Jezus geeft een verstotene weer een plek bij God en onder de mensen. (Marcus 1,40-45)

Heb je wel eens gehoord van de onaanraakbaren? Die uitdrukking wordt gebruikt voor de Dalits in India. Zij behoren niet tot een van de sociale standen van het kastenstelsel. Zij bungelen er onder aan. Zij zijn de uitgeslotenen. Volgens de wet niet. In de praktijk vaak nog wel.

Preek over Marcus 1,40-45:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

In India bestaat een kastenstelsel. Dat wil zeggen: in het hindoeïsme in India. Een kastenstelsel  is een indeling van mensen in standen. Er zijn vier kasten.

De brahmanen vormen de hoogste kaste. De belangrijkste. Mensen kunnen niet wisselen van kaste. Ben je geboren in een lage kaste, dan kun je nooit opschuiven naar een hogere. En andersom. Mensen uit een hogere kaste moeten officieel wel zorg dragen voor mensen uit een lagere kaste.

Onder de laagste kaste is nog een extra groep. Dat zijn de mensen zonder kaste. Dat zijn de armste mensen. Ze zullen altijd zonder kaste blijven. Ze zijn veracht en verguist. Ze heten Dalits. Dat betekent uitgeslotenen. Ze worden ook wel de onaanraakbaren genoemd. 16% van de bevolking in India is Dalit. Tegenwoordig zijn er projecten om hun kinderen onderwijs te geven. De overheid wil verbetering brengen in hun situatie. Maar ze worden in de praktijk nog veel buitengesloten. De wil is er wel, maar de praktijk is weerbarstig. Zo gaat dat vaak bij ons, mensen.

Vandaag kijken we naar een melaatse die bij Jezus komt en wat Jezus zegt en doet. Een melaatse is ook een soort onaanraakbare.
Het onderwerp van de preek is: JEZUS GEEFT EEN VERSTOTENE WEER EEN PLEK BIJ GOD EN ONDER DE MENSEN.

Melaatsheid in de Bijbel is niet hetzelfde als wat wij vandaag lepra noemen. De Bijbel geeft verschillende vormen van melaatsheid aan. Er is geen sprake van vingers die afsterven. Wel van plekken op je huid. Het is een ernstige huidziekte. De nieuwe Bijbelvertaling zegt: huidvraat. Ik gebruik in de preek het woord ‘melaatse’. Als je daarbij maar bedenkt dat melaatsheid in de Bijbel geen lepra is.

God de Heer had door Mozes zijn wetten aan zijn volk gegeven. In zijn voorschriften had God gezegd: iemand die melaats is geldt als onrein. Onrein is iets anders dan ziek of besmettelijk. Melaatsheid was de enige ziekte die mensen onrein maakte. Het belangrijkste van onrein zijn is dat mensen niet in de tempel bij God mochten komen. In de voorhof. Het was voor hen verboden om mee te doen met de eredienst. Eigenlijk was het een soort van censuur. Vandaag zouden we zeggen: een soort afhouding van het avondmaal.

Soms was melaatsheid een straf van God. Denk aan Mirjam die ging concurreren met haar jongere broer Mozes. Denk aan Gehazi die met leugens geschenken van Naäman uit Syrië aannam. Maar niet elke melaatse had zijn ziekte te wijten aan zonde. Toch had God de Heer bij déze ziekte een tuchtmaatregel bepaald. Het oude testament noemt melaatsheid ook wel: de slag. Daarbij dachten mensen aan Gods slaande hand. Melaatsheid was niet alleen een nare ziekte. De consequenties ervan waren ook heel groot. Ik zei al: Het was verboden om in de tempel te komen en mee te doen aan de eredienst. Melaatsen mochten ook niet in de stad komen. Ze moesten in gescheurde kleren lopen. Met loshangend hoofdhaar. Mannen moesten hun baard en snor bedekken. Melaatsen moesten roepen: “Onrein! Onrein!”

Als iemand melaats was dan moest die bij de priester gebracht worden. De priester moest vaststellen of hij echt melaats was. Eventueel moest hij na een quarantaine kijken of de ziekte zich uitgebreid had of verdwenen was. Als de ziekte verdwenen was, dan moest de priester die persoon rein verklaren. Dat deed hij na een uitgebreid reinigingsritueel.

