Jezus temt de storm en het meer en de angst. (Marcus 4,35-41)

Mensen kunnen bepaalde dieren temmen. Kunnen mensen ook de zee temmen? Met deltawerken kunnen we tot op zekere hoogte de zee bedwingen. Maar met één bevel de storm én de zee tot bedaren brengen, dat kan maar één…

Preek over Marcus 4,31-35:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Sommige dieren kun je vrij goed, of heel goed tam maken of africhten. Andere veel minder, of niet. Niet elk dier is te temmen. Sommige dieren wel. Daar hebben ze wel een goede start in hun leven voor nodig trouwens. Anders wordt het veel lastiger. Dieren temmen is een kunst. Als ze er geschikt voor zijn en als je er verstand van hebt, dan kun je ze veel leren.

In Nederland mogen geen wilde dieren meer optreden in een circus. Dat is omdat wilde dieren thuishoren in de natuur. Vroeger had bijna elk circus wel een leeuw en een leeuwentemmer. Maar een leeuw blijft een wild dier. Of denk aan een televisieserie over dieren in het wild. Een natuurfilmer kan gaan zwemmen met haaien of andere roofvissen. Maar ook dat gaat niet altijd goed.

Toch zijn mensen tot heel wat in staat. Maar dat gaat over dieren. Kunnen mensen ook de zee temmen? Nou, in Nederland heet het dat wij daarvoor tegenwoordig de deltawerken hebben. Afgelopen week precies 65 jaar geleden vond de watersnoodramp in Zeeland plaats. In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953. Als gevolg van stormvloed en springtij. In Nederland kwamen 1836 mensen om. Toen ging Nederland grote stormvloedkeringen bouwen. De deltawerken. Om Nederland te beschermen tegen de zee. De bouw van die deltawerken duurde tientallen jaren.

Als mensen kunnen we dieren temmen en de zee bedwingen. Maar dat is allemaal tot op zekere hoogte. En het kost ons veel tijd, energie en geld.
Jezus is iemand van een heel andere orde dan alleen maar een mens.
Daar gaan we in deze preek naar kijken. Dat doen we aan de hand van de geschiedenis van de storm op het meer van Galilea.

Onderwerp: JEZUS TEMT DE STORM EN HET MEER EN DE ANGST.

Jezus heeft de hele dag les gegeven aan veel mensen. De mensen verdrongen elkaar om bij Jezus te zijn. En ze drongen zich op aan Jezus. Jezus kiest ervoor om in een schip te gaan. Een vissersboot. Ze varen een eindje van de wal af. Vanuit de boot geeft Jezus les.

Jezus spreekt de hele dag in gelijkenissen. Dat zijn beeldverhalen. Aan het einde van de dag neemt Jezus afscheid van de mensen. Hij is aan boord van de boot met zijn leerlingen. Hij geeft hen de opdracht om naar de overkant te varen. Er zijn nog een aantal andere boten in de buurt. Met andere mensen. Die varen ook mee. Zij worden straks ook getuige van wat er gaat gebeuren.

Terwijl ze over het meer varen steekt er een zware storm op. Het meer gaat wild te keer. Het meer van Galilea is behoorlijk groot. Het kan er flink spoken. Zo ook nu. De golven slaan hard tegen het schip. Dat niet alleen. Ze slaan ook over de rand. Het schip begint vol te lopen.

Kijk, als je gaat zeilen op de Friese meren en het waait hard dan kun je buiswater binnenkrijgen. Ik herinner me zeiltochten waarbij we met een hoosblikje het water uit de boot schepten. Maar bij de boot van Jezus en zijn leerlingen is er geen hozen meer aan. Het schip gaat vollopen. Als het schip vol water staat zal het zinken. Dat niet alleen. Het schip zal zinken en de bemanning zal verdrinken.

Maar Jezus slaapt. Hij slaapt dwars door die storm en de hoge golven heen.
Jezus’ leerlingen gaan hun leermeester wakker maken. Als ze Hem gewekt hebben zeggen ze iets tegen Hem. Het is goed om te zien wat ze precies zeggen.

Jezus’ leerlingen roepen Jezus niet om hulp. Volgens het evangelie zoals Matteus dat heeft geschreven zeggen ze wel: “Red ons!”, maar Marcus noemt dat niet. Bij Matteus en Marcus en Lucas alle drie ligt de nadruk op iets anders. Ze roepen: “Meester, wij vergaan!”
Marcus laat zien dat in de woorden van de leerlingen een verwijtende toon zit: “Kan het U niet schelen dat we vergaan?” Het lijkt een vraag, maar het is een verwijt: “Meester, we zijn bezig te vergaan, zo meteen zijn we dood, en het kan U niks schelen. Geeft U niks om ons? Om zoveel mensenlevens, ook in die andere boten?”

