Jezus gezalfd. (Marcus 14,3-9)

Soms gaan mensen heel ver in hun liefde voor anderen. Ik heb niet altijd zo lief. In elk geval niet van binnen. Hoe leren we echt liefhebben? Een vrouw bewijst Jezus heel veel liefde. Waar heeft zij die liefde vandaan?

Preek over Marcus 14,3-9:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Het is bijna Goede Vrijdag. De dag waarop wij gedenken dat Jezus voor ons is gestorven. Jezus’ sterven komt niet onverwacht. Jezus heeft drie keer duidelijk aangekondigd dat Hij gedood zou worden. Mensen maken plannen om Jezus te arresteren en te doden.

Je zou denken dat iedereen Jezus’ einde voelt naderen. Maar Jezus’ naaste leerlingen geloven er niets van. Het ís ook heel onwerkelijk, als iemand springlevend en gezond en wel naast je loopt en Hij zegt dat Hij binnenkort dood is. Het is nog onwerkelijker als die persoon de beloofde Messias is. Hij wordt onze Koning. Maar een dode koning kan je niet redden. Toch?

Midden in alle dreiging en ongeloof is er één persoon die gelooft. Het is een vrouw. Over haar gaat deze preek.

Onderwerp: JEZUS ONTVANGT VÓÓR ZIJN DOOD EN BEGRAFENIS EEN LIEFDEVOLLE DODENZALVING.

Jezus is in Betanië. Hij is te gast bij Simon de melaatse. Een melaatse mocht niet in de stad wonen. Dit zal een melaatse zijn die door Jezus van zijn melaatsheid is genezen. Blijkbaar is die Simon een bekende. Misschien is hij dezelfde als de melaatse uit Marcus 1,40-45. Die was verstoten, maar Jezus gaf hem een plek terug in de gemeenschap van het volk en in de ontmoeting met God.

Simons huis is in Betanië. Vlakbij Jeruzalem. Simon heeft een maaltijd laten klaarmaken. Hij heeft Jezus uitgenodigd. Volgens Johannes 12 waren Maria, Martha en Lazarus er ook. Die woonden ook in Betanië. Jezus had Lazarus kort daarvóór opgewekt uit de dood. Martha helpt mee in de bediening.

Onder de maaltijd komt een vrouw binnen met een fles in de hand. De fles is gemaakt van albast. Albast is een kalksteen. Flessen van albast hadden in die tijd vaak een nauwe hals. In die flessen werd geurige olie bewaard. Aan een paar druppels had je genoeg voor een lekkere geur.

Deze vrouw heeft een albasten fles bij zich vol pure peperdure nardusmirre. Nardus is een olie die heerlijk ruikt. Die olie haalt men uit de nardusplant. Die komt voor in India. De Feniciërs brachten nardus naar Syrië. Vandaaruit verhandelden ze de olie naar de omringende landen. Nardusolie werd vaak gemengd met andere lekker ruikende goedjes. Bijvoorbeeld met mirre. Dan kreeg je nardusmirre. Deze nardusmirre was puur. Er zat alleen nardus en mirre in. Geen goedkopere middelen.

Wie is deze vrouw? Uit de evangeliebeschrijving van Johannes weten we dat het Maria is die de nardusmirre over Jezus uitgiet. Maria, de zus van Lazarus en Martha. Marcus en ook Matteüs noemen niet haar naam. Zij leggen het accent niet op de persoon bij name die het doet, maar op de handeling die ze verricht. In de preek zeg ik daarom meestal ‘de vrouw’, als ik het over haar heb. Haar naam doet er even niet toe. Wat ze doet staat centraal. Wel is het nadrukkelijk een vrouw die hier in actie komt.

Deze vrouw gaat iets heel bijzonders doen. Ze heeft exclusieve nardusmirre bij zich. Die ruikt heel sterk. Een paar druppels zijn genoeg als je weer lekker wilt ruiken. Als ik het goed begrijp zorgt de dunne hals van de fles ervoor dat je druppel voor druppel de nardusmirre kunt gebruiken. Maar deze vrouw bréékt de hals van de fles. Albast is niet heel hard. Het varieert in hardheid van zacht tot matig. Het is goed te bewerken. Blijkbaar kun je zonder al teveel moeite de hals van zo’n fles afbreken. Als je dát doet, dan kun je nooit meer de inhoud druppel voor druppel gebruiken. Deze vrouw wil de inhoud van de fles in één keer opmaken.

