Liturgie voor het aanbieden van de eerste vruchten van het land. (Deuteronomium 26,1-11)

Een preek op Dankdag over een oude liturgie voor het aanbieden van de eerste vruchten van het land.

Preek over Deuteronomium 26,1-11:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

God danken voor wat er groeide op het land en voor de arbeid die we mochten verrichten, dat is niet nieuw. In het Oude Testament leerde God de Heer zijn volk al danken voor wat wij noemen gewas en arbeid. Vanavond kijken we naar voorschriften de God daarvoor aan zijn volk heeft gegeven. Het stuk uit de Bijbel waar we bij stilstaan is een hele oude liturgie. Een liturgie voor het aanbieden van de eerste vruchten van het land.

Daar gaat de preek over:
LITURGIE VOOR HET AANBIEDEN VAN DE EERSTE VRUCHTEN VAN HET LAND.

We gaan de verschillende onderdelen van de liturgie een voor een bij langs.
Ik vertel de preek vanuit het perspectief van één van de Israëlieten.

Het eerste deel van de liturgie is:
1 Neem van de eerste opbrengst van het land.
God de Heer gaf ons als zijn volk een eigen land. In de liturgie voor het aanbieden van de eerste vruchten worden twee verschillende woorden gebruikt als het gaat over het land. Het ene woord gaat over de áárde of over een lánd waarin je kunt wonen. Het andere woord gaat over de aardbódem, bijvoorbeeld het akkerland dat wordt bebouwd.

Dat laatste woord voor aardbodem vinden we ook in het boek Genesis. In Genesis 2 gaat het over water dat de aardbodem overal bevloeide. Genesis 2,9 zegt: “God liet uit de aardbodem allerlei bomen opschieten, met heerlijke vruchten.” Het woord ‘aardbodem’ gaat over de aarde die zijn vruchten geeft. Die vruchten zijn een gave van God!

Een oud Joods geschrift noemt zeven toegestane vruchten van het land: tarwe, gerst, druiven, vijgen, granaatappels, olijven en dadels. Er werden ook verwerkte producten ingebracht: bijvoorbeeld meel, olie of wijn. We hoefden niet álle eerste vruchten te brengen, maar wel het beste deel ervan.

Straks zullen wij de vruchten oogsten van de aardbodem in ons eigen land waar we wonen. Dat is nieuw voor ons. De afgelopen decennia trokken wij als Gods volk door de woestijn. Eerst op reis vanuit Egypte richting het land Kanaän. Na onze weigering dat land binnen te gaan zwierven we nog eens 40 jaar door de woestijn. We leefden als een soort nomaden. Maar binnenkort is die manier van leven voor ons verleden tijd. We staan nu wéér aan de grens van het beloofde land. Mozes houdt afscheidstoespraken. Hij mag zelf niet mee naar binnen. Maar hij drukt ons als volk van God nog wel één keer op het hart wíe we zijn en ván wie we zijn.

Mozes vertelt hoe afhankelijk we waren in de woestijn. Tot in de gewone dagelijkse dingen toe. In zaken als eten en drinken. God zorgde elke dag voor ons. Hij gaf ons manna als brood en water om te drinken. Straks trekken wij het land Kanaän binnen. Ons leven verandert drastisch. We zullen als volk voor een groot deel als agrariërs gaan leven. Wat is belangrijk als je straks je eigen land hebt en leeft van de vruchten van het land? Belangrijk is dat wij ook dán dank brengen aan de Heer! We komen in een land dat God ons geeft als erfbezit. Een eigen land. Het is een cadeau van God voor ons. God geeft ons ook een eigen akker. En als daar vruchten groeien, dan zij die ook een gave van God!

Niet alleen in de woestijn zijn we afhankelijk van God. Maar ook in een vruchtbaar land met vruchtbare grond en een land vol bodemschatten. Alles wat de aarde ons geeft danken we aan Hem. In de manier van leven verandert veel voor ons als Gods volk. Maar in de mate van afhankelijkheid van de Heer verandert er niets!

Dat geldt ook voor jullie in Nederland: Jullie leven niet in de woestijn, maar in een land met veel mogelijkheden. De meesten van jullie kunnen kiezen wat je eet en waarin je je kleedt. Maar jullie zijn net zo afhankelijk van de Heer als welke berooide vluchteling ook.

Het tweede onderdeel van de liturgie is:
2 Ga naar de plaats waar God woont.
Wij moesten de vruchten in een mand doen en naar God gaan. In sommige gevallen werd dat gecombineerd met nationale feestdagen, zoals het Pascha en het Pinksterfeest. In andere gevallen vaardigden we mensen af die voor ons die vruchten naar God brachten.

