Los van God gaat heel Gods schepping kapot. (Jeremia 4)

Welke kant gaat het op met de schepping? Door het ingrijpen van ons als mensen gaat er veel in Gods schepping kapot. Is er straks geen aarde meer over, omdat wij die hebben uitgeput of kapotgebombardeerd? Zadelen wij daar generaties na ons mee op? Is er uitzicht? Wat wil God door ons doen op deze aarde vol gebrokenheid?

Preek over Jeremia 4:

Gemeente waarvan Jezus zoveel houdt, gasten en luisteraars,

Kindermoment voor de jongens en meisjes van groep 5 t/m 8 van de basisschool.
Jongens en meisjes, kijk eens naar het scherm van de beamer. Waar gaat dat over? [Over de schepping. God heeft hemel en aarde geschapen.]

Het lijken wel zes verschillende schilderijen. Op elk doek staat iets anders. Waarom zou dat zo zijn? [Genesis 1 vertelt dat God hemel en aarde schiep in zes dagen. Op elke dag maakte Hij er iets nieuws bij. Kijk maar mee: a Eerst schiep God het licht. b Toen scheidde Hij het water onder en boven. c Toen scheidde Hij water en land hier beneden. d Toen maakte Hij de zon, de maan en de sterren. e Daarna de planten en bomen, en toen de dieren en f als laatste de mens.]

Stel je nu eens voor dat de volgorde wordt omgedraaid.
-Hoe zou dat zijn, een aarde zonder mensen? […]
-Hoe zou het zijn een aarde ook zonder dieren, en zonder bomen en planten zijn? […]
-En een aarde waar wel licht is, maar zonder zon, maan en sterren? […]
-Hoe zou een aarde zijn waar alle land overspoeld wordt door water en waar water boven en onder door elkaar loopt? [Daar kan geen mens leven, geen landdieren, geen bomen en planten.]
-Hoe zou een aarde zijn zonder al die schepselen en ook nog zonder licht? [Dan is alles zoals het was in het begin: woest en leeg. Onbewoonbaar.]

Dat zou niet best zijn. Stel dat het die kant op gaat met Gods schepping. Wat maken wij als mensen veel kapot. Gaat de hele schepping er aan? Hoe dat komt en hoe we dat kunnen tegengaan, daar gaat de preek over.

Thema: LOS VAN GOD GAAT HEEL GODS SCHEPPING KAPOT.

Laten we eerst eens gaan kijken naar hoe God zijn schepping heeft gemaakt en bedoeld.

In Genesis 1 lezen we over de schepping van hemel en aarde. God schiep eerst een vormeloze massa. De aarde was nog woest en leeg: onbewoonbaar. Toen ging God verder scheppen. Hij schiep door zijn Woord. Hij sprak en het was er.
God ging zijn schepping ook vorm geven. Dat deed Hij door zijn Geest. God maakte de aarde tot woonplaats voor de mens. Daar zie je Gods bedoeling: God wil een bewoonbare aarde. Voor de mens! God vertrouwt de aarde toe aan de zorg van de mens. God laat de mens in zijn Tegenwoordigheid leven. Zo kan de mens de aarde vol liefde en zorg bewerken.

De aarde is niet van ons, de aarde is van God! God vraagt dat wij niet alleen eerbied hebben voor zijn schepping, maar ook voor Hem als Heer van de schepping.

Gods aarde kan alleen groeien en bloeien als wij God kennen! God, de Schepper van de aarde. God, de Schepper van jou. Als wij weten wat Hem voor ogen staat met zijn schepping en met ons daarin. Gods aarde kan alleen groeien en bloeien als wij God ook erkennen. Zijn orde: Hij is groot en ik ben klein. Ik ben afhankelijk van Hem. Alleen met zijn hulp en in zijn kracht kan ik functioneren en de aarde tot bloei brengen. Wil Gods schepping onder onze handen gedijen, daarvoor moeten wij God omhelzen. Dan blijft de aarde bewoonbaar voor ons als Gods mensen. Alleen dankzij God [zeg maar de grote Tuinman] kan er een leefbare aarde zijn waarop mensen echt samenleven.

