Jezus maakt alles goed. (Marcus 7,31-37)

Op zaterdag 1 december werd ik verbonden aan de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) van Kampen-Noord. Deze kerk staat mij af voor het werk als dovenpastor namens het Interkerkelijk Dovenpastoraat. Hieronder volgt mijn intrede-preek.

Preek over Marcus 7,31-37:

Deze preek vertel ik vanuit perspectief van de dove man. Ik ben zelf niet die man. Maar ik vertel wat hij meemaakt vanuit hem. Op die manier komt deze geschiedenis dichter bij.

Goedemiddag. Ik ga jullie iets vertellen van Jezus. Wat Hij met mij heeft gedaan. Hoe Hij dat deed. En wat Hij ons allemaal wil leren.

Ik ben geboren in het gebied van de Tien Steden. Ten Oosten van het Meer van Galilea. Ik was doof vanaf mijn geboorte. Ook was praten moeilijk voor mij.

Mijn familie had van Jezus gehoord. Een man uit onze omgeving was vroeger door Jezus beter gemaakt. Hij had overal van Jezus verteld. Op een dag was Jezus weer in ons land. Mijn familie nam mij mee naar Jezus. Ze vroegen Jezus of Hij zijn hand op mij wilde leggen. Wij hadden vertrouwen in Jezus. Hij kon mij het gehoor teruggeven. Door die handoplegging.

Jezus nam mij en mijn familie mee. Bij de mensen vandaan. Zijn naaste leerlingen waren er natuurlijk ook bij. Dáár, weg van de mensen, dáár maakte Jezus mij horend.

Mijn familie vroeg aan Jezus: “Leg alstublieft uw hand op hem.” Jezus deed iets anders. Hij legde zijn vingers op mijn oren. Marcus gebruikt het werkwoord gooien. Jezus duwde zijn vingers krachtig in mijn oren. Ik kon niet horen. Maar dat beeld van die vingers in mijn oren dat zag ik en dat voelde ik wel. Het was heel visueel.

Daarna spuugde Jezus op zijn vingers. Ik moest mijn mond open doen. Alsof ik bij de dokter was. Jezus raakte daarmee mijn tong aan. Bij ons was de tong het belangrijkste symbool voor de spraak. Ook hier geldt: Ik hoorde niks, maar ik voelde aan mijn lichaam wat Jezus deed.

Jezus kende mijn verlangen. Hij begreep mij helemaal: Vaak zagen mensen mij niet staan. Net of ik er niet bij hoorde. Maar Jezus zag mij!

Ik weet niet hoe dat bij jou is. Ben jij vaak vergeten? Word je buitengesloten?
Je leest een boek in de trein en opeens is iedereen weg. Jouw treinstel gaat niet verder. Jij hebt niks horen omroepen, want je bent doof. Geen mens nam de moeite om jou even op de schouder te tikken en dat jou duidelijk te maken…
Ook als je niet doof of slechthorend bent: iedereen wil graag echt gezien worden. Toen Jezus voor mij stond wist ik: deze mens ziet mij echt. Hij kent me. Hij houdt van me.

Die handelingen van Jezus waren een soort inleiding op wat Jezus daarna ging doen. Ik was er klaar voor. Ik was nu helemaal gericht op Hem.

Nu kwam Jezus’ eigenlijke werk. Jezus deed nog drie dingen. Die maakten veel indruk op mij.

*Eerst keek Jezus omhoog naar de hemel. Kijk jij wel eens omhoog naar de hemel? Om je te richten op Gód? Ik weet dat dat op verschillende manieren kan. Ik bal wel eens mijn vuist naar de hemel. Als iets me tegenzit. Als het niet gaat zoals ik het graag wil. Maar ik kan ook omhoog kijken naar de hemel in afhankelijkheid en vertrouwen. Dat ik dankbaar ben voor een nieuwe dag die ik van God krijg. Dat ik God vraag of Hij mij wil geven wat ik deze dag als zijn kind nodig heb.

Jezus is de Zoon van God. Hij is zelf ook God. Maar zelfs Jezus leeft afhankelijk van zijn Vader in de hemel. Hij kijkt omhoog. Daarmee zegt Hij: Als Ik een wonder doe, dan doe Ik dat niet uit Mijzelf, maar mijn Vader doet dat door Mij.

