luchtsteun (Marcus 16,15-20)

Marcus 16,15-20 luchtsteun

Als Jezus naar de hemel gaat belooft Hij zijn leerlingen luchtsteun bij hun werk.

Preek over Marcus 16,15-20:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Jongens en meisjes, jullie hebben vast wel gehoord van soldaten uit Nederland die werken in het buitenland. Soms werken ze in gevaarlijke gebieden. Waar oorlog is of aanslagen gepleegd worden.

Stel je voor dat een groep militairen op patrouille gaat in een gebied dat ze nog niet zo goed kennen. Opeens worden ze aangevallen. De soldaten vragen om hulp. Dan komt er een vliegtuig om hen te ondersteunen. Het vliegtuig valt de vijanden aan en de Nederlandse soldaten worden gered. Die steun die ze krijgen noemen we luchtsteun.

Op dit punt mag je ook aan de Heer Jezus en zijn leerlingen denken. Jezus stuurt zijn leerlingen er op uit. Een uitzending. Om overal van de Heer Jezus te vertellen. Voordat Jezus naar de hemel gaat belooft Hij zijn leerlingen dat Hij hen luchtsteun zal geven vanuit de hemel.

Onderwerp van de preek is: VANUIT DE HEMEL ONDERSTEUNT JEZUS HET AANZEGGEN VAN GODS GOEDE NIEUWS.

Als je Marcus 16,9-20 leest, dan lijkt het net of alles wat daar beschreven wordt gebeurt op één dag.
• Jezus is opgestaan.
• Hij verschijnt aan Maria van Magdala.
• Hij verschijnt aan twee leerlingen.
• Hij verschijnt aan de elf apostelen.
• Hij geeft de zendingsopdracht.
• Hij gaat naar de hemel.
• Zijn leerlingen gaan het evangelie overal bekend maken.
Uit de andere evangelieboeken weten we dat tussen deze gebeurtenissen meerdere dagen verstreken zijn. Marcus vertelt deze dingen als één geheel.
De vaart zit er in. Hij laat zien waar het naar toe gaat: van opstanding > naar hemelvaart > naar wereldwijde zending.

Daarmee hebben we meteen de kern te pakken van het slot van Marcus’ boek. Stel dat je dit gedeelte leest en je vraagt aan mensen: Waar gaat dit over?
Dan kun je heel verschillende antwoorden krijgen. Wat in het oog springt zijn natuurlijk die tekenen waar Jezus van vertelt. Indrukwekkend: demonen uitdrijven, spreken in onbekende talen, zieken gezond maken… Misschien blijft dat wel het meest haken. Maar dat is niet de kern. De kern is: het bekend maken van Gods goede nieuws.

De tekenen die Jezus noemt zijn wel belangrijk, maar ze komen bij wat het méést belangrijke is: de verkondiging van het goede nieuws. Daar komen ze bij. In die zin zijn ze bijkomstig.

De verkondiging gaat over Gods evangelie. Dit goede nieuws is dat er redding is voor mensen! God heeft ons gemaakt. Wij waren als mensheid bij God vandaan gelopen. Uit onszelf wilden we niet God meer. Uit onszelf kunnen we ook niet terugkomen bij God. Maar God stuurde zijn Zoon Jezus. Hij komt om mensen weer mee te nemen. Terug naar God als hun Vader in de hemel.

Dat nieuws, Gods redding van mensen door Jezus, moet overal bekend gemaakt worden. Binnen dát kader vertelt Marcus van Jezus’ hemelvaart.
De hemelvaart van Jezus is blijkbaar geen doel in zichzelf!
Jezus gaat niet naar de hemel, en dan is Hij klaar. Zoals bij Elia.
Jezus gaat naar de hemel om van daar uit te wérken! Zijn werk gaat door. Hij geeft zijn leerlingen op aarde luchtsteun bij de bekendmaking van Gods goede nieuws.

Dat Jezus zijn leerlingen ondersteuning biedt vanuit de hemel, dat is veelbetekenend voor hen.

Als militairen op missie zijn en in de knel gebracht worden, dan kan luchtsteun heel belangrijk voor hen zijn. Het kan hun redding betekenen.

Jezus geeft zijn uitgezonden leerlingen steun vanuit de hemel. Die steun is nog veel belangrijker. Dat is om wie Jezus is.
-Jezus is niet alleen een mens, maar ook de Zoon van God.
-Hij heeft alle machten en krachten die zich tegen God verzetten verslagen. Op Golgota. Die overwinning bewijst Hij door naar de hemel te gaan. Geen enkele macht kan Hem tegenhouden. Ook niet de kwade machten die Paulus noemt in Efeze 6: de hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, en de kwade geesten in de hemelsferen. Ze staan machteloos!
-Jezus neemt plaats bij zijn Vader op de troon. Aan Vaders rechterhand. Dat is de ereplek. God heeft Hem alle macht over hemel en aarde gegeven. Jezus is de hoogste Heer. De enige die echt alles en iedereen de baas is.
Als Hij jou steunt, dan heb je echt de beste steun die je je ooit kunt bedenken.