Met die mand met vruchten moesten ze naar de plaats die God uitgekozen had. Dat was de stad Jeruzalem. God zou die stad kiezen om een huis voor Hem te laten bouwen. Om daar midden tussen zijn volk te wonen.

Dat wij bij God moesten komen zegt veel. Wij komen met de eerste vruchten van het land bij Hem die ons die vruchten gaf. Wij mogen genieten van de opbrengst van het land. God de Heer is niet alleen de Gever, Hij is ook de Eigenaar. Hij is zelfs de Heer van het hele universum. Hij is Heer van de hele aarde. Hij is Heer van het land. Van de landbouwgrond en de boomgaarden. Ook van het water in de meren en de zeeën. En van alles dat de aarde voortbrengt. Door met die vruchten naar Hém toe te gaan erkenden we Hem niet alleen als de Gever, maar ook als Eigenaar.

Denk eens aan een continent als Afrika. Aan hoe mensen daar traditioneel het land bewerkten. Ze staken nooit zomaar een spa in de grond. Eerst gingen ze bidden tot de geesten van de grond. Ze boden hun verontschuldiging aan dat ze met een spa of een ploeg de grond gingen bewerken. Ze legden uit dat ze het liever niet deden, maar dat ze wel moesten omdat ze met hun gezin toch eten nodig hadden.

Over die geesten zegt de Bijbel: vereer niet geesten van het land, maar geef je eer aan God de Heer. Angst voor geesten of geestenverering moeten we hen niet nadoen. Maar waar we wel van kunnen leren is hun respect voor de aarde. Laten juist wij als kinderen van God de Heer respect voor de aarde tonen. De aarde is van de Heer! Hoe ga jij dan met de aarde om? Gebruik je die alsof die van jou is, of voer je de opdracht uit die God ons in de beginne gaf: dat wij namens Hem voor de aarde zorgen en die goed beheren?

Het derde onderdeel van de liturgie is:
3 Leg voor de priester een verklaring af.
Toen ik volwassen werd ben ik ook een keer afgevaardigd naar Jeruzalem. Alle afgevaardigden legden één voor één een verklaring af voor de priester. De priester staat tussen God en zijn volk. Als verbindingsman. Hij neemt het volk mee naar God. Hij geeft namens God Gods zegen aan het volk. God had in zijn wetten gezegd dat de eerstelingen voor de priesters waren. Het was voor hen inkomen in natura zeg maar. Voor hun levensonderhoud.

Wij brachten de eerste vruchten van het land. Wij legden voor de priester deze verklaring af: “Hiermee verklaar ik voor de HEER, uw God, dat ik het land waarvan de HEER onze voorouders onder ede heeft beloofd dat hij het ons zou geven, ben binnengegaan.”
Het land waar wij wonen is ons beloofd. God had dit land al aan onze voorouders beloofd. Aan Abraham, Izak en Jakob. Hij beloofde hen een land waar later hun nageslacht zou wonen. Het is bijna zover. Straks zullen wij in dat beloofde land wonen. En elk jaar moeten we die plechtige verklaring afleggen over het beloofde land dat we zijn binnengegaan. Ook de generaties na ons moeten zich met ons identificeren.

Wat we leren van deze eerste verklaring dat is dit: God heeft ons dit land beloofd. God doet wat Hij zegt. God is trouw! Wij aanbidden Hem ook om zijn trouw! Er zullen vast ook jaren komen met een oogst die tegenvalt. Maar bedenk dan dit: oogsten kunnen wel tegenvallen, maar Gods trouw nooit. Aan zijn trouw komt geen eind. En daarom is onze taak dat wij ons aan Hem toevertrouwen. Elke keer opnieuw.

Het vierde onderdeel van de liturgie is:
4 Leg die eerste opbrengst van het land neer voor de Heer.
Wij gaven de mand met eerste vruchten aan de priester. Hij hield zijn handen onder de mand. Zo hield hij de mand vast. Straks zet hij de mand voor het altaar neer. Dat is het altaar van God. Het is net als wanneer jullie in de kerkdienst de gaven hebben ingezameld en dan de manden of zakken met gaven op een tafel neerleggen. Als een soort teken dat deze gaven gewijd worden aan de Heer.

