Chanoeka is het feest van de tempelwijding. Een feest met lichtjes. Dat feest gaat niet om gezelligheid, maar om de machtige daden van God. Jezus maakt dat wel heel concreet. Zo ontdek je meteen de diepe betekenis van Kerst, van zijn komst op aarde.
Preek over Johannes 10,29-30:
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,
In ons land is december de maand met de kortste dag van het jaar. Die kortste dag valt aan het begin van de winter. Op 21 december. Rond die kortste dag is het lang donker. Dat kun je goed merken. Mensen spreken wel van de donkere dagen vóór Kerst.
Veel mensen proberen een beetje licht in het donker te brengen. Ze steken lichtjes aan. In huis hebben ze extra licht aan. Soms ook buiten huis. Voor veel mensen geeft dat sfeer en in figuurlijke zin warmte.
De Joden vieren in de maand december het Feest van de Inwijding van de Tempel. Dat feest noemen ze Chanoeka. Zij steken op dat feest ook extra lichtjes aan. Acht dagen lang. Bij dat feest is gezelligheid en warmte niet het belangrijkst. Het belangrijkst is het machtige werk van God de Heer.
Toen Jezus als mens op aarde was heeft Hij ook Chanoeka gevierd. Juist op dat feest zegt Jezus heel bijzondere dingen. Over het machtige werk van God de Heer. Wij kijken in de preek naar het Chanoekafeest, en wat Jezus daarover te zeggen heeft.
–
Onderwerp: JEZUS IS GEKOMEN: GODS LICHT SCHIJNT IN DE DUISTERNIS.
In december vieren de Joden het Chanoekafeest. Een Chanoeka is een kandelaar met acht grote armen. Eigenlijk is het geen kandelaar of kaarsenhouder, maar een lampenstandaard. Op elke arm zit een bakje. Daar doen ze olie in en een pit. De pit wordt aangestoken. Dat aansteken doen ze vanuit een negende arm die iets kleiner is. Die negende arm noemen ze de dienaar.
Jezus heeft ook het Chanoekafeest gevierd. Dat lezen we in de Bijbel. In Johannes 10. In Jeruzalem werd het feest van de Tempelwijding gevierd. Het was winter. Jezus liep in de tempel, in de zuilengang van Salomo. In de winter is het koud. Jezus liep heen en weer in de zuilengang om zich warm te houden.
–
Eerst kijken we naar het Chanoekafeest. Ik vertel eerst iets over de geschiedenis daarvan. Daarna laat ik zien welke lijnen Jezus vanuit dat feest trekt.
Het Chanoekafeest heet ook wel het feest van de Tempelwijding. Dat feest is niet door God voorgeschreven. Je vindt het nergens in de boeken van Mozes. Het Chanoekafeest is ingesteld in de tijd tussen het oude en het nieuwe testament. Het boek van de Makkabeeën vertelt er over.
Alexander de Grote veroverde de wereld en stichtte een wereldrijk. Hij stierf 323 vóór Christus. Na zijn dood viel dat grote rijk in twee stukken uit elkaar. Over het ene stuk heersten de Ptolemeeën. Over het andere stuk de Seleuciden. Die laatsten heersten ook over de latere provincie Judea en over de hoofdstad Jeruzalem. Die Seleuciden waren Grieken. Zij wilden alle volken waar zij de baas over waren onder Griekse invloed brengen. Eigenlijk onder hellenistische invloed. Dat was een mengvorm van Griekse en Oosterse elementen. Ze voerden overal de Griekse taal in, Griekse namen, Grieks onderwijs en Griekse goden.
Gods volk Israël erkende maar één God. Dat was Jahwe. God de Heer. De Schepper van hemel en aarde. De Koning over het hele universum. Maar de Seleuciden wilden hen dwingen om Gríekse goden te vereren. Eén Griekse machthebber maakte het wel heel bont. Dat was Antiochus Epifanes. Die ontwijdde de tempel van God de Heer in Jeruzalem. Hij liet daar een altaar voor de Griekse god Zeus bouwen. In het huis van Jahwe, God de Heer! Hij liet varkens slachten. Voor de Joden was dat afschuwelijk. Een ernstige ontwijding van de tempel. Een grote belediging van de Heer, hun God.
Die ontwijding door Antiochus was de druppel die de emmer deed overlopen. De Joden kwamen in opstand. Onder leiding van de Makkabeeën. De opstand slaagde. Met guerrillatechnieken wisten ze de Seleuciden weg te jagen. Toen maakten ze de tempel schoon. Ze braken het altaar dat was ontwijd af. Ze bouwden een nieuw altaar. Alles werd opnieuw gewijd.