De steun die Jezus aan zijn leerlingen geeft bestaat uit meerdere dingen.
*Vers 20 vertelt dat Jezus’ leerlingen er op uittrekken om overal het goede nieuws te verkondigen of aan te zeggen. De Heer hielp hen daarbij.
Dat is het eerste. Voor dat helpen staat letterlijk: meewerken.

Jezus’ leerlingen gaan dus niet alleen op pad nadat Jezus naar de hemel is gegaan. Hij die hen zendt blijft zelf ook aan het werk: Hij werkt mee bij de bekendmaking van Gods goede nieuws.

Het boek Handelingen vermeldt hoe de apostelen het evangelie verder brengen. Als je dat boek leest, dan merk je hóe de Heer hen daarbij helpt. -Hij geeft zijn leerlingen kracht en vrijmoedigheid om het evangelie door te geven.
-Hij maakt dat er mensen zijn die het evangelie aannemen. Die tot geloof komen in Jezus! -Hij stuurt zijn leerlingen ook in welke kánt ze op moeten gaan op hun zendingsreizen.

*Er is ook nog een andere kant aan de steun die Jezus zijn leerlingen geeft. Hij bekrachtigt de verkondiging door tekenen.

Weet je nog van die militairen die vragen om luchtsteun? Dat is als ze in de knel gekomen zijn. Nou, Jezus’ leerlingen zullen ook in de knel gebracht worden. Die steun die Jezus geeft vanuit de hemel, die hebben ze hard nodig. Jezus heeft meer dan eens gezegd dat het aanzeggen van Gods goede nieuws verschillende reacties zal oproepen. Er komen mensen tot geloof. Maar er komt ook verzet. Keihard verzet. Tegen Jezus.

Jezus heeft dat zelf tijdens zijn leven op aarde ondervonden. Mensen betwisten zijn gezag. Ze zeggen dat Hij van de duivel komt. Ze proberen Hem monddood te maken. Ze drijven de spot met Hem. Telkens weer botst het: Juist op de vraag wie Jezus is. Marcus begint zijn evangelie met de inleidende woorden: “Het begin van het goede nieuws van Jezus Christus, Zoon van God.” Precies het feit dat Jezus Gods Zoon is die ook die erkenning vraagt, dat is omstreden.

Marcus vertelt in hoofdstuk 6 dat Jezus zijn leerlingen twee aan twee er op uit stuurt om het goede nieuws bekend te maken. Er zullen mensen zijn bij wie ze welkom zijn, maar er zullen ook mensen zijn bij wie ze niet welkom zijn. Die zeggen: “Wij willen Jezus niet!”

Van dat verzet is niet alleen sprake als Jezus als mens op aarde is, maar dat zal op deze huidige aarde altijd blijven. Denk maar aan wat Jezus zegt in de Bergrede in Matteus 5: “Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten.”… Je hoeft de gebedskalender van Open Doors maar te lezen om te zien dat zulke dingen vandaag nog steeds schering en inslag zijn voor veel christenen. Daarom hebben Jezus’ leerlingen zijn bekrachtiging en bevestiging ook zo hard nodig.

Juist in dit verband kunnen we de tekenen begrijpen die Jezus noemt. Jezus werkt vanuit de hemel niet alleen mee bij de bekendmaking van het evangelie, maar Hij zet hun verkondiging ook kracht bij door tekenen die er op volgen.

Die tekenen hebben te maken met de weerstand die het evangelie oproept. Met aanvallen op het evangelie en de brengers ervan. Met diepe geloofsvragen of het wel waar is. We gaan ze bij langs.

1 In mijn naam zullen ze demonen uitdrijven.
Nergens horen we van meer verzet van demonen dan als Jezus als mens op aarde is. Als Hij Gods goede nieuws verkondigt… Als de Heer Jezus aan de mensen wordt voorgehouden met de oproep tot geloof, dan steigeren de demonen. Hoe sterker de verkondiging, des te meer zullen ze zich verzetten!