God heeft voor zichzelf een volk gekozen dat Hem van heel dichtbij mocht kennen. Dat die opdracht van het begin mocht uitvoeren in zijn Tegenwoordigheid. Zorg voor de aarde en bewerk haar vol liefde. [Zeg maar als kleine tuinmannen en -vrouwen.] Maar in de tijd van Jeremia ging Gods volk los van God leven. Precies het tegenovergestelde. Toen ging er heel veel mis. Niet alleen met henzelf en hen onderling, maar ook met heel Gods schepping.

Soms zie je iets van hoe mooi Gods schepping is. In prachtige natuurseries met de mooiste beelden en geluiden. Of als je zelf buiten in de natuur loopt en ademt, ruikt en proeft hoe mooi God alles gemaakt heeft. Maar je hoeft maar het journaal aan te zetten en je ziet hoe alles kapotgeschoten wordt. Oorlogen houden geen rekening met de natuur. Milieurampen maken veel stuk. Een lekke olietanker. Een ontplofte kunstmestfabriek. Jeremia noemt in hoofdstuk 4 oorlogsgeweld waaronder de hele schepping lijdt.

Kijk eens naar het verslag van Jeremia: << Blaas de ramshoorn in het land! Roep luid: “Verzamelen! Verschans je in de vestingsteden. Wijs met de strijdvlag naar Sion! Ga allemaal daar naar toe! Vlucht, blijf niet staan!” De vijand komt er aan. Er komen vreselijke berichten binnen vanuit het noorden. Ze hebben onze stad ingenomen. Mannen zijn in koele bloede vermoord. Vrouwen zijn verkracht. Kinderen worden onthoofd. De ergste wreedheden vinden er plaats. En dan is het nog niet genoeg. Ze willen meer. Ze komen er aan. Binnen een paar uur kunnen ze hier zijn. Vrouwen grijpen hun kinderen bij de arm en rennen naar huis. Gezinnen pakken in de haast wat levensmiddelen. En dan maken ze dat ze wegkomen. Hier op het platteland ben je niet veilig. We moeten naar de stad. Onze steden hebben dikke muren. Misschien kunnen die de vijand nog keren. Misschien kan er nog een maand aan ons korte leventje worden toegevoegd. We zijn in de stad. Het is hier stampensvol mensen. Allemaal opgepropt. Ik sta op de muur en ik zie de vijand komen. Ruige kerels zijn het. Met snelle paarden en wagens. Ze omsingelen onze stad. Ze schreeuwen verwensingen naar ons hoofd. Wat een woestelingen. Wat gebeurt er als ik in hun handen val? Mensen vallen flauw van angst. De stad is in de greep van angst. Kinderen huilen. De honger slaat toe. Het eten en het drinken raakt op. De dood doet zijn intrede. Wee ons. Het is met ons gedaan! >>

Deze boodschap en deze gezichten gaan Jeremia door merg en been. Hij kan er niet meer tegen… Als jij de laatste maanden het nieuw hebt gevolgd, dan herken je daar vast wel iets van. De ontzetting en de verbijstering. Waar gaat het heen met deze aarde? Alles en iedereen gaat kapot.

In vers 23-26 kijkt Jeremia naar het resultaat. “Ik zag de aarde, ze was woest en doods. Ik keek op naar de hemel, er was geen licht. Ik zag de bergen, ze beefden, de heuvels, ze huiverden. Ik keek, er waren geen mensen, alle vogels waren uit de lucht verdwenen. Ik keek, elke boomgaard was een woestijn, alle steden waren verwoest…”

Vier keer zegt Jeremia ‘ik zag’. Het is het ontluisterende relaas van een ooggetuige. Het lijkt wel of er een orkaan over het land gegaan is. En een vreselijke brand. Alles is kapot. Er is geen mens meer te bekennen. Geen vogel aan de lucht… In andere profetieën lees je dat steden woonplaatsen voor vogels en andere dieren worden nadat ze door mensen verlaten zijn. Maar hier is zelfs geen plek voor de vogels aan de lucht. Er heerst doodse stilte. Er is geen licht. Het klinkt alsof de schepping passeert, maar dan precies in omgekeerde volgorde. De aarde wordt weer woest en doods als in het begin. Toen hij nog niet bewoonbaar was. [vier dia’s]

In één adem gaat Jeremia door van het kleine landje Juda naar de breedte van de aarde. Niet alleen het koninkrijk Juda wordt verwoest. De hele aarde zucht en lijdt onder het geweld van mensen. De ondergang van Juda lijkt meteen wel de eindtijd te zijn.