Waarom staat het verwijt voorop? Ze kunnen Jezus toch om hulp roepen? Hij kan hen toch redden?… Maar blijkbaar denken zij: onze ondergang staat vast. Wij zijn de ervaren schippers. Wij weten heel goed wanneer ons laatste uur heeft geslagen. Deze storm en schipbreuk, daar kan zelfs Jezus niks tegen inbrengen.

Misschien herken je dat. Dat er situaties zijn waarin je met verwijten bij God komt. Jouw nood is te zwaar. De golven zijn te hoog. Hier kan zelfs God me niet uit redden.
Maar de vraag is wie de grootste is: jouw nood of God de Heer? Denk aan de gelijkenis van de zaaier en het beeld van de dorens en distels. Die dorens en distels verstikken het graan. Wat zijn dorens en distels? Dat zijn alle dingen die wij groter later worden dan God en zijn Woord.

Jezus wordt wakker. Hij doet twee dingen.
1 Jezus bestraft de wind en het meer.

Als ik de woorden zie die hier gebruikt worden dan moet ik denken aan het temmen van een dier. Jezus zegt tegen de wind: “Houd je gedeisd!” Of: “Houd je koest!” Tegen de zee zegt Jezus letterlijk: “Wees gemuilkorfd!” Of: “Wees gekalmeerd!” Onmiddellijk legt de wind zich neer. Er ontstaat een grote kalmte. Bij dat laatste mag je denken aan het meer. Dat meer wordt glad als een spiegel.

Kalm weer komt wel vaker voor. De afgelopen week hadden we felle buien. Vlak na die bui was de lucht weer blauw. De zon scheen volop. Alleen aan de natte grond kon je zien dat er een bui was geweest. Of denk hieraan: een poosje geleden raasde er over delen van Nederland een zware storm. Het was een korte, hevige storm. Na de storm ging de wind liggen. Het waaide amper meer. Zulke kalmte in het weerbeeld komt wel vaker voor. Maar hier in Marcus 4 is iets heel anders aan de hand. Hier is een mens die één bevel geeft aan de wind en één bevel aan de zee, en ze komen beide onmiddellijk helemaal tot bedaren. Met één woord! Dat kan geen mens. Hier is maar één conclusie mogelijk: Jezus is God!

Denk aan Psalm 89: “HEER, God van de hemelse machten, HEER, wie is zo sterk als u? Trouw omhult u als een mantel. U heerst over de hoog rijzende zee – verheffen zich haar golven, u brengt ze tot rust.” (Psalm 89,9-10)

Denk aan Psalm 107: “Hij sprak en ontketende storm, hoog zweepte hij de golven op. Zij (de bemanning) stegen tot aan de hemel, vielen neer in de diepte, hun maag keerde om van ellende, ze tolden en tuimelden als dronkaards, alle kennis baatte hun niets. Ze riepen in hun angst tot de HEER – hij leidde hen weg uit vele gevaren, hij bracht de storm tot zwijgen, de golven gingen liggen. Het verheugde hen dat de zee tot rust kwam, hij bracht hen naar een veilige haven.” (Psalm 107,25-30)

Jezus temt de storm en het meer. Jezus is God!

2 Jezus doet nog iets. Hij zegt ook iets tegen zijn leerlingen. Jezus maakt hen een verwijt. Hij zegt tegen hen: “Waarom zijn jullie zo bang? Hoe is het mogelijk dat jullie geen vertrouwen hebben?”

Dat klinkt alsof de leerlingen niet bang hóefden te zijn. Maar denk dan aan de zware storm, de hoge golven en het schip dat vol water liep: ze waren echt bezig te vergaan. En toch hoefden ze niet bang te zijn. Ze waren in de nabijheid van Jezus. Daarom waren ze veilig.

Een algemene les hieruit is deze: Als je bij Jezus bent, dan ben je veilig. Hij redt je en Hij zal je redden, dwars door alles heen.
Jezus’ leerlingen dachten: we gaan er aan. Daarbij mag je ook hier aan denken: Jezus zelf is alleen door het diepste diep gegaan voor ons om ons te redden van het oordeel van God. Jezus is opgestaan uit de dood. Jezus heeft plaats genomen naast zijn Vader op de troon. Hij regeert over hemel en aarde.
Bij die storm op het meer zag je daar al iets van: Jezus is de Zoon van God. Hij is Heer en Meester over het hele universum. Geen enkele macht kan tegen Hem op. Daarom kan niets en niemand ons van Hem scheiden.