-Wie in Jezus gaat geloven die wordt door God aan Jezus verbonden. Aan de levende, opgestane Heer! God legt Jezus’ leven in die mens. Dat leven van Jezus zal ook naar buiten komen. Dat zal uitnodigend zijn voor andere mensen. Maar het zal ook verzet oproepen.
-Jezus stuurt zijn leerlingen uit om Gods goede nieuws aan de mensen voor te houden. Om ze op te roepen om hun vertrouwen in Jezus te stellen. Dat bekend maken van Jezus dat vinden de boze geesten niet fijn. Ze zullen alles in het werk stellen om de kracht van die verkondiging te breken. Christus’ kerk, Christus’ leerlingen zullen dat ervaren.
Maar, zegt Jezus in Marcus 16: Ik ben al die demonen de baas! Als Ik bekend gemaakt word verzetten ze zich. Maar juist tegen Mij kunnen ze niet op. Jullie zullen ze uitdrijven.

2 Ze zullen spreken in onbekende talen.
Onbekende tongen of talen kan in de Bijbel wijzen op bestaande menselijke talen. Denk aan het wonder op de eerste Pinksterdag: Jezus’ leerlingen spreken in heel verschillende talen. De mensen die toegestroomd zijn horen het goede nieuws in hun eigen taal.
Onbekende talen kan ook wijzen op een taal die geen mensentaal is, maar bijvoorbeeld engelentaal. Van zo’n taal lezen we in 1 Korinte 14. Dat is een taal waarbij iemand anders nodig is die het kan vertalen naar mensentaal.

In Marcus 16 gaat het over de verkondiging van het goede nieuws. Ik denk daarom dat Jezus hier denkt aan bestaande talen. Het evangelie moet naar ieder volk in zijn eigen taal. Soms geeft God het wonder dat zijn leerlingen andere talen spreken zonder dat ze daarvoor geleerd hebben.

Dat Jezus dit teken aankondigt sluit niet uit dat kerken zelf ook inspanningen leveren om mensen met het evangelie in hun eigen taal te bereiken. Denk aan vertaalwerk van het Nederlands Bijbelgenootschap of Wycliffe Bijbelvertalers. Dat er mensen zijn die inzicht hebben in andere talen en die vanuit hun werk hierbij kunnen helpen, dat is ook een gave van God.

3 Met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif zullen drinken zal dat hun niet deren.
De duivel zal zijn afschuw tegen het evangelie in alles laten blijken. Daarbij zal hij ook dieren en mensen inschakelen. Maar Jezus zal zulke aanvallen vanuit de hemel pareren.

Denk bij die slangen aan Paulus op Malta. Hij is gered na een schipbreuk. Maar dan bijt hem een slang. De mensen zeggen: “De goden straffen hem. Hij had niet gered mogen worden.” Blijkbaar was het een giftige slang en zag het er niet best uit voor Paulus. Maar er gebeurt helemaal niets. Paulus wordt niet ziek en valt niet dood neer.

De Bijbel noemt geen voorbeeld van bestand zijn tegen gifdrank. Maar wel vertelt Handelingen 14 dat Paulus een keer gestenigd is. Hij wordt voor dood achtergelaten. Maar dan staat hij op en vervolgt zijn werk.

Jezus kondigt dit soort uitreddingen aan. Dat betekent niet dat álle aanslagen tegen christenen zullen mislukken. Er worden voorgangers vermoord. Vanaf de apostel Jakobus tot vandaag toe… Maar als God vindt dat iemands taak in de verkondiging nog niet klaar is, dan zal God zijn of haar leven sparen. Vanaf Petrus die uit de gevangenis wordt gered tot vandaag toe. Zij mogen dan tijdelijk verder. Ook al zijn Paulus en Petrus later alsnog om het evangelie gedood.

4 Ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.
Jezus op aarde onderstreepte zijn goddelijke woorden door zijn goddelijke tekenen. Dat zal Hij blijven doen. Hij gaat met zijn gezanten mee. Hij gebruikt zijn tekenen om hun woorden kracht bij te zetten. Hij weet hoe hard en onverschillig wij van onszelf zijn. Hij zegt zelf ergens: “Als je niet mijn wóórden gelooft, geloof dan de wérken die Ik doe. Dat Ik echt Gods Zoon ben.” (Jh.10,38)
Die tekenen zijn geen doel in zichzelf, maar zijn om ons te leiden naar het Woord. Naar Jezus! In het boek Handelingen lezen we ook van veel zulke tekenen die de verkondiging van het Woord vergezellen.

Bedenk daarbij dit: De verlamde man in Handelingen 3 zat daar zijn leven lang al te bedelen. Jezus is toen Hij als mens op aarde was aan hem voorbijgegaan. Ook geldt: Wie beter gemaakt is zal later alsnog sterven.
Letterlijk zegt Jezus dit: “Ze zullen zieken de handen opleggen en die zullen het goed hebben.” Dat kan betekenen dat die zieken beter worden. Het kan ook zijn zij op andere manieren het goede ontvangen. Bijvoorbeeld door innerlijke genezing of door een sterker geloofsvertrouwen.