Hoe kan het dat er zoveel kapot gaat in Gods schepping?
-Jeremia zegt: Het begint in ons hart. Waarop is je hart gericht? God wilde juist door zijn volk heen zorg dragen voor zijn mensen en zijn hele schepping. Maar zij bannen Gód uit hun hart en hebben het kwáád daar een plek gegeven. Het kwaad heeft zich vastgezet in hun hart. -Vervolgens komt dat uit in hun leven. Een goede bron brengt goed water voort, en slechte bron slecht water. Gods volk doet slechte dingen. Ze zijn getraind in het kwaad.
-In Jeremia 4 wordt nog niet met zoveel woorden gezegd wat hun kwaad is. Dat wordt in Jeremia 5 en 6 duidelijk. Het gaat om dingen als niet voor de armen zorgen, maar mensen juist afpersen en uitbuiten. Onder dat kwaad lijdt heel Gods schepping!

Denk maar aan roofbouw, uitputting van de aarde, onveilige fabrieken. Daar gaan mensen kapot én het milieu gaat kapot, alleen omdat de eigenaars van die fabrieken zichzelf willen verrijken.
Denk ook aan oorlogen en geweld. Mensen en steden worden aan flarden geschoten. Ook dieren en bomen en akkers gaan er aan. Denk maar aan Irak en Syrië en de Oekraïne, om maar een paar voorbeelden te noemen, met de enorme verwoestingen die je daar ziet.

Maar wacht even. Als je Jeremia 4 leest, hoe komt het dan dat de aarde weer woest en leeg wordt? Hebben ménsen dat gedaan? De legers uit Babylon en Gods eigen volk? Of heeft Gód dat gedaan? Als Jeremia de totale verwoesting van de aarde tekent, terug naar onbewoonbaar gebied, dan zegt hij toch dat dit gebeurt “door toedoen van de Heer, door zijn brandende toorn”?

God zélf stuurt die wrede volken uit het noorden op Juda af. Hij gebruikt hen toch als gesel om zijn volk te slaan? Als dan alles kapot gaat, moet je dan de mens de schuld geven, of kun je beter naar God wijzen?

Dat is een indringende vraag. Het is belangrijk dat we er bij stil staan en meer er helderheid over krijgen. Is God iemand die eerst een fantastisch mooie aarde maakt, voor de mens om daar samen met Hem te wonen, en die daarna de mensen die Hij maakte in koelen bloede elkaar laat afslachten, en die zijn eigen aarde weer onbewoonbaar maakt? Of is het toch anders?

1/ Ik wil eerst iets zeggen over Gods oordeel. De beelden uit het boek Jeremia zijn heel indringend. Logisch, want Jeremia moet Gods oordeel aanzeggen. Daar komt bij: vandaag de dag staat de wereld flink in brand. Door internet en televisie komt alles heel dicht bij. Als je de angstaanjagende beelden leest die Jeremia schildert, dan heb je toch zomaar een associatie met de wreedheden die vandaag plaatsvinden in bijvoorbeeld Irak? Het gaat ook ons door merg en been.

Maar dat er een sterke overeenkomst is tussen de wreedheden van Babylonië toen over Juda en de andere volken en de wreedheden vandaag bijvoorbeeld in Irak, dat betekent niet dat wij in beide gevallen mogen spreken van Gods oordeel over ontrouw. De Babylonische ballingschap voor Juda was specifiek Gods oordeel voor zijn volk op dat moment. Vroeger, toen Hij zijn volk het beloofde land binnenbracht had Hij hen al gezegd: “Als je Mij trouw blijft, dan zul je lang leven in het beloofde land, samen met Mij, maar als je Mij ontrouw wordt, dan zal het land jou uitspugen.” Dat kun je lezen in het boek Deuteronomium. Maar wij hebben niet het recht om christenen en volken vandaag te veroordelen als zij wreed worden getroffen. Jezus heeft gezegd dat zijn leerlingen vervolgd zullen worden om hun geloof. Niet om hun ongeloof, maar om hun geloof. Dat is heel wat anders.

