Jezus heet mensen welkom in zijn familie. (Marcus 3,31-35)

Wat mis je als je niet weet wie je biologische ouders zijn? Of je biologische vader? Mensen hebben er veel voor over om dat wel te weten te komen. Dat raakt aan diepe vragen over je identiteit.

Preek over Marcus 3,31-35:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

In het televisieprogramma Spoorloos zijn mensen op zoek naar familie. Spoorloos helpt ze zoeken. Vaak gaat het om kinderen die geadopteerd zijn. Zij zoeken hun biologische ouders. Er zijn ook kinderen die bij hun moeder wonen, maar niet hun vader kennen. Zij zoeken dan hun vader.

In het Nederlands Dagblad van 30 december 2017 stond een artikel over een vrouw die verwekt werd door anoniem donorzaad. Zij zegt: “Mijn moeder was getrouwd met een man die onvruchtbaar bleek te zijn. … Ze hebben twee kinderen gekregen via een zaaddonor. Mijn zus lijkt op mijn moeder en herkent veel in haar. Ik mis die herkenning en heb me altijd afgevraagd op wie ik dan lijk.” Vanaf het moment dat ze wist dat haar vader niet haar biologische vader was, was ze bezig met de vraag: wie is dan wel mijn biologische vader?

Na allerlei omwegen kwam ze in contact met haar biologische vader. Ze zocht hem op. In het artikel blikt ze daarop terug. Ze zegt: “Toen ik naar huis reed, merkte ik dat de ontmoeting me een gevoel van ontspanning heeft gegeven. Het grote vraagteken vervaagt langzaam. De donor heeft een naam en een gezicht gekregen en dat alleen al geeft veel rust… We missen een geschiedenis waardoor hij niet mijn ‘pappa’ is. Maar ik heb eindelijk een beeld voor me.”

Waarom is het zo belangrijk dat je biologische ouders niet anoniem zijn? Mensen geven aan dat als ze wel anoniem zijn ze basale dingen missen in hun leven. Waar kom ik vandaan? Wat zijn mijn wortels? Wie ik ben? Soms spelen andere vragen mee. Bijvoorbeeld: Wat is de reden dat ik ter adoptie ben afgestaan?

Wie ben jij? Van wie ben jij er één? Jezus leert ons daarover een diepe les.
Onderwerp: JEZUS HEET MENSEN WELKOM IN ZIJN FAMILIE.

Jezus woont in Kafarnaüm. Hij reist de hele provincie Galilea door. Overal moeten mensen het goede nieuws van God als Koning horen en zien. De mensen stromen van alle kanten toe. Uit Galilea, Judea en Jeruzalem, Idumea, Transjordanië, en de omgeving van Tyrus en Sidon.

In ons Bijbelgedeelte is Jezus weer thuisgekomen in Kafarnaüm. Ook daar stromen de mensen toe. Jezus is erg druk met onderwijzen en genezen. Hij heeft zelfs geen tijd om te eten.

Er komen mensen om Jezus desnoods onder dwang mee te nemen. Wie zijn die mensen die Jezus willen arresteren? Letterlijk: zij die bij Hem horen. Volgens sommigen gaat dat over Jezus’ familie. Maar die komen pas straks. In vers 31. Hier in vers 21 gaat het over mensen die heel kritisch naar Jezus zijn. Ze denken dat Jezus zich laat beïnvloeden door kwade krachten. Waarschijnlijk zijn het Jezus’ stadgenoten.

Nu gaan we naar Jezus’ familie. Zijn moeder en zijn broers komen. Dat is vanaf vers 31. Jozef is er niet bij. Misschien is Hij aan het werk. Het kan ook goed zijn dat hij al is gestorven.
Dit is een nieuwe scène. Waarom komen zij? Daar is een aanleiding voor: Jezus was op reis. Nu is Hij weer thuis. In Kafarnaüm. Nu kunnen zij Hem weer opzoeken. Als zijn naaste familie. Maar als ze bij Jezus’ huis komen dan kunnen ze er niet in. Het huis zit stampvol mensen. Die andere mensen waren eerder.

Dat is ook wat. Voor mensen in die cultuur is dit heel gênant. De familie en de groep zijn bij hen erg belangrijk. Zeker je familie. Die laat je niet buiten staan. Als zij komen laat je hen onmiddellijk binnen. Je zet hen eten en drinken voor. Waar je mee bezig was dat moet maar even wachten.

In onze cultuur in West-Europa staat het individu boven aan. Van andere culturen kunnen we leren hoe belangrijk ook de groep is. En de familie. De Bijbel zelf maakt geen tegenstelling tussen de familie of de groep en het individu. De Bijbel wijst op het belang van beide, en hoe ze elkaar nodig hebben.