Wie gelooft heeft eeuwig leven! Dáár gaat het Jezus om! Voor altijd samen met God leven.

De Heer kan tekenen geven om zijn Woord kracht bij te zetten… Die tekenen vólgen: We duwen ze niet voor ons uit om een ingang te krijgen…
We komen niet met tekenen, maar met het Woord!… Het is aan de vrijheid van God of en hoe en welke tekenen Hij geeft… Het belangrijkste is niet dat er tekenen zijn, maar dat er mensen tot geloof komen! Paulus zegt in Efeze 2: als er iemand zijn of haar vertrouwen op Jezus gaat stellen, dat is als een wonder van iemand die dood was en die weer leeft!!

Dat Jezus zulke tekenen belooft betekent niet dat een zendende kerk alleen zendelingen stuurt en geen verdere werkers. God geeft ons ook andere mensen en middelen om te helpen. Dat is ook een gave van Hém! Daarom sturen kerken met hun zendelingen ook dokters mee, landbouwdeskundigen en andere helpers. Juist om wat Jezus hier zegt in Marcus 16 is dat belangrijk. Niet omdat wij zijn plek (zijn wonderen) willen innemen, maar omdat we erkennen dat Hij ons die gaven heeft gegeven! Ook die artsen en landbouwdeskundigen.

Tot zover de tekenen.

We hebben stilgestaan bij de tekenen die de Heer Jezus noemt. Deze tekenen staan niet op zichzelf. Jezus geeft daardoor kracht aan het getuigenis van het evangelie. De tekenen vertellen niet dat wij geloven. Of hoe goed wij geloven. Maar de tekenen laten zien dat het evangelie waar is: deze Jezus is echt de Zoon van God!

Hoe lang gelden deze woorden van Jezus? Moeten we zeggen dat deze tekenen alleen in het begin van de christelijke kerk de verkondiging zullen volgen? Zijn ze alleen gegeven aan de apostelen bij hún verkondiging van de Christus?

Dat is niet het geval. Jezus maakt juist expres onderscheid. Hij spreekt de elven aan. Maar als Hij de begeleidende tekenen belooft, dan heeft Hij het niet over de elven, maar over de gelovigen. Letterlijk zegt Hij: “Deze tekenen zullen de gelovigen volgen.” De gelovigen. Dat is breder dan de elf apostelen. Jezus noemt geen einddatum bij zijn belofte. Dus geldt die vandaag ook nog.

Toch is er een beperking. Het gaat het hier niet over de gelovigen zondermeer, maar over de gelovigen die de opdracht van Jezus ter harte nemen. Die zelf ook zich laten zenden om Jezus aan de mensen bekend te maken! Bij dát werk voor Jezus, zal Jezus hen vanuit de hemel helpen en hen ondersteunen met tekenen.

En wat als wij als kerken vandaag de dag zulke of soortgelijke tekenen niet meer kennen? Moeten we ons dan zorgen maken? Dat kan zeker nodig zijn. Maar richt je in die zorgen dan niet op die tekenen. Maar richt je in je zorgen op het doorgeven van het goede nieuws! Daar gaat het Jezus in de hemel om:
Heeft Gods evangelie iedereen in onze omgeving al bereikt? Hebben we echt geen naasten meer die Jezus nog niet of niet meer kennen?

Denk ook hier over na: Beseffen we nog wel dat we als gemeente van Christus aan de frontlinie staan? Dat we als gemeente een taak in de samenleving gekregen hebben? Dat dát de reden is dat we er zijn? Dat we dáárvoor elke dag Jezus’ hemelse steun nodig hebben?

En: Beseffen we zélf nog wel hoe góed Gods goede nieuws is? Ervaren we zelf de waarde daarvan, zodat we graag ook anderen voor Jezus winnen?

Jezus zei: “Trek heel de wereld rond.” Inmiddels komt heel de wereld naar ons toe. Zouden we daar niet ook een taak in hebben?

Ik ken veel gemeenteleden die het behoud van hun naaste ter harte gaat.
Ze zoeken en bidden naar openingen om het evangelie door te geven.
Ze worstelen om het behoud van hun naaste. Mag Jezus ook jou inzetten?
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.101: 1.2.3.4.5 beurtzang: 1A 2M 3A 4V 5A [De dag van onze Vorst brak aan]
Wet
Zingen: De Nieuwe Psalmberijming Ps.93: 1.2.3
Gebed
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.234: 1.2 [Al heeft Hij ons verlaten]
Lezen: Marcus 16,9-20
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.21: 1.2.3
Tekst: Marcus 16,15-20
Preek
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.481: 1.2.3.4 [O grote God die liefde zijt]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.161: 1.2.3.4 [Heer U bent mijn leven]
Zegen