Maar er speelt meer. In deze geschiedenis gaat het over Jezus die zijn leerlingen de opdracht gaf om naar de overkant van het meer te varen. Dat is het kader of het frame waarin deze geschiedenis staat. Hij stuurde hen, of Hij zond hen. Tijdens die missie of die zending mogen zij vast en zeker weten: Jezus zal ons beschermen. Dat is een meer specifieke les bij wat hier gebeurt. Jezus beschermt ons niet maar in het algemeen. Nee, Jezus beschermt ons daar waar Hij ons zendt!

Later zal de apostel Paulus schrijven over die zending. Hij is missionaris voor Christus. God stuurt hem naar de heidenen. De niet-Joden. Paulus komt voor allerlei grote gevaren te staan. Maar Jezus beschermt hem. In 2 Korinte 4 zegt Paulus dit: “We worden van alle kanten belaagd, maar raken niet in het nauw. We worden aan het twijfelen gebracht, maar raken niet vertwijfeld. We worden vervolgd, maar worden niet in de steek gelaten. We worden geveld, maar gaan niet te gronde.” (2 Korinte 4,8-9)
Jezus beschermt ons daar waar Hij ons zendt!

De wind is helemaal gaan liggen. De zee is spiegelglad. Jezus’ leerlingen worden erg bang. Hier heeft dat de kleur van ontzag. Ze krijgen diep ontzag voor Jezus. Ze hadden al ontzag voor Jezus, maar dat ontzag wordt sterk verdiept door wat hier gebeurt.

Ze zeggen tegen elkaar: “Wie is ooit deze, dat zelfs de wind en het meer Hem gehoorzamen?” Op die vraag is maar één antwoord mogelijk: Jezus is God. Meerdere van Jezus’ leerlingen waren van huis uit vissers. Ze leefden en werkten in de natuur. Juist voor hen is wat hier gebeurt een krachtig teken: Jezus heeft ook gezag over de elementen van de natuur.

Dat is een sterke bemoediging voor hen. God zelf is bij ons. Hoogstpersoonlijk. In de persoon van Jezus. Dan hoeven wij niet bang te zijn als Hij ons zendt. Hij kan alle gevaren die ons en onze zending bedreigen de baas! Niet maar bedreigingen in het algemeen, maar juist ook bedreigingen overal waar Hij ons zendt.

Zo heeft Jezus niet alleen de storm en het meer getemd. Jezus temde ook de angst van zijn leerlingen. Hij bracht die angst tot stilte. Daarmee maakt Jezus zijn leerlingen nog meer bekwaam om straks op weg te gaan. Hij zal hen zenden. Eerst de twaalf hun eigen land in. Later nog een keer 70 of 72 leerlingen. Vanaf de Pinksterdag zendt Jezus zijn kerk de wijde wereld in. Bij dát werk mogen ze weten: God zelf is in ons midden!

Daarmee krijgt deze geschiedenis van de storm op het meer een heel eigen accent. Het gaat hier niet alleen over stormen in ons leven die ons bedreigen. Wij in West-Europa denken dan al gauw aan lichamelijke of psychische moeiten en noden. Dat Jezus ons toch zal bewaren. Als het moet zelfs door de dood heen. Dat is allemaal waar. Het is ook prachtig.

Maar Jezus is hier bij de storm op het meer niet de verzachter van onze pijn. In déze geschiedenis laat Jezus zich zien als God en Heer! Heer van de schepping.

Jezus heeft een missie. Daar wil Hij ons bij gebruiken. En bij dát werk is Hij als God zelf bij ons. Dat is ontzagwekkend. De vraag hier is niet: Laat je je troosten? Maar de vraag is: Laat jij je zenden? En Jezus’ bemoediging is: God is bij je. Durf te gaan waar Hij je zendt!
Amen

Liturgie:
Zingen: Levensliederen Psalm 93: 1.2.3
Wet
Zingen: Levensliederen Psalm 25: 2.3.4
Gebed
Lezen: Psalm 107,1-9 en 23-32
Zingen: Ps.107: 10
Lezen: Marcus 4,1-9
Tekst: Marcus 4,35-41
Preek
Zingen: LvK Gez.481: 1.2.3.4 [O grote God die liefde zijt]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: GKB Gez.121: 5.6.8.9 [uit het lied: God die was en is en komt]
Zegen