Jezus’ moeder en zijn broers geven een bericht door om Jezus te roepen. Ze kunnen niet iemand naar binnen sturen. Zij kunnen er zelf niet langs. Een ander kan dat ook niet. Ze kunnen wel een bericht doorgeven. Gewoon van mond tot mond, van buiten bij de deur, via de mensen die daar zijn, tot het bericht bij Jezus aankomt.

Stel je voor dat je in een grote zaal bent en iemand van buiten geeft een bericht door naar binnen. Naar de spreker vóór in de zaal. Dat bericht gaat van de één naar de ander. Op het moment dat dat bericht de spreker vóór in de zaal bereikt, weet iedereen in de zaal ervan. Zo’n bericht gaat niet alleen in één smalle rechte lijn rechtstreeks naar voren, het gaat ook opzij: “Wat zegt-ie?” “Oh, Jezus moeder en zijn broers staan buiten en ze zoeken Jezus.”

Al die mensen om Jezus heen horen het bericht voordat het bij Jezus komt. ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zij zoeken U.’ Al die mensen in die cultuur denken: Oh, zijn familie is er, familie gaat voor, Jezus zal ons wegsturen en zijn familie binnenlaten.
Er staat niet of Jezus dat ook echt gedaan heeft of niet. Het is waarschijnlijk dat Hij dat wel gedaan heeft. Jezus heeft altijd respect getoond voor zijn ouders en zijn familie. Maar vóórdat Jezus de mensen heenzendt, doet Hij eerst iets anders. Dáár gaat het in dit Bijbelgedeelte over.

Jezus krijgt het bericht te horen van de mensen die om Hem heen zitten. Als Jezus het bericht hoort zegt Hij tegen hen: “Wie zijn mijn moeder en mijn broers?” Iedereen zal zeggen: “Dat zijn Maria en Jakobus en Judas en Jezus’ andere broers.” Maar Jezus zegt iets heel verrassends. Hij kijkt de kring rond. Gewoon de kring van de mensen om Hem heen die naar Hem luisteren. Zij zijn geen familie van Hem door een bloedband. Maar Jezus zegt tegen hen: “Jullie zijn mijn moeder en mijn broers.”

Jezus wijst zijn familie niet af. Jezus zegt niet tegen zijn leerlingen: “Als jullie Mij volgen, dan moeten jullie al jullie bloedeigen familiebanden doorsnijden.” Nee, Jezus maakt zijn familie juist groter! Hij kijkt de mensen om zich heen aan en Hij zegt: “Ik heet ook jullie welkom in mijn familie!”

Stel je bent op zoek naar je familie. Je bent als enige van jouw gezin afgestaan voor adoptie. Je adoptieouders helpen je van alle kanten. Je schakelt Spoorloos in. Dan vind je jouw familie. Je moeder leeft nog. En je vindt zeven broers en zussen. Sommige van hen zijn getrouwd. Ze hebben kinderen. Jouw neven en nichten. Opeens heb je er een hele familie bij. Die had je altijd al. Ze waren er. Maar je kende ze niet. Maar op een goede dag leer je ze kennen. Dat maakt diepe emoties los. Je ziet mensen die sprekend op jou lijken. Uiterlijk. En als je ze beter leert kennen ontdek je ook overeenkomsten in karakter, humor of manier van doen. Puzzelstukjes vallen op hun plek: hier liggen mijn wortels.

Maar van wíe zijn wij nu familie? Wij komen toch van onze ouders en die van hún ouders en zo steeds verder terug? Jezus fietst daar dwars doorheen. Hij zegt: “Welkom bij Mij, in míjn familie!” Als je dat wilt begrijpen, dan moet je iets weten van de geschiedenis van ons als mensen. Het is ook goed om te kijken waar het over ging vlak vóórdat Jezus’ moeder en zijn broers voor de deur stonden.

Eerst een stukje geschiedenis. Van wie ben jij er één? Van je biologische ouders. Natuurlijk. En als je geadopteerd bent ook van je adoptieouders. Maar de Bijbel vertelt ook van een andere lijn. Een verwantschap in een diepere zin. Niet biologisch, maar creatuurlijk. Jij bent door God gemaakt. Hij vormde jou vanaf het allereerste begin. En God zegt: “Jij bent van Mij!”

Er is wel een probleem. De mens is bij God vandaan gelopen. Hij is overgelopen naar de duivel. Een gevallen engel. Die stelt zich sinds die tijd op als de grote tegenstander van God. De mens is overgelopen. Daarom zegt de duivel: “Jullie zijn van mij!”

