Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid. (Lucas 10,25-37)

Hoe ziet barmhartigheid er uit? Bij wie kun je dat beter leren dan bij Jezus? Hij is het gezicht van Gods barmhartigheid (uitspraak van paus Franciscus). Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid. Lees maar verder.

preek over Lucas 10,25-37:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

“Wie is mijn naaste?” Dat vraagt een wetgeleerde. Jezus draait de vraag om: “Voor wie ben jij een naaste?” We gaan kijken naar een filmpje dat daar over gaat. http://www.opkijken.nl/de-man-in-de-put/

Jezus is Gods Zoon die afdaalt in de put om ons daar uit te halen.


Onderwerp: JEZUS GEEFT EEN VOORBEELD VAN BARMHARTIGHEID.

Barmhartigheid heeft te maken met je naaste.
In het gewone dagelijkse leven kom je het woord ‘naaste’ niet vaak tegen. Bijvoorbeeld op je werk of op tv. Het woord ‘naaste’ komt uit de Bijbel. Het wordt vooral gebruikt door christenen. Bijvoorbeeld in het samengestelde woord ‘naastenliefde’.

In het woord ‘naaste’ zit het woord ‘naast’. Naast is dichtbij. Een naaste is iemand die dichtbij is. Iemand als bijvoorbeeld je buurman. Je naasten zijn mensen die God op je weg plaatst. Ook mensen die je zelf niet hebt uitgekozen. Je kunt bij mensen die zo dichtbij je staan denken aan bijvoorbeeld mensen uit je gezin, je familie, de familie van je kerkgemeenschap, je buren, je klasgenoten, je collega’s of mensen van je sportclub.

Je naaste. Dat begint altijd dicht bij huis. Het sluit je verre naaste niet uit. Denk aan de christelijke organisatie De Verre Naasten. Zij ondersteunt kerken in Nederland bij de uitvoering van hun missionwerk wereldwijd.

Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid. We kijken naar een aantal kanten die Jezus belicht. Barmhartigheid is: Loop niet met een boog om mensen heen.

Een man gaat op reis. Hij gaat van Jeruzalem naar Jericho. Het gebied tussen die twee steden was in die tijd vrij eenzaam en verlaten. De weg werd gebruikt door pelgrims, handelaren, soldaten, priesters en Levieten. Rovers kenden deze weg ook.

Jezus vertelt een verhaal van een man die op die weg wordt overvállen door rovers. De rovers trekken hem zijn kleren uit. Blijkbaar kunnen ze daar ook aan verdienen. Ze mishandelen hem en laten hem halfdood liggen. De man kan zelf geen hulp halen. Hij is overgeleverd aan de hulp van een ander.

Een priester komt voorbij. De priesters waren ingedeeld in 24 klassen. Die klassen hadden om de beurt een week dienst, van sabbat tot sabbat. Blijkbaar zit de dienstweek van deze priester er op. Hij ziet de man. Als hij de man ziet liggen dan gaat hij aan de overkant van de weg lopen. Zo loopt hij hem voorbij. De priester loopt dus met een boog om hem heen.

Een Leviet komt voorbij. Blijkbaar zit hij ook in de verlofperiode van zijn werk. Hij is op weg naar huis. De Leviet ziet de man ook liggen. Hij doet precies hetzelfde als de priester: Hij gaat aan de overkant van de weg lopen. Hij loopt met een boog om de man heen.

De priester en de Leviet zien de man wel. Hij is gewond. Hij heeft hulp nodig. Hij is halfdood. Straks gaat hij nog helemaal dood. Maar de priester en de Leviet gaan niet naar hem toe. Ze gaan juist bij hem vandaan. Ze bekommeren zich niet om hem, maar laten hem halfdood liggen.

Hier is het goed om even te kijken naar de achtergrond van het verhaal dat Jezus vertelt. Jezus komt niet zomaar met een voorbeeld van barmhartigheid. Jezus reageert op de vraag van een wetgeleerde. De wetgeleerde komt uit de kring van Farizeeën en wetgeleerden. Hij komt niet blanco bij Jezus. In het verleden zijn er meerdere botsingen tussen hen en Jezus geweest.

