze hebben zich al eerder geïrriteerd aan Jezus. Nu houden ze Hem in de gaten.
De Farizeeën zien dat Jezus’ leerlingen aren plukken. Ze stappen op Jezus af en ze geven Hem een flinke waarschuwing. Ze zeggen: “Kijk eens! Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?” De Farizeeën houden Jezus als rabbi verantwoordelijk voor het gedrag van zijn leerlingen. Wat de leerlingen doen is volgens hen wettelijk niet toegestaan.

Jezus reageert op hun verwijt. Jezus herinnert hen aan David. Op een dag was David op reis met zijn mannen. Zijn mannen kregen honger. Ze hadden eten nodig. Dan konden ze hun reis met nieuwe energie voortzetten. David ging het huis van God binnen. De priester gaf David te eten van de toonbroden.
Die toonbroden waren twaalf broden, omdat Israël bestond uit twaalf stammen. Die broden lagen voor het aangezicht van God, om God te eren. Alleen de priesters mochten ervan eten. Toch gaf de priester ervan aan David om te eten. Blijkbaar was het toen ook sabbat. Op sabbat werden de broden vervangen door nieuwe. David en zijn mannen overtraden de wet, maar toch waren ze onschuldig.

David mag met zijn mannen van de toonbroden eten. Dan mogen Jezus’ leerlingen ook op sabbat aren plukken en de graankorrels eten. Volgens de evangelist Matteus zegt Jezus expliciet dat zijn leerlingen onschuldig zijn.

Jezus onderbouwt zijn reactie met twee argumenten.
Als eerste zegt Jezus: “De sabbat is gemaakt voor de mens, niet de mens voor de sabbat.” In deze geschiedenis gaat het concreet over de sabbat. Dat is een mooie illustratie bij het thema dat hier speelt: Jezus brengt het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt.

We gaan eerst kijken naar een stukje achtergrond. Dat is nodig om te begrijpen wat hier gebeurt. Waarvoor heeft God de sabbat gemaakt?

Over de oorsprong van de sabbat kom je meer te weten als je kijkt naar twee dingen: naar de schepping en naar de uittocht.
-God de Heer is de Schepper. In het begin schiep Hij de hemel en de aarde. Na zijn scheppingswerk rustte God op de zevende dag. Hij genoot van zijn schepping. Dat deed Hij niet alleen. De mens was bij Hem. De mens die Hij had gemaakt op de zesde dag. De eerste volle dag voor de mens was een rustdag. Van daaruit mocht hij het leven in. God laat meteen aan het begin zien wat zijn doel is voor de mens. Gods doel voor de mens is: samen met jouw Schepper genieten van Gods schepping en al Gods cadeaus, en vooral om als God en mens te genieten van elkaar.

-God de Heer is ook de grote Bevrijder. God redde zijn volk uit jarenlange slavernij en dwangarbeid in Egypte. Met sterke hand en gebalde vuist haalde Hij hen daar uit. Na de uittocht stelde God de Heer voor zijn volk de sabbat in als verplichte rustdag. Dat is als God zijn volk het manna geeft. Brood uit de hemel. Gods doel voor zijn volk is dit: Dat zij als Gods bevrijde volk leven. Het doel van de sabbat is dit: dat zij rusten van hun beroepsarbeid en dat ze rusten bij God. Dat ze op die manier elke keer opnieuw leren om samen met God leven in hartelijke verbondenheid, in liefde en trouw.

God stelt de sabbat in. Dat gebod heeft twee brandpunten: de rust van de Schepper en de vrijheid die Hij geeft. Maar kijk goed: vrijheid en rusten is bij God niet leeg. Wij mensen kunnen niet in een vacuüm leven. De vrijheid en rust die God met ons voor ogen heeft is gevuld. Het mooie is: die vrijheid en rust is gevuld met God zelf! Gods geboden zijn goed. Gods geboden zijn er voor de mens. Om te kunnen leven en openbloeien. Het gaat niet om: ik mag doen wat ik wil. Dan krijg je chaos en een onleefbare samenleving. Denk nog maar even aan wat mensen schrijven als reactie op de vraag waarom er wetten nodig zijn. Gods doel voor ons is niet: ik mag doen wat ik wil. Maar: ik kom tot mijn bestemming.