De vrouw heeft de nardusmirre meegenomen voor Jezus. Ze giet de olie uit over zijn hoofd. De evangelist Johannes vertelt dat ze een deel van de olie ook nog apart over zijn voeten uitgiet. Hoofd en voeten vertegenwoordigen het hele lichaam van Jezus. Een paar druppels olie waren al genoeg om lekker te ruiken. Nu zit Jezus er helemaal onder. Het kan niet anders of het hele huis ruikt er naar. Alsof je in een treincoupé zit in de buurt van iemand met sterke parfum. De hele treincoupé ruikt ernaar. Hier in het huis van Simon is dat nog veel sterker en indringender.

Bij de maaltijd van Simon zijn niet alleen Simon, Jezus, Lazarus, Maria en Martha aanwezig. Ook Jezus’ leerlingen zijn er. Er kunnen ook nog andere gasten bij zijn geweest. Vanuit de kring van gasten komt een stroom van verontwaardigde reacties op gang. Niet van iedereen. Sommigen gaan zo te keer. Volgens Johannes voert Judas daarin de boventoon.

Die gasten hebben het er met elkaar over: “Waarvoor moest die mirre verspild worden? Het is een verkwisting!” Stel je voor: een paar druppels waren genoeg geweest om Jezus op te frissen. Dat die vrouw voor Jezus wil zorgen, daar hebben ze niks op tegen. Maar een hele fles! Als ze een paar druppels had gebruikt, dan had de rest verkocht kunnen worden. Dat had wel 300 denarie opgeleverd. Al dat geld had dan aan de armen gegeven kunnen worden. Jezus heeft ons toch geleerd om voor de armen te zorgen? Jezus moet toch niks hebben van verkwisting en verspilling? Deze vrouw neemt Jezus’ onderwijs niet serieus.

De mensen die verontwaardigd zijn uiten dat niet alleen naar elkaar toe.
Ze richten hun woede ook op de vrouw. Letterlijk staat er: “Ze briesten voortdurend van woede tegen haar.” Als een snuivend paard, maar nu is het snuiven van mensen, en uit woede.

Die nardusolie was echt peperduur. Zo’n fles vol nardusmirre bracht zeker 300 denarie op. Misschien weet je nog van Jezus’ gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. De eigenaar van de wijngaard huurt arbeiders. Met de werkers van het eerste uur spreekt hij af dat ze een dag lang komen werken voor één denarie per persoon. Een denarie is een dagloon. Deze nardusmirre was zeker 300 daglonen waard. Als je de Sabbatten er bij optelt kom je ruwweg op een gemiddeld jaarloon. Volgens internet is dat vandaag rond 36.000 euro bruto.

Snap je dat die mensen het een grote verkwisting vinden? Voor 36.000 euro kun je een hoop goede dingen doen aan arme mensen.

Als je vandaag iemand moet begraven dan kost dat al gauw 10.000 euro.
Hier gaat het om nog meer geld. Deze vrouw gebruikt dat enorme bedrag niet voor zichzelf, maar voor Jezus. Stel dat je geen begrafenisverzekering hebt afgesloten, maar wel contant 10.000 euro hebt gespaard. Als je dat uitgeeft aan een begrafenis van een ander, waar moet dan jouw eigen begrafenis van betaald worden? Blijkbaar is de liefde van deze vrouw voor Jezus zo groot dat ze dit graag voor Hem over heeft! Ze gaat echt heel ver.

Hoeveel heb jij voor Jezus over? Hoeveel houdt u van Hem? Als je deze vrouw ziet, dan kun je denken: Hoe kan een mens zoveel van Jezus houden? Waar heeft die vrouw zoveel liefde vandaan? Dat gaan we ontdekken.

Er zijn gasten aan tafel die het een grote verspilling vinden dat de vrouw een hele fles vol peperdure nardusmirre over Jezus uitgiet. Toch beoordeelt Jézus de daad van deze vrouw anders dan die kritische mannen dat doen. Jezus neemt het op voor de vrouw. Tegen die briesende mensen zegt Hij: “Laat haar! Waarom vallen jullie haar steeds lastig? Ze heeft iets goeds voor Mij gedaan! Want de armen zijn altijd bij jullie, en jullie kunnen weldaden aan hen bewijzen wanneer je maar wilt, maar ik zal niet altijd bij jullie zijn.”

Let goed op: Jezus zegt niet: “Ik vind zorgen voor de armen onbelangrijk.” Jezus zegt ook niet: “Ik ben meer waard dan alle armen bij elkaar.” Het gaat hier om een speciale gelegenheid. Iets wat nú kan en straks niet meer. Iets wat nu nog voor Jézus gedaan kan worden en straks niet meer. “Voor de armen kunnen, en moeten, jullie altijd zorgen, maar Ik ben niet altijd bij jullie.” Nog even en dan is Jezus er níet meer. De zalving door de vrouw vindt plaats kort vóór Jezus’ veroordeling en kruisiging.