Dat heeft te maken met hoe de Farizeeën en wetgeleerden tegen mensen aankijken. Zij delen mensen in in groepen. Ook de mensen van Gods eigen volk. Ze zeggen van zichzelf dat ze goed en vroom zijn. Dat zij zich trouw houden aan de wet van God. Ze denken: God mag wel blij zijn met ons. Tegelijk geven ze op andere mensen af. Van de Farizeeën komt de uitdrukking: “De massa die de wet niet kent, vervloekt zijn ze.”
Farizeeën en wetgeleerden moeten helemáál niks hebben van mensen die bekend staan om een slecht leven. Collaborateurs en overspelplegers bijvoorbeeld. In Lucas 5 mopperen Farizeeën en Schiftgeleerden of wetgeleerden dat Jezus eet met tollenaars en zondaars. In Lucas 7 heeft een Farizeeër commentaar op Jezus wanneer Hij een zondige vrouw met compassie tegemoet treedt.

Als je jezelf op die manier tegenover anderen zet, dan kweek je bij jezelf arrogantie en minachting. Je maakt een kloof tussen jou en je naaste. Je gaat mensen mijden en met een boog om hen heen lopen. Het voorbeeld dat Jezus noemt van de priester en de Leviet sluit naadloos aan bij de houding van de Farizeeën en wetgeleerden in zijn tijd.

Misschien zijn er ook mensen bij wie jij liever uit de buurt blijft. Heb jij mensen waar je liever met een boog omheen loopt? Als je in de stad loopt bijvoorbeeld? Of in de supermarkt? Op school of op je werk? Of misschien wel in de kerk? Wil jij bij iedereen aan de avondmaalstafel zitten? Of heb je zó’n plek uitgekozen dat je in elk geval niet tegelijk met broeder A of zuster B aan tafel zit?

Denk dan aan die Farizeeën en die wetgeleerden. Zet jezelf niet hoger neer dan jouw naaste. Als wij denken dat wij beter zijn dan anderen, dan krijg je zulk gedrag. Doe dat niet, maar erken dat wij allemaal alleen van Gods genade kunnen leven.

Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid. Een andere kant daarvan is deze: Barmhartigheid is: Ontferm je over mensen.

Jezus vertelt verder. Een Samaritaan komt voorbij. Dat is iemand uit de provincie Samaria. Buitenlanders die tijdens de grote deportaties door Assur of Babylon daar zijn neergezet om voortaan daar te wonen. Ze erkennen de boeken van Mozes. Maar de Joden keken op hen neer. Joden gingen niet met Samaritanen om.

In dit geval gebeurt het omgekeerde wel. De Samaritaan ziet de gewonde man. Hij wordt met ontferming bewogen. Hij gaat naar hem toe en helpt hem.

Blijkbaar kun je hetzelfde zien en verschillend reageren. Je ziet iemand op straat liggen. De één denkt: Mij niet gezien. De ander zegt: Hier ben ik.
Natuurlijk moet je nadenken bij wat je doet. Wees alert. Zijn er nog rovers? Als wij zo’n man zwaargewond zouden zien liggen, dan zou ons de schrik toch ook om het hart slaan?

Maar hier is een mens in nood die dringend hulp nodig heeft. De Samaritaan maakt niet dat hij wegkomt, maar gaat juist naar hem toe. De reden dat hij dit doet is: hij werd met ontferming bewogen.

Wat die Samaritaan doet, zo praat de Bijbel ook over God. Medelijden krijgen of met ontferming bewogen worden dat is een belangrijke typering van God en van zijn Zoon Jezus. *In Lucas 15 vertelt Jezus het beeldverhaal van de verloren zoon. Een zoon loopt bij zijn vader vandaan. Hij raakt alles kwijt. Dan besluit hij naar zijn vader terug te gaan. Zij vader zag hem in de verte aankomen. Hij had al die tijd steeds gekeken of zijn zoon alweer terugkwam. Toen zijn vader hem zag werd hij met ontferming bewogen. *Als het over Jezus gaat: Jezus is net als zijn Vader. Hij komt vol van Gods ontferming naar de mensen toe.

De Samaritaan krijgt niet alleen een zacht gevoel van binnen, hij zet dat ook om in daden. Jezus noemt maar liefst negen daden van barmhartigheid die de Samaritaan voor de gewonde man doet. Hij gaat naar de gewonde toe. Hij giet olie en wijn over zijn wonden. Hij verbindt zijn wonden. Hij zet de man op zijn eigen rijdier en gaat er zelf dus naast lopen terwijl hij de man ondersteunt. Hij brengt hem naar een logement. Hij zorgt daar voor de gewonde man. Hij laat de man niet alleen, maar blijft de nacht over. Hij betaalt de overnachting van zichzelf en die man. Hij zegt toe ook de verdere kosten voor logies, zorg en onderhoud van de gewonde te betalen.