Bij regels en wetten horen geboden en verboden. Bij het sabbatsgebod geeft God ook verboden. Als verbod op de sabbat zegt God onder andere dit: jullie mogen niet werken. God noemt daar deze voorbeelden bij: je mag op die dag niet zaaien en oogsten; je mag ook niet vuur maken, koken en bakken. Die verboden geeft God aan zijn volk in het oude testament. Die verboden zijn niet negatief: wat mag je allemaal niet. Ze zijn juist positief. Ze helpen je om je te bepalen bij wat wel mag: je hebt pauze, je bent vrij, je mag rusten van je dagelijkse arbeid, je hebt alle tijd om stil te staan bij God.
De wekelijkse rustdag is een heerlijke dag. Je mag bij de Heer op adem komen. Vanuit die rust mag je de nieuwe week ingaan. Zoals het bij de schepping was, zo gaat het voortaan! God maakt je niet slaaf. God maakt je juist vrij. Vrij van slavernij. Vrij ook van altijd maar doorhollen in je werk.

Jezus brengt het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt. Dat zie je in de confrontatie met de Farizeeën waar we nu naar kijken. Jezus zegt: “De sabbat is gemaakt voor de mens, niet de mens voor de sabbat.” We hebben gekeken naar de achtergrond van de sabbat. Nu passen we Jezus’ woorden toe op de houding van de Farizeeën.

De sabbat is gemaakt voor de mens, niet de mens voor de sabbat. Blijkbaar hanteren de Farizeeën de sabbat op de laatste manier. Bij hen is de mens ondergeschikt aan de sabbat. Maar zo heeft God het nooit bedoeld. Jezus zegt: Als de mens de dupe wordt van de sabbat, dan klopt er iets niet aan hoe jullie de sabbat gebruiken. Daarmee kun je het verwijt van de Farizeeën toetsen: Gaat hun verwijt aan Jezus ten koste van de bedoeling van Gods wet of wordt Gods wet juist vervuld?

Jezus herinnert hen aan David. Die mag wel van de verboden toonbroden eten. Hij mag daarvan ook aan zijn mannen geven. Hoezo mag David in zijn geval met zijn mannen wel eten? Ze hebben honger. David is op de vlucht. Hij kan in die situatie niet normaal werken voor de kost. Zij kunnen door de week niet openlijk boodschappen doen. Moet je ze dan maar laten verhongeren? Hier is toch brood? Ja maar dat mogen jullie niet hebben. God heeft zelf gezegd dat dat brood alleen voor de priesters is. Maar moeten David en zijn mannen dan maar verzwakken of zelfs verhongeren? Dan gebruik je Gods gebod ten koste van het leven van de mens. Daarvoor gaf God zijn gebod niet.

Zo geldt het ook voor Jezus en zijn leerlingen. Jezus is niet op de vlucht. Hoewel Hij wel tegenstanders heeft die Hem op de hielen zitten. Maar Jezus is met zijn leerlingen op reis. Een werkreis, op weg naar hun volgende reisdoel. Jezus’ leerlingen hebben alles achtergelaten om Jezus te volgen. Zij kunnen tijdens hun reizen in dienst van Jezus niet normaal werken voor de kost. Ze zijn afhankelijk van wat ze krijgen. Jezus leidt ze langs een graanveld. Hier is voedsel! Mogen ze daar alleen naar kijken, zonder ervan te eten? Het is sabbat! Maar moeten ze dan maar honger lijden? Daarvoor heeft God zijn geboden niet gegeven. Dan gebruik je Gods gebod ten koste van het leven van de mens.

Hier komt nog iets bij. De Farizeeën zeggen dat Jezus’ leerlingen de wet overtreden. Het is verboden om op de sabbat aren te plukken om de graankorrels te eten. Het is de vraag of dat een gebod van God zelf is, of een toegevoegd gebod van mensen. God had verboden om op sabbat te oogsten, te koken en te bakken. Het verbod van aren plukken om het graan er uit te eten kan ook later door de Joden toegevoegd zijn.