Onze gaven kwamen voor het altaar van God de Heer te staan. Dat zegt veel.
Het altaar spreekt van toewijding: God vraagt ons helemaal.
Dat wij een deel van onze eerste vruchten aan God toewijdden, dat betekent eigenlijk dat we onze héle oogst in zijn dienst stellen. Niet dat we alles moesten afdragen. Maar wij waren wel bereid onze hele oogst zo te gebruiken als paste bij mensen die aan God toegewijd waren.
Even naar jullie vertaald: als het Dankdag is, dan zeggen we niet: Ik geef een beetje van mijn oogst, of een beetje van mijzelf aan God. Dat wijd ik Hem toe, maar de hele rest daar beslis ik zelf over. Nee, met Dankdag zeggen we: de hele oogst is van U. De nieuwe krachten die we van dat eten krijgen gebruiken we in dienst van U. Ik en mijn familie, wij zullen vol toewijding de Here dienen!

Dat altaar heeft ook nog een andere betekenis. Het altaar vertelt ook van het feit dat God zelf voorziet in het offer. Zoals eens bij Abraham toen die een offerdier nodig had. Hij mocht zijn zoon Izak losmaken, en vond toen een ram in de struiken. Zo gaat het bij élk offer! Alles wat bij naar het altaar brengen om aan de Heer te geven, dat hebben we eerst van hem gekregen. Alles! Er is niets dat geen geschenk van Hem is.

Dat alles cadeau van God is, dat geldt ook voor onze toewijding. God vraagt onze volledige toewijding. Wij kunnen zelf die toewijding niet maken. God wil ze ons géven. God geeft ons die toewijding door zijn Zoon Jezus aan ons te geven. Jezus legt zijn Geest en zijn toewijding in ons, en op die manier gaat God ons toewijding aan Hem leren.

Het vijfde onderdeel van de liturgie is:
5 Leg daarbij voor God een verklaring af.
Na onze eerste verklaring legden we een tweede verklaring af. Die ging over hoe God zijn volk in het verleden heeft bevrijd.
Het begon allemaal heel klein. God werkte zijn plannen uit via Abraham en via Izak en via Jakob. Die Jakob ging als zwerver eerst naar Aram, toen weer uit Aram, daarna naar Egypte. Daar liet God uit hem een groot volk groeien. Maar de Egyptenaren gingen dat volk wreed onderdrukken. Zij riepen tot de Heer om hulp. God zag en hoorde hen. God bevrijdde hen uit hun slavenbestaan. Door angstaanjagende tekenen en wonderen. Toen bracht God ons hier. Hij gaf ons dit land. Een land dat overvloeit van melk en honing.

God is onze Bevrijder! Hij neemt het op voor zijn volk dat Hij voor zich heeft gevormd. Hij doet dat elke keer weer. Vol liefde en met zijn almacht.

De vruchten van het land hebben alles te maken met Gods bevrijdingswerk. God zorgt voor ons in héél ons leven. Ook in voedsel en kleding. God is niet alleen goed voor op sabbat of zondag, en voor in de kerk, maar God staat met zijn trouw, zijn zorg en zijn liefde boven ons héle leven.
Weet je: God is de Eigenaar ook van onszelf! Op Dankdag dankbaar komen, dat houdt ook in: Hier zijn we, Heer, voor U, onze Bevrijder; ik wil mijn héle leven laten bevrijden door U!

We gaan naar onderdeel zes van de liturgie:
6 Kniel voor de Heer, uw God.
Als wij zo met onze gaven bij God de Heer komen, wat kunnen we dan anders, dan Hem aanbidden? Wij in Israël in onze tijd van het oude testament zijn gewend om dat languit op de grond te doen met ons gezicht naar beneden.
Als wij ons zo uitstrekken op de grond voor God, daarmee laten wij iets zien van onze verering van God. Dat wij ons helemaal afhankelijk weten van Hem. Dat wij onszelf klein weten en dat we God erkennen als onze grote God. Dat we Hem zielsdankbaar zijn. Dat wij ons aan Hem overgeven.

God de Heer verdient alle eer. Ik heb gehoord dat jullie in jullie tijd en waar jullie wonen niet gewend zijn om lang uit op de grond te gaan liggen in aanbidding voor God. Maar als jullie God aanbidden met hart en ziel, dan hoop ik dat jullie daarbij ook jullie hele lichaam inzetten. Om God te laten zien dat je alles aan Hem geeft.

Het laatste onderdeel van de liturgie is:
7 Wees verheugd om al zijn gaven, samen met de leviet en de asielzoeker.
God wil niet dat wij Hem danken en aanbidden als een boer die kiespijn heeft. God zet ons juist in de ruimte. Bij Hem. Wat een wonder! We hebben juist alle reden om onze eerste gaven vol blijdschap en dankbaarheid aan Hem te geven. Denk aan alles wat we hebben gezien: God is de Gever van alles. God is de Eigenaar van alles. God is trouw. God geeft zelf wat Hij vraagt. God is onze Bevrijder. God verdient alle eer.
Wat hebben wij het getroffen met deze God. De Heer van hemel en aarde. De Heer die onze Vader wil zijn. Eigenlijk is God zelf de grootste bron van onze vreugde!