Iemand die melaats was had meer dan een nare ziekte. Vanwege Gods voorschrift was hij ook onrein. Die onreinheid was eigenlijk een diepere kwaal dan zijn ziekte. Niet alleen zijn huid was aangetast. Zijn leven met God en met zijn medemensen was aangetast. Melaatsen kregen te maken met een ziekte én een censuur én een isolement. Als een soort onaanraakbaren. Buitengesloten. In elk geval zolang hun ziekte duurde. De mens met huidvraat was niet alleen zelf onrein. Wie hem aanraakte werd daarmee ook onrein.

Er komt een man bij Jezus. De man lijdt aan de gevreesde huidvraat. Hij mag niet in de stad komen. Maar hij komt uit zijn isolement. Hij zoekt Jezus op. Die man durft wel! Hij zal zich de woede van veel mensen op de hals halen.

Deze man heeft diep ontzag voor Jezus. Hij smeekt. Hij valt voor Jezus op zijn knieën. Hij vertrouwt Jezus. Hij zegt: “U kunt me reinigen.” “Als U het wilt, dan kunt U het!”

Maar deze man mág helemaal niet onder de mensen komen. Om zijn ziekte. Met eventueel besmettingsgevaar. Sommige van de genoemde huidziekten waren besmettelijk. Maar de belangrijkste reden dat deze man in isolement moest leven was Gods verbod. Niet zijn ziekte, maar zijn onreinheid zorgde voor dat isolement.

Jezus kan maar op één manier reageren. Als Jezus ontzag voor God heeft, dan wordt Hij woedend: “Wegwezen jij! Jij mag hier helemaal niet komen!” Er stáát ook dat Jezus woedend wordt. In vers 43 staat: “Jezus stuurde hem weg met een ernstige waarschuwing.” Letterlijk staat er dat Jezus ging snuiven als een briesend paard en dat Hij de man meteen wegstuurde. Dat woord voor snuiven wordt ook bij mensen gebruikt. Dan gaat het over mensen die woedend zijn.

Maar die man kan er toch niks aan doen dat hij huidvraat heeft? Dat klopt. Die huidvraat is een symbool en herinnering voor ons allemáál: ik heb ook geen recht om bij God te komen! Als mensen mijn onreinheid zien, wie zou mij dan nog durven aanraken of zelfs in mijn buurt durven komen?

Dat brengt ons bij een wezenlijke vraag: Wie kan ons ooit van onze onreinheid af helpen? Zodat we toch bij God kunnen komen? En zodat we toch met elkaar om kunnen gaan?… Niemand kan dat. Behalve één. Juist daarvoor is Jézus gekomen! Jezus komt mensen van hun onreinheid af helpen. Hoe Hij dat doet, dat leren we in de geschiedenis waar we nu naar kijken. Niet alleen dát Hij dat doet, maar ook hóe.

Er komt een man met huidvraat bij Jezus. Hij valt op zijn knieën voor Jezus. Hij smeekt Hem om hem te reinigen. Niet alleen dat zijn melaatsheid weg is. Maar dat hij weer rein is. Dat zijn status van onaanraakbaarheid wordt opgeheven!

Jezus wordt diep van binnen met ontferming bewogen. God ziet ons in onze diepste noden. Door Jezus laat God zien wat Hij met mensen wil!

Jezus steekt zijn hand uit. Jezus raakt de man aan. Jezus zegt: “Ik wil het, word rein.” Meteen verlaat de huidvraat de man. Hij wordt gereinigd. Jezus heeft de macht om zijn onreinheid van hem weg te nemen én de kwaal waardóór hij onrein is.

De man zei tegen Jezus: “Als U wilt, dan kúnt U me rein maken.” Jezus zei: “Ik wil het, word rein!” De man wordt meteen rein. De man én Jezus hebben het allebei niet over genezing, maar over reiniging. Weet je nog? Die diepere kwaal. Jezus geeft deze man weer een vrije toegang tot God!

Ik weet niet hoe jij dat beleeft, maar ik voel dat als een verademing. Gods doel voor ons is niet volledige lichamelijke of psychische gezondheid op deze aarde. Ik mag er naar verlangen. Maar ik hoef me daar niet door te laten afmatten. Alsof ik het wezenlijke en existentiële in het leven mis als ik die dingen niet heb of niet meer heb. Er zijn andere dingen die pas echt basaal zijn in mijn leven. Dat is of ik van Jezus ben! Wat een opluchting. Zo kan ik, ook in ziekte en gebreken, gewoon echt als mens leven. Alles kan me afgenomen worden. Ook mijn gezondheid. Maar niemand kan me van Jezus afpakken.