2/ Nu gaan we naar het tweede. Als Gods schepping kapot gaat, dan is dat niet omdat God eerst een mooie schepping wilde die helemaal heel is, en nu een schepping die kapot gaat.
De verwoesting van de aarde heeft niet het laatste woord. God laat dat ook al zien midden in de oordeelsprofetie van Jeremia 4. God zegt in vers 27: “Heel het land wordt een woestenij, maar vernietigen zal ik het niet.” God wil niet de ondergang van de mens en van zijn schepping. Daar heeft Hij ons niet voor gemaakt. Kijk maar naar zijn goede begin. Als het aan ons als mensen ligt, in onze opstand tegen God, dan gaat de hele aarde er aan. Maar God is er ook nog! God heeft iets beters met ons voor. Met zijn mensen én met zijn schepping.

Als Gods schepping kapot gaat, dan ligt dat niet aan God, de Schepper, maar aan ons. God heeft de aarde gemaakt voor ons op daar op te wonen. Wij zijn verantwoordelijk voor de aarde en Gods schepping. Onze taak is om met God samen te werken. Om de aarde in de kracht van God tot bloei brengen. En nu komt de les uit Jeremia 4: Als wij onszelf losmaken van God, dan desintegreert alles. Dan valt alles uit elkaar. Als wij God verbannen uit ons leven en van de aarde, dat werkt door in ons eigen leven, en tussen mensen, en in de hele kosmos! Dát zie je in Jeremia 4.

Nu komen we bij Gods goede nieuws. Ook door zulke zware hoofdstukken als Jeremia 4 heen mag ik jullie Gods evangelie verkondigen.

Houd jij ook van de aarde? Besef je dat je uit de aarde komt en op deze aarde hoort? Besef je hoe gebroken jouw leven is en deze aarde, los van God? Daar hebben wij als mensen onszelf en de aarde in gestort toen wij bij God vandaan liepen! Alleen bij God is volheid en echt leven. Mét dat wij bij God vandaan liepen kozen wij voor leegte en dood. Wij hebben Gods schepping daarin meegenomen. De aarde lijdt door ons.

Maar God heeft het daar niet bij gelaten. God heeft meteen in het begin al beloofd dat Hij een Redder zou sturen. Die Redder is zijn eigen Zoon Jezus. Het mooie is: God denkt aan zijn mensen en aan heel zijn schepping. God zal zijn schepping bevrijden uit de greep van de dood. Paulus zegt in Romeinen 8: “Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, … maar ze heeft hoop gekregen, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt. Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.” (Romeinen 8,20-22)

God wil niet alleen mensen redden. Hij wil ook zijn schepping redden. Als je beseft dat je uit de aarde komt en hoe kostbaar de aarde is en hoe God ons gemaakt heeft om met beide benen op aarde te leven, en je wilt dat dat meer uit de verf komt, ga dan naar God. Zoek je het goede voor Gods schepping? Bij wie kun je dan beter zijn dan bij Hem die dit alles gemaakt heeft?

Ik weet niet waar jij aan denkt als het gaat over Gods redding, maar ik heb de indruk dat veel mensen dan denken aan de redding van mensen. Dat is ook heel belangrijk. God heeft de mens gemaakt als kroon op zijn schepping. God heeft de mens gemaakt om in verbondenheid met Hem te leven. Maar ook de andere onderdelen van Gods schepping zijn voor God kostbaar. God spaarde bijvoorbeeld de stad Ninevé ook vanwege het vee. Er is en blijft een onderscheid tussen de Schepper en zijn schepselen. Hij is groot en wij zijn klein. Maar er is geen tegenstelling tussen God en de aarde. God vindt zijn schepping belangrijk.

De Bijbel vertelt ook hóe God zijn schepping redt. Dat doet Hij door Jezus. Kijk maar mee in Kolossenzen 1,15-20: “Beeld van God, de onzichtbare, is hij, eerstgeborene van heel de schepping: in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem. Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk. Oorsprong is hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: in hem heeft heel de volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.”