In elk geval leren we dit: Je kunt te strak omgaan met Gods geboden. Dat is als die geboden een doel op zichzelf worden, in plaats van dat de Gever van de geboden het doel is. Te strak. Dat is als je het mens zijn zoals God dat bedoeld heeft beknot. Niet het mens zijn dat wij ideaal vinden. Dat wisselt per tijd en cultuur. Maar het mens zijn zoals Gód het bedoeld heeft. Dat inperken van het mens zijn kan zéker door zelf toegevoegde mensenregels.

Jezus brengt het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt. Dat zie je in de confrontatie met de Farizeeën waar we nu naar kijken. Er is meer aan de hand dan een te strak omgaan met Gods geboden. Jezus kiest een veelzeggend voorbeeld. Over koning David in een bijzondere situatie. Er zijn belangrijke parallellen tussen David toen en daar en Jezus hier en nu in Marcus 2. Daarmee leert Jezus de Farizeeën ook een les. Die les is meer impliciet, maar niet minder belangrijk.

De sabbat is gemaakt voor de mens. Daarbij mag je ook denken aan Jezus, de mens bij uitstek! Jezus is het doel van de sabbat. De sabbat wijst heen naar Hem! Paulus zegt in Kolossenzen 2,16-17: “Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat. Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is Christus.”

De vraag is niet alleen of je de sabbat gebruikt ten koste van mensen. De vraag is ook of je de sabbat gebruikt ten koste van Jézus!

Denk maar aan David. David krijgt met zijn mannen van de toonbroden te eten. David is niet zomaar op reis. David is op de vlucht. God heeft David laten zalven tot koning. Op dat moment is Saul nog koning. Saul is vastbesloten om David te doden. Dat is kort daarvoor pijnlijk duidelijk geworden. Daarom is David op de vlucht geslagen. Het is Gods wil dat David koning wordt over Gods volk!
Wat moet de priester doen? Moet hij aan de kant van Saul gaan staan en David de toonbroden weigeren? Dan weigert hij volgens de wet van God correct. Maar dan handelt hij ook ten koste van Gods gezalfde! En daarmee ten koste van Gods eigen volk. Als je David laat verhongeren dan onthoud je Gods volk de nieuwe herder. Dan vindt Gods volk nooit ‘rust en groene weiden’.
Zie je dat? Als je zegt: “Jij mag niet van de toonbroden eten”, dan kom je uiterlijk gezien op voor de sabbat, maar in feite houd je mensen tegen om de echte sabbatsrust te vinden. Via de herder die God heeft aangewezen.
Wat moet de priester doen? Als Hij de wil van God doet, dan gaat hij aan de kant van Dávid staan. Hij moet David beschermen tegen de moordplannen van Saul. Hij mag daar zelfs dat brood voor gebruiken. Want God heeft David gezalfd tot koning voor zijn volk.

Hier ligt een belangrijke lijn naar Jezus en zijn leerlingen. Jezus is niet op de vlucht. Hij wordt wel bedreigd door de Farizeeën. De religieuze leiders. Zij zoeken een aanklacht tegen Hem. Ze staan Hem naar het leven. Gods eigen Zoon! Wat wil God? God is Koning. Jezus is Gods Gezalfde. God wil Jezus Koning maken. Van het Koninkrijk van God. De Farizeeën keren zich tegen Gods Gezalfde. Zij moeten zich daarvan bekeren. Het lijkt alsof ze opkomen voor God en zijn wil en bedoeling: Heilig de sabbat. Maar in feite gebruiken de Farizeeën de sabbatswetten, of zelfs eigen gemaakte mensenregels daarbij, ten koste van Gods Zoon. Jezus is op dat moment aan het werk. Op reis. Om in een volgende plaats het goede nieuws te brengen. Zijn leerlingen staan in zijn dienst. Als je mensen bij Jezus vandaan houdt, dan onthoud je die mensen de goede herder! God wil dat niet, maar God zegt: Geef Jezus en zijn leerlingen juist de ruimte!

Ook hier ligt een belangrijke les: Gods geboden zijn goed. Toegevoegde mensenregels kunnen een ondersteuning daarbij zijn. Maar denk goed na bij wat je zegt en doet. Je kunt zelfs Gods eigen geboden gebruiken om je tégen God en Jezus te verzetten! Dat kan zeker door zelf toegevoegde mensenregels.