In de tempel stond ook een kandelaar. In een vertrek dat het heilige heette. Dat was een Menorah: een kandelaar met zeven armen. Die kandelaar werd opnieuw gewijd. In de bakjes van die kandelaar hoorde olie met een lont. Die lont zoog zich vol met olie, die kon je aansteken. Zo brandde er licht op de kandelaar. In die kandelaar mocht je niet zomaar olie stoppen. Dat moest gewijde olie zijn. Volgens de overlevering vond iemand ergens nog één verzegeld flesje met gewijde olie. Dat was genoeg olie om die Menorah bijna een dag licht te laten geven. Pas na acht dagen was er nieuw geperste en gewijde olie. Toen de nieuwe olie klaar was brandde de menorah nog steeds. Op dat ene flesje olie van die eerste dag van de wijding. Dat was een wonder. De kandelaar brandde acht dagen op olie voor maar één dag. Daarná konden ze de níeuwe gewijde olie gebruiken.
Om dat wonder te vieren en te gedenken werd het Feest van de Tempelwijding ingesteld. Alleen gebruikten ze daarbij een kandelaar met ácht armen, en die negende hulparm. De Chanoeka. Het feest duurde acht dagen. De eerste dag werd één lampenhouder aangestoken. De tweede dag de tweede erbij. Op de achtste dag brandden ze alle acht. Dat is als herinnering aan het wonder van de Menorah die acht dagen bleef branden bij de Tempelwijding. Acht dagen, vandaar een lampenstandaard met acht lampenhouders, voor elke dag één.
Zo begon het Chanoekafeest.
Op het Tempelwijdingsfeest dachten de Joden terug aan de wijding van de eerste tempel door koning Salomo. Ook aan de wijding van de tempel die ná de ballingschap was herbouwd en gewijd. Maar vooral aan de wijding van de tempel in de tijd van de Makkabeeën. De Joden liepen met palmtakken. Ze versierden de tempel en hun woonhuizen met lichtjes.
Het ging hun niet in de eerste plek om gezelligheid en sfeer. Het ging om het gedenken van het machtige werk van God. Hoe Hij hen had bevrijd uit de macht van onderdrukkers die niet van God de Heer wilden weten. Hoe geen enkele vijand de liefde van God voor hen kon verbreken. Hoe de ontmoeting met God de Heer en het aanbidden van Hem weer door kon gaan.
–
Juist op het feest van de Tempelwijding vestigt Jezus alle aandacht op zichzelf! De Joden dringen zich om Jezus heen. Er branden wel lichtjes, maar de sfeer is grimmig. Ze willen nu eindelijk wel eens rechtstreeks van Jezus horen of Hij de beloofde Messias is of niet.
Eigenlijk had Jezus dat allang gezegd. Hij had gezegd: Ik ben de goede Herder. Maar koning David bezong Gód als de goede Herder. Hoe durft Jézus dat dan van zichzelf te zeggen? Dat deed Jezus omdat Hij de Zoon van God is. Hij mócht dat zo zeggen. Juist door Jezus heen laat God zich kennen als de goede Herder. Het is zo Vader, zo Zoon. Ze hebben één plan en werken daarin helemaal eensgezind samen: ze willen mensen om zich heen verzamelen, om als een goede Herder er voor hen te zijn, voor hen te zorgen, hen te voeden en hen te beschermen.
Juist die bescherming van God daar ging het Chanoekafeest over. Niemand kan ons roven uit de hand van God. En dan komt Jezus. Hij zegt: Wil je weer bij God de Vader komen? Wil je genieten van zijn zorg en bescherming? Wil je veilig bij Hem zijn? Dat kan alleen als je bij Mij komt! Het kan alleen door Mij.
Jezus trekt een volmaakte parallel tussen zichzelf en zijn Vader. Hij zegt: “Ik geef mijn schapen eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven.” Jezus zegt ook: “Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven.” De conclusie is wat Jezus daarna zegt: “Ik en mijn Vader zijn één.”
Op dat moment pakken de Joden stenen om Jezus daarmee dood te gooien. Volgens hen lastert Hij God.
Chanoeka is het feest van de lichtjes. Van de tempelwijding. Van Gods bescherming voor zijn volk. Maar juist op dat feest maken mensen alweer aanstalten om de Zoon van God dood te maken. Gods Licht scheen in het donker. Het donker probeerde het te grijpen. Gods Licht moest dood.
Hier ligt de belangrijkste keus voor ons als mensen:
Óf Jezus is de Zoon van God en je laat je door Hem meenemen naar God. Dankzij zijn offer aan het kruis. Je mag leven in zijn licht. Je mag zijn licht doorgeven.
Óf je wijst Jezus af als Zoon van God, maar dan houd je God zelf van je af. Je blijft in het donker.