Jezus zegt van de vrouw: “Wat ze had te doen, dat heeft ze gedaan. Van tevoren heeft ze mijn lichaam gezalfd als verzorging voorafgaande aan de begrafenis.” Dit kon zíj doen. En nu kon hét nog.
Straks wordt Jezus gearresteerd. Verhoord. Veroordeeld. Ter dood gebracht. Na zijn dood zal Hij met haast begraven worden. Dan is er geen gelegenheid meer Jezus’ dode lichaam met respect te verzorgen. Pas ná Jezus’ dood, op de eerste dag van de week, komen vrouwen bij het graf om die verzorging op zich te nemen.

Simon organiseert een maaltijd. Jezus is een van de gasten. Deze vrouw doet hier wat nu nog kan en wat zij zich blijkbaar kan veroorloven. Zij geeft Jezus’ lichaam voorafgaande aan zijn dood en begrafenis een verzorging met kostbare nardusolie.

Het is niet zo dat de vrouw de olie verkwist en dat Jezus dat achteraf goedpraat. De vrouw breekt de hals van de fles. Ze komt met de bedóeling die hele fles te gebruiken. Zulke grote voorraden gebruikte men alleen bij de verzorging van een dode. Die verzorging van zijn lichaam waar Jezus het over heeft, dat was haar bedoeling. Vanuit innige verbondenheid met haar Heer doet ze dit. Uit liefde en overgave. Om zijn begráfenis voor te bereiden.
Wat een liefde voor haar Heer!

Jezus verbindt aan de daad van deze vrouw een les. Hij zegt: Straks wordt het goede nieuws overal verkondigd. Die olie wijst op dat goede nieuws. Dat is het nieuws van Jezus’ sterven. Het goede nieuws van Jezus die zichzelf overgaf tot in de dood aan het kruis, uit liefde, om aan ons het leven te geven. Bij díe verkondiging zal ook verteld worden wat deze vrouw deed. Tot eervolle herinnering aan haar.

Wat is precies zo eervol? Dat ga ik uitleggen.
Jezus heeft verteld dat Hij zou lijden en sterven. Jezus heeft verteld dat niemand bij de Vader kan komen dan door Hem. Jezus probeert zijn leerlingen steeds duidelijk te maken dat zijn dood góed nieuws is: Hij sterft om ons het leven te geven!

Dat goede nieuws gaat er moeilijk in bij mensen. Mensen willen Jezus dood hebben. Denk aan de hogepriesters en de Schriftgeleerden. Zij ergeren zich al tijden aan Jezus. Ze willen van Hem af. Ze gaan steeds verder in hun plannen om Jezus uit de weg te ruimen. Straks begint het feest van Pesach en het Ongedesemde Brood. Tijdens dat feest willen zij geen vuile handen maken.
Ze moeten een list verzinnen om Jezus toch binnenkort dood te krijgen. Uiteindelijk zullen ze Jezus aan de Romeinen uitleveren. Die laten ze het vuile werk voor hen opknappen.
De hogepriesters en de Schriftgeleerden laten zich drijven door jaloezie. Jezus tast hun positie aan. Hun aanzien bij het volk.

Jezus heeft twaalf naaste leerlingen. Judas is één van hen. Judas geeft er ook de brui aan. Hij breekt met Jezus. Die nardusmirre had hij duur willen verkopen om de opbrengst daarvan te geven aan de armen. De evangelist Johannes zegt dat Judas zich helemaal niet bekommerde om de armen. Het was een voorwendsel. Hij wou dat geld voor zichzelf hebben. Hij beheerde de kas en stal er uit.
Judas wil ook van Jezus af. Zijn drijfveer is geldzucht. De Bijbel noemt geldzucht de wortel van alle kwaad.

Het goede nieuws van Jezus’ lijden en sterven gaat er moeilijk in bij mensen. De elf andere leerlingen van Jezus hebben niet met Jezus gebroken. Maar ze haken ook niet echt bij Hem áán. Op het cruciale punt laten ze het afweten: Wij willen niet het leven krijgen van een Messias die voor ons lijdt en sterft.