*Als tweede deed Jezus iets dat ik niet verwachtte. Hij zuchtte diep. Het was echt diep: zuchten en steunen. Dat snapte ik niet. Was het voor Jezus moeilijk om mij weer te laten horen? Ik was doof geboren. Daar viel niks aan te doen. Geen enkele dokter kon mij weer laten horen. Dat is één kant.

Aan de andere kant: Jezus’ Váder werkt door Jezus. God maakt niet alle mensen op deze aarde beter. Maar God is wel sterker dan elke ziekte en beperking. Daarom: het zuchten en steunen van Jezus had niets te maken met de ernst van mijn doofheid. Waarom Jezus dan wel zuchtte dat begreep ik niet. Dat werd mij later duidelijk, toen we terug waren bij de mensen.

*Als derde sprak Jezus één woord. Hij sprak Aramees. Zijn moedertaal. Als Hij emotioneel was dan gebruikte Hij vaak die taal. Jezus zei: “Effata!” Veel doven onder jullie kennen dat woord. Van de dovenschool die Effata heette. Dat woord betekent “Word geopend!”

Ik was doof. Je zou zeggen: Als Jezus iets zei, dan hoorde ik dat niet. Maar ik kon het wel aflezen. “Effata!” Precies toen Jezus dat ene woord zei gebeurde het wonder: tóen werden mijn oren geopend. Eén woord was voor Jezus genoeg! Ik kon meteen horen.

Jezus maakte ook dat ik in één keer goed kon praten.

Dat heeft Jezus voor mij gedaan. Ik ben er nog helemaal verbaasd van. Ik bedankte Hem wel honderd keer. En ik gaf alle eer aan God, zijn Vader.

Ik wil hier graag iets bij zeggen. Niet alle dove mensen in mijn tijd konden weer horen. Niet alle blinden konden weer zien. Het wonder dat Jezus deed had een grotere betekenis dan dat ik persoonlijk kon horen en goed kon spreken!

Denk eerst maar eens hier aan: Toen ik hoorde, toen hoorde ik als eerste de stem van Jézus! Een baby die horend is, hoort als eerste de stem van zijn moeder. Die stem herkent hij. Hij gaat zich aan haar hechten. Zo zou ik deze stem nooit meer vergeten. Wat er verder ook gebeurde in mijn leven: als ik keuzes moest maken, als ik de weg moest vinden, dan luisterde ik naar die stem! Net als bij een schaap. Een schaap kent de stem van zijn herder. Hij volgt alleen die stem. Zo zou ik voortaan alleen Jezus volgen.

Het wonder dat Jezus bij mij deed had bredere betekenis dan mij alleen. Dat merkte ik aan nog iets. Aan dit: Jezus verbood het mij en mijn familie om dit wonder aan de mensen verderop te vertellen. Als we weer bij hen terug waren.

Stel dat we hadden gedaan wat Jezus zei. Dat we niks hadden gezegd. Dan waren de mensen aan het denken gezet: Jezus geeft iemand die doof is het gehoor. Waarom mogen wij dat niet horen? Zegt dat soms iets over ónze oren?
Moeten we beter luisteren naar wat Jezus zegt? En doen wat Hij zegt?

Maar wij vertelden het wél verder. Zo’n wonder kun je toch niet voor je houden?

Toen we het vertelden zagen we dit: De mensen raakten buiten zichzelf van extreme verbazing. Ze schrokken. Ze zeiden er ook iets bij. Ze zeiden: “Alles heeft Hij goed gemaakt: zelfs doven laat Hij horen en mensen die niet kunnen praten laat Hij spreken.”

*“Jezus heeft alles goed gemaakt.” Dat klinkt als in het paradijs. Toen had God alles goed gemaakt. Wat zegt dat over Jezus? Wie is Hij? Is Hij God dan?

*“Ook dove mensen laat Hij horen en mensen die niet kunnen praten laat Hij spreken.” Dat klinkt ook bekend. Wij hadden als volk van de Joden onze heilige boeken. God had al lang geleden beloofd dat er een nieuwe tijd zou komen. Die tijd had als kenmerk dat er blinden zouden zijn die weer konden zien en doven die weer konden horen. Niet dat er nooit meer doven en blinden zouden zijn. Maar er zouden tekenen van herstel zijn. Dan hier, dan daar. God zou dat herstel geven door een bijzonder iemand. Door de Messias. Iemand die gezalfd was met de heilige Geest van God.