Jezus laat niet alleen zien dát hij mensen rein maakt, maar ook hóe Hij dat doet. Dat laatste daar kijken we nu naar. Dat Jezus deze man met huidvraat aanraakt gaat erg ver. Een melaatse is onrein. Wie een melaatse aanraakt wordt zelf ook onrein. Vroeger dacht ik: Jezus is zo zuiver, Hij wordt niet onrein. Maar dat staat er niet. Als Jezus deze man aanraakt, dan weten alle Joden: nu is Jezus onrein! Jezus mag zo niet in de tempel komen. Bij God. Totdat Hij weer rein is mag Hij niet meedoen aan de eredienst.

In dit Bijbelgedeelte staat niet dat Jezus rein blijft. Er staat wel dat de man wordt gereinigd. Dat laatste kunnen de mensen zien: de oorzaak van zijn onreinheid is op slag weg. Zijn huidvraat is verdwenen.

Ik hoop dat je ziet hoeveel hier gebeurt. Deze man mág helemaal niet onder de mensen komen. Hij staat onder censuur. Hij is niet alleen melaats. Hij is ook onrein. Jezus zal hem wegsturen. Maar eerst gaat Jezus hem reinigen. Dat doet Jezus op een heel bijzondere manier: Jezus raakt hem aan. Jezus wordt onrein. De man wordt rein. Eigenlijk doet Jezus dit: Jezus maakt deze onreine man rein door zijn onreinheid van hem over te nemen!!

Meteen na de reiniging snuift Jezus van woede. Hij stuurt de man weg. Hij mág hier helemaal niet komen. Ook niet als zijn huidvraat weg is. Deze man moet eerst naar de priester. De priester moet vaststellen dat de huidvraat weg is. Daarna moet hij de man een reinigingsritueel laten ondergaan. Dan moet hij hem rein verklaren. Pas daarná mag de man weer in de tempel bij God komen en in de stad onder de mensen.

De man moet bij de priester langs. Dat is een getuigenis voor de mensen. Niet voor die ene priester. Maar voor hen, meervoud, voor de ménsen.

De reiniging door Jezus heeft een officiële bevestiging nodig. Eerst moet de man naar de priester. Tot zolang moet hij zwijgen. Als de man daarná vertelt van het wonder, dan kan hij meteen het getuigenis van de priester erbij vertellen: “Ook de priester heeft mij rein verklaard. Hij kon daar niet onderuit, want de huidvraat was echt helemaal weg.” Als die man dat kan zeggen, daar wordt zijn getuigenis alleen maar sterker van.

De man gaat weg. Hij begint alles steeds bekend te maken en het goede nieuws steeds te verspreiden. Het lijkt alsof hij metéén overal vertelt wat er gebeurd is. Toch ligt dat niet voor de hand. Deze man had diep respect voor Jezus! En hij vertelde álles. Dus ook van Jezus’ opdracht om naar de priester te gaan. Maar als hij nog niet bij de priester was geweest, dan zouden de mensen maken dat ze wegkwamen. Pas ná het bezoek aan de priester mochten ze contact met hem hebben. Nu luisteren de mensen wél naar hem. Er ontstaat nog veel meer belangstelling voor Jezus. Dat betekent dat de man toch eerst naar de priester is gegaan. Jezus’ verbod om te spreken gaat over de volgorde: de man mag pas vertellen wat er gebeurd is nádat hij bij de priester is geweest.

De gevolgen zijn groot. Voor Jézus! Hij kan geen stad meer fatsoenlijk binnen komen. Een groot contrast. De man met huidvraat is gereinigd en na zijn bezoek aan de priester rein verklaard. Hij mag de stad weer in. Jezus kan de stad niet meer in. Het probleem is de grote aandacht en toeloop van mensen. Het is tekenend dat Jezus de stad niet meer in kan. Die melaatse wel, Jezus niet. De rollen zijn omgedraaid!

Jezus neemt op die manier niet alleen de onreinheid op zich, maar ook de consequenties van onreinheid. Dat is tekenend voor Jezus! Juist daarvoor is Hij gekomen. Om onze onreinheid op zich te nemen. Van ons over te nemen. Met álle gevolgen vandien. Van het vervreemd zijn van God en het niet bij Hem mogen komen. Ook van alle sociale intermenselijke gebrokenheid. Jézus moet zich buiten de stad ophouden. Op eenzame plaatsen. Weg van God en van mensen.