Ik moet daarbij denken aan wat Jakobus zegt: “Geloof en handelen gaan hand in hand. Geloof kan niet zonder daden.” De barmhartigheid die God ons leert is een barmhartigheid waarbij Jezus ons inzet in de praktijk van naastenliefde.

Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid. Uit dat voorbeeld blijkt:
Barmhartigheid is: Wees een naaste.

Een wetgeleerde vraagt aan Jezus: “En wie is dan wel mijn naaste?” Jezus antwoordt met een beeldverhaal over een roofoverval en daarna een wedervraag. Jezus zegt in zíjn vraag: “Wie van de drie is de naaste geworden van het slachtoffer?”

Let op het verschil tussen die beide vragen. Jezus draait de richting om.
Jezus leert ons: de goede richting is niet: “Wat doet een ander voor mij?”
Misschien herken je die manier van vragen. Wij kunnen momenten in ons leven hebben dat we op die manier denken. Of een karaktertrek waardoor we gauw zo denken. Dan wachten we altijd op een ánder. Wanneer komt de ánder? Wanneer krijg ík nu eens aandacht? Wie kijkt er nu naar míj om?… Het risico van altijd in die richting denken en kijken is dat we onszelf slachtoffer maken. Dat we heel passief worden en alleen nog maar onszelf de put in praten. In het geval van de wetgeleerde had het te maken met arrogantie en dáárdoor alleen met jezelf bezig zijn.

De richting die Jezus aanwijst is anders. Niet: “Wie is een naaste voor mij?” Maar: “Voor wie kan ik een naaste zijn?” Als we op die laatste manier leven, dan komen we veel meer tot ons recht als mensen. Als alle mensen in die richting zouden leven, dan zouden veel minder mensen iets tekort komen!

Gebruik dat verschil in richting ook eens als een spiegel voor jouw leven. Er zijn mensen die alles voor de wind gaat en die toch alleen maar met zichzelf bezig zijn. Er zijn mensen die het zwaar hebben en die alleen kijken naar zichzelf. Maar gezegend ben je als je in voorspoed én in tegenspoed de gave krijgt om steeds opnieuw een naaste te zijn voor de ander. Goddank zijn er veel kinderen van God die zelfs in moeilijke omstandigheden juist een bemoediging zijn voor anderen. Mag God ook ons die genade geven in wie wij zijn voor de mensen om ons heen.

Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid.
Barmhartigheid is: Echt naast mensen staan.

Soms zitten mensen diep in de puree. Een heel menselijke neiging is dan afstand nemen.
Eens kreeg een groep leerkrachten een rondleiding in een gesloten afdeling van de GGZ. Ze vonden dat alles heel leerzaam. Tot ze bij een vrouw kwamen en de rondleider zei: “Dit is een voormalige collega van jullie.” Daar wisten veel van hen geen raad mee. Maar twee van de groep gingen naar haar toe en legden een arm om haar heen.

Wij kunnen door anderen herinnerd worden aan onze eigen kwetsbaarheid. Dat voelt voor ons vaak niet fijn. Het is pijnlijk om te ontdekken dat jij uit jezelf bijvoorbeeld net zo kwetsbaar bent, of net zo schuldig, of geen haar beter dan anderen. Maar wil je echt naast andere mensen staan dan is het nodig dat je de diepe waarheid erkent: ‘Ik sta niet beter voor God dan de ander.’ Alle mensen staan, zo als ze in de wereld komen, gelijk. Wij staan schuldig voor God en wij hebben allemaal zijn gratie nodig. Die erkenning is nodig om echt barmhartig naar anderen te kunnen zijn!

Jezus vraagt wie de naaste is geworden van het slachtoffer. De wetgeleerde antwoordt: “De man die medelijden met hem heeft getoond.” Hij neemt niet eens het woord ‘Samaritaan’ op de lippen. Zou hij er nog zo weinig van begrijpen? Of herkén je dat en zijn er ook namen of woorden die jij liever niet in de mond neemt? Of die je alleen met veroordeling of walging uit kunt spreken? Ook in onze kerk of samenleving zijn besmette woorden. Bijvoorbeeld Marokkaan, Turk, homo, moslim, christen of asielzoeker. Laten we niet leren van de wetgeleerde, maar van Jezus. Die kwam en echt naast mensen ging staan. Zonder onderscheid van de persoon.