Zo praatten de mensen om mij heen. Wat wisten die mensen het goed. Ze spraken letterlijk woorden uit hun heilige boeken. Ze legden die naast Jezus. Maar als je goed kijkt, dan mist er iets. Deze mensen kwamen graag bij Jezus. Ze genoten van zijn wonderen. Maar ze zeiden niet: “Jezus, U bent echt de beloofde Messias, de Zoon van God. Ik geloof in U.” …

Begrijp je waarom Jezus zuchtte en steunde? Hij nam mij, de man uit deze geschiedenis, apart, omdat de mensen wel zijn wonderen wilden, maar niet Hem zelf. Jezus mocht van hen best een goede spreker zijn. Een wonderdokter zelfs. Maar niet de Zoon van God!

Dit was mij verhaal. Als je goed hebt opgelet, dan heb je gemerkt: eigenlijk was het Jézus’ verhaal. Zoals ik in het begin al zei: Ik wil het met jullie over Jézus hebben.

Jezus is degene die alles weer goed maakt. Dat gaat niet alleen over mij. De mensen om mij heen die schrokken heel erg. Ik hoop en bid dat ze niet in die schrik blijven hangen. Ik hoop dat ze verder nadenken als ze van de schrik bekomen zijn. En ik hoop dat jullie dat ook doen.

Jezus is degene die alles weer goed maakt. Daarvoor heeft God Hem gestuurd. God de Vader wil dat het echt goed met jou gaat. Welke dingen uit jóuw leven mag Hij aanpakken?
Zijn er bij jou ook dingen die nu niet goed zijn en die Hij weer goed wil maken? Denk daarbij aan álles! Niet alleen aan zintuigen, aan lichamelijke of psychische dingen. Denk ook aan alles wat innerlijk herstel nodig heeft.
Bijvoorbeeld dat je van God de kracht vraagt en krijgt om iemand vergeving te vragen. Of om zelf iemand anders te vergeven.
Bijvoorbeeld dat je vroeger vaak gepest bent, maar dat je leert naar jezelf te kijken door Gods ogen: Hij houdt van me. Ik mag er zijn.

Als Jezus de alles-weer-goed-maker is, dan is de grote vraag: Mag Hij ook bij jou alles weer goed maken? Ook de diepere dingen dan de lichamelijke?

Dat is eng. Dat heeft óók te maken met de vraag hoe jij voor Gód staat. Logisch, want als Jezus vóór je staat, dan sta je oog in oog met God! Dan sta je voor de keuze: Mag God door Jézus alles goed maken in jóuw leven? Ook jouw contact met God?!

God wil álles goed maken in jouw en mijn leven. Dat betekent niet dat Jezus nu al alle lichamelijke beperkingen en ziekten van ons afneemt, op deze aarde.
De volmaaktheid komt pas op de nieuwe aarde. Maar het goede leven dat God ons wil geven begint hiermee: dat God zijn Zoon Jezus stuurt. Dat Jezus ons terugbrengt bij God de Vader. Daar begint het mee.

Dat Jezus ons terugbrengt bij God de Vader. Daar kijken veel mensen die naar Jezus toe komen aan voorbij. Daar luisteren ze aan voorbij. Jezus zegt dan: “Blinden zien er meer van dan zienden, en doven begrijpen er meer van dan horenden.”

Daarom: Je bent pas doof als je niet wilt luisteren. Open je hart voor Jezus! Laat je door Hem terugbrengen bij God. En al het andere zal je op Gods tijd er bij gegeven worden.
Amen

Liturgie middagdienst:

[Deel: Bevestiging]
Afhankelijkheid en groet
Zingen: Liedboek voor de kerken (2013) 8b: 1.2.3.4.5 [Zie de zon, zie de maan]
Gebed
Bevestiging met formulier voor de bevestiging van een dovenpastor
Gebed/ Handoplegging
Zingen: Opw.602: 1.2.3 [Vrede van God]

[Deel: Intrede]
Lezen: Marcus 7,31-37 BGT
Preek
Zingen: Liedboek voor de kerken (2013) 863: 1.2.3 [Nu laat ons God de Here]
Geloof: Apostolische Geloofsbelijdenis
Zingen: Liedboek voor de kerken (2013) 863: 4.5.6 [vervolg]
Gebed
Collecte
Slotzang: Opw.281 [Als een hert dat verlangt naar water]
Zegen