Denk nog eens aan de Dalits of de onaanraakbaren. Denk aan mensen die helemaal buiten de samenleving staan. Dat kan om veel redenen. ‘Jij bent te vies om aan te raken. Jij bent te arm. Jij bent minder dan de laagste kaste. Jij bent te vreemd om vrienden te hebben. Jij bent zo slecht dat iedereen je mijdt.’ En welke groepen wij maar tot onaanraakbaren maken.

Maar Jezus zoekt zulke mensen op. Jezus trekt ook steeds slechte mensen aan. Daar zit een boodschap in: om wat voor reden je ook door mensen buitengesloten bent, God zoekt ook jou, door Jezus. Jézus laat zich buiten sluiten. Uiteindelijk zal Jezus sterven aan een kruis. Buiten de poort heeft Jezus geleden! Dat kwam Hij ook voor jou doen!

Denk eens aan het begin. Het eerste mensenpaar in het Paradijs. De mens brak met God die hem gemaakt had. Toen werd de mens als straf verbannen uit de Tegenwoordigheid van God. Mensen met huidvraat waren in het oude testament levende tekens van die verbanning.

Maar hier is Jezus. Hij laat zichzelf buitensluiten. Hij maakt plaats voor ons. Door Hem mogen wij wél weer bij God komen. Jezus liet zich buiten sluiten om jou in zijn armen te kunnen sluiten als Hij weer terug is bij zijn Vader!

Als Jezus dát doet is er uitzicht. Niet alleen voor deze ene man die weer bij God mag komen, en in de stad en onder de mensen. Ook voor ons! Door deze Jezus kun jij weer vrij bij God komen. God maakt jou rein. Dat doet God door jouw onreinheid op Jezus te leggen. Dan kun jij weer vrij onder de mensen komen.

Ben je dan geen zondaar meer? Echt wel. Maar God zorgt er zelf voor dat je weer bij Gód mag komen. God maakt je rein door Jezus. God maakt je gaaf. Je wordt een nieuw mens. En dan, in een proces van levenslang leren, mag je dat hier op aarde al beginnen uit te stralen. Dat doet Gód door jou heen.

De mensen blijven Jezus opzoeken. Voortdurend van alle kant.  Logisch: iemand die mensen van hun onreinheid af kan helpen trekt mensen aan.

Wat is ónze taak? Kijk daarvoor naar de opdracht die Jezus geeft aan de man die Hij gereinigd heeft. Deze man moet eerst naar de priester. Daarna mag hij getuigen van wat Jezus aan hem heeft gedaan.

Die route wijst Jezus ook ons. Jezus neemt onze onreinheid van ons over. Jezus stuurt ons naar de priester. Om precies te zijn: naar de hoogste priester. Dat is Jezus zelf. Als we bij Jezus geweest zijn, dán kunnen we onder de mensen komen. Dan komen we met een sterk getuigenis: van de ontferming en de gratie die Hij ons bewees.

Geef die ontferming door. Jézus’ ontferming. Gewoon naar de mensen om je heen. En vergeet dan niet de mensen die overal buitengesloten zijn of worden.

Zoek mensen op, daar waar ze zijn. Ook al is dat midden in ellende. Ook al wil niemand met hen te maken hebben. Ook niet op school, in de kerk, en op jouw werk. God wil jou gebruiken om ook hen in aanraking te brengen met Jezus.

Amen

Liturgie morgendienst:

Votum en groet

Zingen: Opw.715 [Wat hou ik van uw huis] (Psalmen voor Nu, Psalm 84)

Wet

Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.156: 1.2.3.4 [Heer ik kom tot U, hoor naar mijn gebed]

Gebed

Lezen: Marcus 1,35-45

Lezen: Leviticus 13,1-3. 21-22. 45-46

Lezen: Leviticus 14,17-20

Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.42: 4.7

Tekst: Marcus 1,40-45

Preek

Luisterlied: God help the outcasts. https://www.youtube.com/watch?v=MEEpavnk7Uw

Alternatief: Zingen: Nieuw Liedboek voor de Kerken 911: 1.2.3.4.5 [Rots waaruit het leven welt]

Dankgebed en voorbede

Collecte

Zingen: Opw.167: 1.2.3 [Samen in de Naam van Jezus]

Zegen