Maar God heeft ingegrepen. Hij beloofde iemand die de mens zou redden uit de macht van de duivel. Die de mens terug zou brengen bij God die hem gemaakt heeft. Bij God de Vader. Dat heeft God heel vroeger beloofd. Meteen nadat de mens was overgelopen naar het kamp van de duivel. God heeft zich aan zijn woord gehouden: Hij stuurde zijn eigen Zoon. Jezus.

Jezus is gekomen om aan mensen hun echte plek terug te geven: Jij bent van God. Daar hoor je. Hij is jouw echte vader. De duivel is dat niet, maar God is dat. Als je wilt weten wat een mens echt is, kijk dan niet naar de duivel, maar kijk dan naar Gód. En Jezus. Jij bent gemaakt als mens met unieke kenmerken. Die ontdek je niet door naar de duivel te kijken, maar alleen als je naar Gód kijkt. De duivel heeft jou niet gemaakt, maar Gód heeft jou gemaakt.

Zie je wat Jezus doet? God stuurt Jezus. Jezus geeft namens God aan mensen hun ware identiteit terug. Hun identiteit van: ik ben door God geschapen. Als de goedheid, de liefde en de trouw van God in mij zichtbaar worden, dan mag ik ervaren: ja, dit ben ik echt.

Drie keer raden wat de duivel doet als Jezus komt. Hij is laaiend. De mens had voor hem gekozen. Satan wil de mens niet kwijt. Demonen roeren zich aan alle kanten. Maar de duivel staat machteloos. Jezus werpt de demonen allemaal uit.

Maar dat is niet het enige. Er is nog meer verzet. Jezus komt mensen terugwinnen voor God. Er zijn ook ménsen die daar niet blij mee zijn. De Joodse religieuze leiders in Jeruzalem in de provincie Judea hebben Schriftgeleerden gestuurd naar de provincie Galilea. Zij houden Jezus in de gaten. De Joodse leiders hebben zich al eerder gestoord aan Jezus. Zo erg zelfs dat ze hebben overlegd hoe ze Hem uit de weg konden ruimen.

Er is iets dat de Joodse leiders op Jezus tegen hebben. Dat gaat ook over identiteit. Dat gaat over de vraag: Van wie is Jézus er één? Wie is zíjn vader?!

Kijk, Jozef is in juridisch opzicht de vader van Jezus. De wettige vader. Maria is zijn biologische moeder. Maar de echte Vader van Jezus dat is God. De Joodse leiders denken: Jezus spreekt met gezag. Jezus treedt op met het gezag van zijn hemelse Vader. Alsof Hij meer is dan een mens. Ja alsof Hij God is. Maar Jezus is gewoon een mens als wij. Je kunt Hem aanraken. Hij is dezelfde weg als ons gegaan: eerst een baby, toen een kind, en nu volwassen. Hij heeft gewoon het beroep van zijn vader geleerd. Hoe haalt Hij het in zijn hoofd dat Hij Gods eigen Zoon is? Dat is godslastering.

Jezus claimt dat Hij Gods Zoon is. Als de mensen dat erkennen, dan krijgen de Joodse leiders minder ontzag van hen. Daarom zetten de leiders een hetze op tegen Jezus. Als Jezus demonen uitdrijft, dan zeggen ze: “Dat doet Jezus dankzij de vorst van de demonen.” Oftewel: “Jezus speelt onder één hoedje met de duivel.”

Zie je wat hier gebeurt? God stuurt zijn Zoon om mensen terug te halen. Onder de macht van de duivel vandaan. Terug naar God. In hun ware identiteit. Het werk van zijn handen. En nu komen Joodse Schriftgeleerden uit Jeruzalem en zij zeggen dat Jezus mensen bij God vandaan haalt en ónder de macht van de duivel brengt. Wat God wil en wat God doet dat draaien zij precies om!

Als je goed kijkt dan zie je: Jezus werkt niet samen met de duivel. Jezus komt van Gód. Jezus komt mensen UIT de macht van de duivel halen. Hij brengt ze terug bij God. Hij leert ze hun echte en hun diepste wortels. De Schriftgeleerden uit Jeruzalem díe werken samen met de duivel. Waar ze Jezus van beschuldigen dat doen ze zelf. Zij houden mensen bij Jezus vandaan. Zij blokkeren het reddingswerk van God.

Van wie ben jij er één? God heeft jou gemaakt. Je bent van Hem. God wil mensen weer bij Hem hebben. Daar horen ze. De duivel heeft hen niet gemaakt. Gód heeft hen gemaakt.