Jezus brengt het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt. Jezus noemt een tweede argument. Hij zegt: “Dus is de Zoon van de mens ook heer en meester over de sabbat.”

Jezus is Heer van de sabbat. Hij heeft de zeggenschap. Wat David mag, dat mag Jezus zeker. Jezus is meer dan David. Wat de hogepriester mag, dat mag Jezus zeker. Jezus is meer dan Abjatar, of wie toen maar hogepriester was. Jezus is ook meer dan de sabbat. Hij is Heer van hemel en aarde. Van de wind en de zee. Ook van de sabbat.

Met deze woorden verschuift Jezus expliciet de aandacht ván de sabbat náár zichzelf. In zijn vorige argument was dit impliciet: wie is die mens voor wie de sabbat gemaakt is? Nu zegt Hij het met zoveel woorden. Het gaat niet om de sabbat, het gaat om Mij. Ook in dit conflict met jullie als Farizeeën gaat het niet om de sabbat, maar het gaat om wie Ik ben!

Gód is de Heer van de sabbat. God heeft de sabbat ingesteld. God bepaalt wat wel en niet op de sabbat mag. Nu komt Jezus en Hij zegt: “Ik ben Heer over de sabbat. Ik bepaal wat wel en niet op de sabbat mag.” Jezus claimt dat Hij zelf God is!

De Farizeeën ergeren zich mateloos. Een week later is Jezus op sabbat in de synagoge van Kafarnaüm. De Farizeeën letten op of Jezus weer een fout begaat. Dan kunnen ze Hem in staat van beschuldiging stellen. Als Jezus laat zien dat Hij juist goed komt doen, durven ze Hem niet ter plekke aanklagen. Ze lopen wel weg en ze maken plannen om Jezus om te brengen. Jezus moet dood! Wat reageren ze fel. Die felle reactie heeft alles te maken met Jezus’ claim: Ik ben de Heer van de sabbat.

Er is een verbondenheid tussen de sabbat en de Heer van de sabbat. God de Schepper heeft de mens gemaakt. God wil de mens in de vrijheid zetten om samen met Hem te leven. Gods geboden markeren de ruimte waarin dat mogelijk is: niet als mensen leven ten koste van elkaar, maar samen met God en vanuit God ook in harmonie met elkaar.

Jezus is de Zoon van de mens. De tweede Adam. De Mens bij uitstek. Door Jezus herstelt God zijn bedoeling met de mens. Juist op het punt van de sabbat komt dat mooi uit. Denk aan Gods doel met de sabbat: De sabbat is ingesteld om stil te staan van je dagelijkse beroepsarbeid en om stil te staan bij God en rust te vinden bij Hem. Om dat te krijgen moet je bij Jezus zijn! Jézus brengt je bij God en in de rust die God belooft! Jézus brengt het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt.

Waarom zijn er wetten en regels? Anders kan iedereen doen wat hij maar wil. Ook ten koste van elkaar. Wetten en regels zijn er om de mens te beschermen. Wil je samenleven dan kun je niet zonder regels.

Er is wel een probleem. Wij, mensen, gaan vaak verkeerd met regels om. Met Gods geboden en regels. Ook met regels die wij, mensen, erbij gemaakt hebben. Wat blijkt? Wetten en regels op zich garanderen geen betere samenleving. Daarvoor zitten wij uit onszelf veel te vast aan ons ego.

Daarom stuurde God Jezus. Die leert ons hoe we wel in harmonie kunnen samenleven. Wil je echt vrij zijn? Wil je echt rust? Echt samenleven? Ga dan naar Jezus! Hij maakt je niet vrij van Gods geboden. Hij brengt wel het goede leven dat God met zijn geboden bedoelt. Hij is zelf het goede dat God aan ons wil geven!
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.92: 1.2
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.92: 3.7.8
Gebed
Lezen: 1 Samuel 21,1-7
Lezen: Marcus 2,23-3,6
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.67: 1.2.3 [Jezus heeft het hemelleven]
Tekst: Marcus 2,23-28
Preek
Zingen: Nieuw Liedboek voor de Kerken 119a: 1.2.3.4 [Uw woord omvat mijn leven]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.221: 1.2.3 [nieuwe berijming: Goedemorgen, eerste van de dagen]
Zegen