Jezus zei tegen de wetgeleerde: “Doet u dan voortaan net zo.” De wetgeleerden dachten dat zij alles wisten van de wet en dat zij zich daar aan hielden. Maar Jezus ging met zondaars om en daarom zetten de wetgeleerden Jezus in een kwaad daglicht. De werkelijkheid blijkt anders te liggen. De wetgeleerden zelf hielden zich niet aan Gods wet door hun gebrek aan naastenliefde. Jezus die kwam om zondaars te roepen deed dat wel.

Let wel: Jezus praatte niet alles wat mensen deden goed. En als het over zonde ging: Hij noemde zonde bij de naam. Maar dat deed hij nooit neerbuigend of om mensen weg te werken. Namens zijn Vader kwam Jezus ons opzoeken. Hij daalt af tot waar wij zijn. In al onze gebrokenheid. Hij komt bij ons in de put om persoonlijk ons daar uit te halen!

Dat is echt naast mensen staan. Dat is wat Jezus ons wil leren. Je ontkent niet wat anders, gewond, schuldig of gebroken is. Juist niet. Maar je neemt elkaar mee naar Jezus bij wie een mens redding, genezing, harmonie en heelheid vindt!

Juist als wij Jezus toestaan ons zelf uit de put te halen dan zullen wij mild en vol ontferming worden naar onszelf en naar de anderen die net zo hun worstelingen hebben als wij. Dan kweek je geen hoogmoed of arrogantie, maar compassie!… Net als bij mensen die erge dingen hebben meegemaakt, daar hulp in ontvangen, en die dan juist een helper worden voor mensen die net zulke nood kennen als zij uit hun leven.

Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid.
Barmhartigheid is: Gods ontferming in Jezus aannemen.

Het onbarmhartige van de wetgeleerde is niet alleen hoe hij omgaat met zondaars door op hen neer te kijken. Het is ook hoe hij omgaat met Jezus. En dat hij mensen bij Jezus vandaan wil houden. Daarmee zit hij hun vergeving, genezing en heling in de weg.
Wat hij nodig heeft is erkennen dat hij een medezondaar is, en dat hij ook Gods gratie in Jezus nodig heeft. Dat hij Jezus ontvangt. Dat hij langs die weg werkelijk vrij wordt. En dan ook vol liefde en ontferming kan zijn naar zijn naaste. Aan het avondmaal vieren we samen die ontferming van God voor ons.

Jezus geeft een voorbeeld van barmhartigheid. Dat doet hij op drie manieren. *Hij vertelt een beeldverhaal van een barmhartige Samaritaan.
*Maar Hij is met zijn eigen leven en sterven voor ons ook een voorbeeld van barmhartigheid. Kijk eens hoe God de Vader zich via Jezus vol ontferming overbuigt naar ons? Hoe Hij ons opzoekt nadat wij ver bij Hem vandaan gelopen waren? Hoe Hij door Jezus ons weer thuis wil halen?
*Laat je dan weer bij Vader thuis brengen door Jezus. En ga vervolgens elke dag door Jezus naar Vader toe. Als je die weg gaat, dan zal Jezus zich in jou vestigen. Hij zal ook jou gebruiken om Gods barmhartigheid en naastenliefde aan de ander te bewijzen.
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.23: 1.2
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.23: 3
Gebed
Lezen: Lucas 10,25-37
Zingen: E&R-bundel 286 [Een priester is doof voor zijn naaste in nood].
Alternatief: Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.112: 1.3
Tekst: Lucas 10,25-37
Preek
Zingen: Liedboek voor de kerken Lied 436: 1.3.4.6 [Jezus neemt de zondaars aan]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.10 [De Heer zegene u]
Zegen

E&R-bundel 286:
Een priester is doof voor zijn naaste in nood,
die van Jeruzalem afdaalt naar Jericho.
O schrik, wat een bloed! Het doet hem zo’n pijn.
“De Heer weet waarom: het maakt me onrein.”

Dan ziet een Leviet daar zijn naaste in nood,
die van Jeruzalem afdaalt naar Jericho.
Hij loopt in een boog, een boog om hem heen.
“Want Heer van omhoog, ik ken hem niet eens.”

Een Samaritaan ziet zijn naaste in nood,
die van Jeruzalem afdaalt naar Jericho.
Hij snelt naar hem toe, hij balsemt de wond.
“Het geeft niet Heer, hoe, maar maak hem gezond.”

De Heer geeft een stem aan mijn naaste in nood,
die van Jeruzalem afdaalt naar Jericho.
Ik kom naderbij, maar ben als de dood.
“Ach Heer, sta me bij: uw naaste in nood.”

Tekst: H. Folkers
Muziek: Bert Duijst