Koning David zegt in Psalm 139: “U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder. Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.” (Psalm 139,13-14)

In Handelingen 17 spreekt Paulus de inwoners van Athene toe. Hij zegt daar: “Uit één mens heeft God de hele mensheid gemaakt, die hij over de hele aarde heeft verspreid; voor elk volk heeft hij een tijdperk vastgesteld en hij heeft de grenzen van hun woongebied bepaald. Het was Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.”” (Handelingen 17,26-28)

Wil je weten wie je echt bent? Kijk dan naar God!

Jezus brengt mensen tot hun bestemming. Hij neemt ze op in zijn familie. Dat wil zeggen: in zijn familierelatie met Gód. Jij mag een broer of een zus van Jezus zijn. Met Jezus mee mag je God weer je Vader noemen. Dat is prachtig nieuws. Alle puzzelstukjes vallen op hun plek. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waarvoor ben ik er? God wil ons antwoord geven op die vragen. Daarvoor stuurt Hij Jezus.

Jezus zegt ook langs welke weg je zijn familie wordt. Dat is als je de wil van God doet. Wat God wil is duidelijk: God wil dat je Jezus ontvangt. En dat je je door Jezus mee laat nemen. Terug naar Hem. Als je die weg gaat, dan ben je een broer en zus van Jezus. Samen onder God, zijn Vader.

De apostel Johannes zegt het zo: “Het Woord was in de wereld, de wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet. Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen. Wie hem wél ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.” (Johannes 1,10-13)

En Maria? Die is als enige Jezus’ moeder. Zij heeft het goede voorbeeld gegeven. De engel kwam en zei dat ze zwanger zou worden van de heilige Geest. Maria was bereid. In geloof ontving ze Jezus.

Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Wat zijn mijn wortels? Daarvoor kun je kijken naar je biologische ouders. Je kunt aan stamboomonderzoek doen. Aan DNA onderzoek. Daar kun je veel uit halen. Allerlei uiterlijke en innerlijke familietrekken. Als er in dat geheel belangrijke stukken missen, dan voelen mensen dat vaak als een groot gemis. Ze krijgen geen compleet zicht op hun identiteit. Als ze weten wie hun familie is, dan geeft dat veel mensen rust.

Maar behalve je biologische ouders en in geval van adoptie je adoptieouders hebben wij ook nog andere wortels. Wij komen bij God vandaan. Hij heeft ons gemaakt. Wil je je diepste identiteit vinden? Werkelijk rust? Zoek dan Gód.

God is niet spoorloos. God stuurde zijn Zoon. Door Hem word je weer wie je echt bent. Zoals God je oorspronkelijk maakte. God is naar jou op zoek. Nadat wij als mensheid bij Hem vandaan gelopen zijn is Hij altijd naar ons op zoek geweest.

*De vraag is nu of jij jou door Hem wilt laten vinden. Bij die vraag is dit het belangrijkste: of je Jezus ontvangt. In Marcus 3 komt Jezus’ bloedeigen familie bij Jezus. Jezus verbindt daar een stuk onderwijs aan voor de mensen die in een kring om Hem heen zitten. Dat is ook een les voor ons allemaal. Jezus zegt: Wil jij jouw ware identiteit vinden? Dat kan alleen als je mijn ware identiteit erkent!! Jezus is Gods eigen Zoon. God en mens. Ontvang Jezus als Gods Zoon, als jouw Redder en Heer. Dan ontvangt God jou als zijn kind bij zich Thuis.

*Daar komt nog iets bij. Als je Jezus hebt ontvangen en je mag weer kind bij God aan huis zijn, dan heeft Jezus een taak ook voor jou. Na de Pinksterdag stuurt Jezus zijn kerk de aarde over. Zijn leerlingen. Zijn Familie met een hoofdletter. Hij gaat hen gebruiken om ook andere mensen bij zijn Familie te brengen.

Er zijn dus twee stappen: Kom bij Jezus en laat je door Jezus thuis brengen bij God. En laat je vervolgens door Jezus zenden, want Gods huis moet vol worden. Gods grote Familie.
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.100: 1.2.3.4
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.139: 1.6.7.11
Gebed
Lezen: Marcus 3,20-35
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.62: 1.2.3.4 [Ik ben de weg, zo zegt de Heer]
Tekst: Marcus 3,31-35
Preek
Zingen: Nieuw Gereformeerd Kerkboek 256: 1.2.3.4 [Wonderwereld vol geheimen]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.145:1.2.3.4 [Heer, onze God, hoe heerlijk is uw Naam]
Zegen