Daar komt dan bij de vreugde om hoe goed God voor ons zorgt. Straks mogen wij met onze familie en de behoeftige mensen om ons heen genieten van de rest van de oogst. Die eerstelingen bepalen ons bij God die ook de rest van de oogst aan ons zal geven. Wat een feest. Dat is echt een geschenk van Hem!

Jullie weten dat nog duidelijker dan wij in onze tijd. *In zijn goede zorg stuurde God zijn Zoon Jezus. Jezus stierf voor ons en stond op het Paasfeest voor ons op uit de dood. De Bijbel noemt Jezus ook een eersteling. Hij is als eerste met een nieuw verheerlijkt lichaam uit de doden is opgestaan. *Daarna stortte God op het Wekenfeest de heilige Geest uit. De Bijbel noemt de heilige Geest de eerste vrucht van Christus’ werk. Maar dan mag je zeker weten dat er nog meer komt. De Geest is het bewijs dat God ons met Jezus ook álles zal schenken.

Het mooie van God is dat Hij mensen bij elkaar zet. Hij geeft zijn cadeaus nooit voor ons alleen. Hij leert ons juist wat delen is. Zoals God zelf zijn eigen en enige Zoon met ons zou delen. En zoals God zijn Geest uitdeelt aan allen die hun vertrouwen op Jezus stellen.

Zo zei God tegen ons bij de liturgie voor de eerste vruchten: verheug je samen met de Leviet en de vreemdeling. *De Leviet had geen eigen akker en dus geen eigen oogst. Hij was afgezonderd om God en Gods volk te dienen in de eredienst. Maar hij mocht delen in de oogst van zijn volksgenoten. *En wat die vreemdeling betreft: Jakob was ook een vreemdeling geweest. Dat feit moest ons mild en royaal maken naar andere vreemdelingen in ons midden: jullie zijn welkom, wij delen graag van onze weelde met wie arm en behoeftig zijn. God zorgde voor sociale wetgeving en vangnetten voor de armen.

Verheug je samen met de Leviet en de vreemdeling. Hoe zag dat er uit? Nou, dat was niet alleen dat wij blij waren met hen. God wordt in zijn opdrachten in de Bijbel altijd concréét. God vroeg ons dat wij in onze dankbaarheid en blijdschap metterdaad ook de anderen in Gods goede gaven zouden laten delen! *Op ándere momenten deden we dat door een feestmaaltijd te organiseren rond het tempelcomplex. Voor ons en onze familie en de Leviet en de vreemdeling. Bijvoorbeeld bij de grote feesten in Jeruzalem en na het aanbieden van de tienden. *Maar vandáág gaat het over de eerste vruchten van het land. Die waren voor de priesters. Wij gingen de volgende dag naar huis. Daar mochten we Gods goedheid in de praktijk brengen naar onze naasten toe.

Zo mogen jullie ook na deze Dankviering naar huis gaan. Ontvang blij en dankbaar de goede gaven die de Heer je geeft. In Jezus. Geniet ervan voor zijn aangezicht. En deel royaal met je behoeftige naasten die God op je weg zet.
Amen

Liturgie:
Mededelingen
Zingen: Gereformeerd kerkboek Ps.24: 1.2.3
Stil gebed
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd kerkboek Ps.122: 1.2
Gebed
Lezen: Deuteronomium 18,1-8 Het aandeel van de priesters: ook de eerstelingsgaven: de eerste vruchten van het land.
Lezen: 1 Korinte 15,19-23 Christus als eersteling
Lezen: Romeinen 8,22-25 de heilige Geest als eersteling
Zingen: Gereformeerd kerkboek Ps.126: 1.2.3
Tekst: Deuteronomium 26,1-11
Preek
Zingen: Gereformeerd kerkboek Gez.15: 1.2.3.4.5 [Geloofd, zij Gij, God onze Heer] (s.v.p. op de melodie van Gez.68: ‘Wij knielen voor uw zetel neer’.)
Dankgebed en voorbede
Collecte
Geloof: lezen: Apostolische Geloofsbelijdenis
Zingen: Zingende Gezegend 266: 1.2.3.4 [Dank, Vader, dank u wel] (s.v.p. op de melodie van Gez.141 Dank, dank nu allen God)
Zegen