Kijk de ene kant is dit, Jeremia 4: Als wij als mensen God loslaten, dan werkt dat overal in door en gaat uiteindelijk Gods hele schepping kapot… Maar de andere kant is dit: Als God reddend gaat ingrijpen door Jezus, dan werkt Hij ook overal in door, en maakt Hij alles weer heel, ook zijn schepping. God belooft dat Hij deze aarde helemaal zal louteren. Hij geeft een nieuwe hemel en aarde. Hij stuurde Jezus die dat verdiende. Eens komt de hemel op aarde. En God zal bij de mensen wonen.

God werkt niet alleen aan een totaal vernieuwde aarde straks. Hij leert ons nu ook om midden in alle gebrokenheid zorg te dragen voor zijn aarde. Zodat wij Hem weer laten zien in zijn goede zorg voor haar!

Wat kun jij nu doen als je een plek wilt krijgen in het herstel van de aarde?
Als je naar de aarde kijkt en voor de aarde zorgt, zie dan niet alleen de aarde en hoe mooi alles in elkaar zit en alles bedoeld is, maar let ook op Hem die dit alles gemaakt heeft. De Heer van de aarde is meer dan de aarde zelf. Wat baat het een mens als hij de hele wereld wint, maar schade lijdt aan zijn ziel? Geef God de eer die Hem toekomt.

Het begint in je hart. Geef God een plek in je hart. Hij klopt en Hij wil daar wonen. Wees niet bang voor Hem en wantrouw Hem niet. Kijk naar zijn Zoon Jezus. Zo is God! Stel je vertrouwen op Hem. Dat jij een plek hebt in zijn hart.

En verder: Erken en aanvaard God niet alleen als jouw Schepper, maar ook als jouw Redder. Erken dat als we los van God leven en werken de aarde vroeg of laat woest en leeg wordt. Alle mooie beschavingen gingen weer onder. Juist doordat zij decadentie en eigenbelang voorop zetten. Erken dat de gebrokenheid en het stuk maken ook in jouw hart zit, zoals je bent naar je aard na de ontaarding van de zondeval. Erken dat je daarvan gered moet worden. Om ons en Gods schepping te redden is er iemand nodig die meer is dan wij. Die iemand geeft God. Hij geeft Jezus Christus die mens werd als wij om ons weer als mensen te laten uitkomen.

Als wij slecht voor Gods schepping zorgen, dan moeten wij ons afvragen of wij God wel kennen. Als Jezus in je woont dan kan het niet anders of je leert weer zorg te dragen ook voor Gods schepping. Te beginnen gewoon op jouw plekje met de mogelijkheden die jij hebt. Je leeft niet voor jezelf, maar je leeft voor de Heer. Als Jezus in je woont, dan verandert jouw manier van omgaan met jou zelf. Ook je omgang met je medemensen verandert. En jouw omgang met Gods schepping. Deze drie hangen samen.

Hoe meer je God kent en zijn Zoon Jezus, des te meer ga je zien wat voor moois Hij met ons voor ogen heeft en met zijn aarde. Hoe meer je jezelf opent voor Hem, des te meer kan Hij zijn zorg en liefde ook door jou heen laten zien. Zo bidden wij: Heer vervul ons. Leer ons niet alleen bidden, maar leer ons ook zorgen voor uw schepping.
Amen

Liturgie:
Votum en groet
Zingen: Ps.24: 1.2.4 De aarde is van God de Heer.
Wet
Zingen: Lied 479: 1.4 Laat mijn hart u toebehoren.
Gebed
Lezen: Genesis 1,26-31 God schept de mens, zegent hen en geeft hen een taak.
Lezen: Jeremia 4,5-31 Gods hele schepping gaat er aan.
Zingen: Ps.89: 16.18
Tekst: Jeremia 4,23-26
Preek
Zingen: Lied 210: 1.2.3.4 Dankzij Jezus’ opstanding krijgt ons leven zin ook op deze
gebroken aarde.
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: We loven God die door ons heen zichzelf wil laten zien. Gez.145: 1.2.3.4
Zegen