Jezus wordt van alle kanten bedreigd en aangevallen. Het net om Hem heen wordt steeds nauwer aangehaald. Toch is Jezus geen slachtoffer van een moordcomplot van Joden en Romeinen. Kort na de Pinksterdag spreken Jezus’ leerlingen dit gebed uit: “Want inderdaad, in deze stad hebben allen samengespannen tegen Jezus, uw heilige dienaar, die door u is gezalfd: Herodes, Pontius Pilatus, alle volken en ook de stammen van Israël, om datgene te doen waarvan u had bepaald en voorbestemd dat het moest gebeuren.” (Handelingen 4,27-28)

Gód wil dat zijn Zoon Jezus deze weg gaat. Een weg naar het kruis. Een weg naar het graf. En dat Jezus van daaruit opstaat uit de dood. Voor God en Jezus is dat een offer. Het kost God zijn innig geliefde Zoon. Die is ontelbaar veel meer waard dan alle nardusmirre van de hele wereld bij elkaar. Door Hem over te geven zorgt God ervoor dat wij, mensen, weer bij Hem kunnen komen. Als God Hém voor ons overheeft, dat is het ultieme bewijs van zijn ontzaglijk grote liefde. Een grotere liefde is er niet, dan de liefde van God en zijn Zoon.

Jezus gaat sterven. Dat bericht gaat er bij zijn leerlingen niet in. Maar Jezus gaat sterven uit liefde. Zijn Vader stuurde Hem uit liefde. -Er zijn veel alle aanvallen op Jezus. Die komen ten diepste hierop neer: wij wijzen Gods liefde in Jezus af. -Er is veel onbegrip en ongeloof naar Jezus toe. Zijn eigen leerlingen zeggen: Jezus mag niet sterven. Ook dat is eigenlijk een afwijzing van Gods liefde in Jezus.

Midden in al dát verzet schittert één daad van geloof! Hier is één persoon in al die aanvallen en al dat ongeloof die wél gelooft wat Jezus komt doen. Eén is er die zijn liefde ziet! Jezus’ liefde in zijn zelfovergave. Die ene mens zíet niet alleen de diepe liefde van Jezus en zijn Vader. Ze aanváárdt die liefde ook als liefde voor haar zelf.

Het is een vrouw. Ze wordt niet bij name genoemd door Matteus en Marcus. Daardoor ligt de nadruk niet op welke persoon het precies is. Wel dat het een vrouw is. Aan een vrouw komt deze eer toe! Zij als enige ziet op dit moment de waarde van Jezus’ sterven. Ze omarmt het. Ze geeft Jezus’ lichaam een kostbare liefdevolle verzorging met zalfolie voordat Jezus sterft en begraven wordt.

Déze vrouw is de eerste die oog in oog met Jezus gewonnen wordt voor het Lijdensevangelie. Later zullen er nog velen volgen. God zorgt dat Jezus’ elf naaste leerlingen alsnog overstag gaan. De apostel Paulus zal later zeggen:
“Ik heb besloten u niemand anders te verkondigen dan Jezus Christus, de gekruisigde.” En nog veel meer mensen volgen.

Aan het begin van de preek vertelde ik van nardusolie. Die was peperduur. Wel 36.000 euro. Er was een vrouw die dat enorme bedrag aan Jezus wijdde. Om zijn begrafenis voor te bereiden. Ik stelde de vraag: “Hoeveel heb jij voor Jezus over? Hoeveel houdt u van Hem?” En ik zei: “Als je deze vrouw ziet, dan kun je denken: Hoe kan een mens zoveel van Jezus houden? Waar heeft die vrouw zoveel liefde vandaan?”

Jezus geeft ons het antwoord op die vraag. Aan de grote liefde van die vrouw is iets voorafgegaan. Haar liefde is niet begonnen bij haar zelf. Haar liefde werd geboren toen zij de liefde van Jézus zag! Jezus’ liefde in zijn zelfovergave.
Voor Jezus is geen prijs te hoog! Met het oog op ons! Jezus geeft zichzelf helemaal voor ons over tot in de dood. Die weg is Hij bereid te gaan! Zoveel houdt Hij van ons. Zo graag willen zijn Vader en Hij ons weer bij zich thuis hebben.

Ware liefde begint bij Gods liefde. Ware liefde bestaat bij Gods liefde.
Gods goede nieuws is: Mijn liefde hoef je niet te verdienen.
Mijn liefde mag je aannemen. In Jezus.

Als je dat doet, dan gaat Jezus je met zijn liefde vervullen.
Zijn overgave leert Hij ook aan jou.

Dan ga je jezelf aan Jezus geven. Helemaal zoals je bent. Met alles wat je hebt. Niet om iets te krijgen, maar vanuit wat je gekregen hebt.
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.65: 1.2.3
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.40: 3
Gebed
Lezen: Marcus 1,40-45
Lezen: Marcus 14,1-11
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.173: 1.2.3.4.5 [Alles wat over ons geschreven is]
Tekst: Marcus 14,3-9
Preek
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.46: 1.2.3 [Maria heeft aan Jezus een goede daad gedaan]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.90: 1.2 [Ontsluit o Heer voor U ons hart]
Zegen