–
Vandaag vieren we Kerst. Bij het Kerstfeest denken veel mensen aan lichtjes. Door Jezus zie je dat het om veel meer gaat dan om lichtjes, sfeer en gezelligheid. Door Jezus zie je ook het beperkte van het Chanoekafeest. Jezus is meer dan Chanoeka. Jezus is het ware licht dat ieder mens verlicht.
Het Chanoekafeest is in de tijd van het oude testament eeuwenlang gevierd. De Joden vieren het nog. Maar Jezus zegt: Het Chanoekafeest wachtte op Mij. Nu Ik gekomen ben heb je het Chanoekafeest niet meer nodig. Kom nu voor Gods Licht en bescherming bij Mij!
Mensen zitten van zichzelf in het donker. Hoe kom je terug bij God? Je hebt een lamp nodig. Juist dáárvoor had God vroeger Abraham geroepen. Hij liet uit Abraham een groot volk groeien. Via Izak en Jakob. Hij verbond zich aan dat volk. Hij wilde door zijn volk zijn Licht laten schijnen in de wereld. De bedoeling was dat door dat ene volk álle volken God zouden leren kennen. Dat zij samen mét Gods volk in Gods licht zouden komen staan. Dat Licht vol genade en waarheid. Dat ze daarin zouden gaan staan om vergeving en genezing te krijgen. Om weer bij God te komen die hen allemáál gemaakt had. Om weer met Hem te leven.
Maar wij als mensen kunnen die opdracht van God niet waarmaken. Uit onszelf kunnen we geen licht geven. Uit onszelf hébben wij helemaal geen licht. Gods volk kon dat ook niet waarmaken. Ze faalden als Gods dienaar.
Toen stuurde God een andere Dienaar. Zijn eigen Zoon. Die liet wél Gods Licht aan de mensen zien. Hij was de Zoon van God. Sprekend zijn Vader! Hij zei: “Ik ben het licht voor de wereld.” Dat licht waar Jesája al van profeteerde.
Jezus zei ook dit: “Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.” Dus je loopt in het licht, je weet de weg, je bereikt je doel, en je hébt ook licht: je geeft dat licht ook door. Precies wat Gods doel met zijn volk is, met ons als zijn mensen, dát geeft God aan ons in de persoon van Jezus! God wil ook dóór óns schijnen. Dan word jij ook een lamp. Stel je voor: dan mag jij een Menorah of een Chanoeka zijn! Door Jezus!
Hoe jij Gods licht kunt doorgeven, dat ontdek je door die kandelaar oftewel die lampenstandaard. Een kandelaar heeft van zichzelf geen licht. Hij kan alleen licht geven als er van buiten af olie in gedaan wordt. Zo geldt het ook voor ons: Wij geven van onszelf geen licht. Wij kunnen alleen Gods licht doorgeven door dat te krijgen van buiten af.
Dát geeft God ons door Jezus Christus! Door zijn bloed, door zijn dood verdiende Jezus voor ons de olie, zodat wij weer Gods licht door kunnen geven. Jezus geeft ons zijn Geest. Die Geest doe dit: Hij laat Jézus door ons schijnen. Wij zijn zelf geen lichtbron, maar wij geven Góds licht door. Zoals Jezus dat deed.
Vertrouw op Jezus. Dan mag je door Hem Gods onverbrekelijke liefde doorgeven. Door zijn Geest.
Amen
Liturgie: dienst op eerste Kerstdag
Aanvang: (koor)
ZG 116: 1.2.3 [Heden gaat de hemel open]
NLB 498: 1.2.3.4.5 [Bethlehem, o, uitverkoren stad]
NLB 506: 1.2.3.4 [Wij trekken in een lange stoet]
Votum en groet
Zingen: GKB Gez.81: 1.2.3.4 [Dit is de dag die God ons schenkt]
Wet
Zingen: GKB Gez.81: 5.6.7.8 [vervolg]
Lied in het Farsi: Christus kwam in deze wereld.
Gebed
Kinderen van de basisschool:
Powerpoint presentatie: Kerst
Kerstcadeau voor de kinderen van de basisschool
Zingen: GKB Gez.165 [Machtig God, sterke Rots]
Lezen: Johannes 1,1-18
Lezen: 1 Makkabeeën 4,36-58
Zingen: GKB Ps.125: 2.3.4
Lezen: Johannes 10,22-30
Tekst: Johannes 10,29-30
Preek
Zingen: LvK Gez.124: 1.2.3.4.5 [Nu daagt het in het oosten]
Dankgebed en voorbede
Koor:
ZG 111: 1.2.3.4 [Een hemels beeld onthulde]
ZG 113: 1.2.3.4.5 [God is in ons midden]
Collecte
Zingen: Opw.334 [Heer uw licht en uw liefde schijnen]
Zegen