Jezus stierf. Een ooggetuige vertelt wat hij zag en hoorde. Kijk mee met Johannes. En geloof…
Preek over Johannes 19,31-37:
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,
Een ooggetuige is iemand die een bepaalde gebeurtenis zelf gezien heeft. Hij heeft als hij verslag doet van die gebeurtenis zijn verhaal niet van een ander. Hij heeft het met zijn eigen ogen gezien en met zijn eigen oren gehoord.
Het verslag van een ooggetuige is betrouwbaarder dan het verslag van iemand die iets uit de tweede hand of uit de derde hand heeft. Als je iets doorvertelt dan laat je, ook onbedoeld, zomaar dingen achterwege, of je voegt dingen toe, of dingen worden anders weergegeven dan zoals de feiten waren.
Het leven en sterven van Jezus Christus is van wezenlijk belang voor ons. Daar hangt ons leven van af. God de Heer heeft gezorgd voor een gedetailleerd en betrouwbaar ooggetuigenverslag van het sterven van Jezus. Het doel daarvan is dat jij en ik geloven dat Jezus daar toen stierf ook voor ons persoonlijk.
–
Onderwerp: DE WEG VAN JEZUS IN EN NA ZIJN STERVEN IS NAUWKEURIG GEZIEN EN BESCHREVEN, OPDAT JIJ GELOOFT.
In deze preek kijken we met de evangelist Johannes mee naar wat er met Jezus’ gebeurde.
Eerst was ik een leerling van Johannes de Doper. Johannes de Doper was gekomen om te getuigen van iemand anders. Iemand die ná hem kwam. Johannes zei: “Ik ben het niet eens waard om de riemen van zijn sandalen los te maken.” Dat wekte verwachtingen bij ons. Wie is die nog belangrijkere persoon die ná Johannes komt?
Op een dag kwam Jezus naar Johannes toe. Johannes de Doper wees Hém aan. Hij zei: “Daar is het lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt. Hij is degene van wie ik zei: ‘Na mij komt iemand die meer is dan ik, want Hij was er vóór mij.”
De dag erna was ik samen met Andreas bij Johannes. Andreas was ook een leerling van Johannes. Weer kwam Jezus voorbij. Toen zei Johannes tegen ons: “Daar is het lam van God.” Toen we dat hoorden stonden we op en gingen we met Jezus mee. We bleven die dag bij Hem. Voortaan zouden we Hém volgen. Op aanwijzing van Johannes de Doper.
Maar waarom zou je achter iemand aan gaan die als Lam wordt neergezet? Dat zal ik je vertellen. In onze tijd was er alleen nog het oude testament. Daarin wordt op meerdere plekken gesproken van een lam van God. *Als onze stamvader Abraham zijn zoon Izak moet offeren, dan mag hij op het laatst zijn hand terugtrekken. God voorziet in plaats van Izak in een ram. Die mag als brandoffer dienen. *Als God zijn volk gaat uitleiden uit Egypte laat Hij hen eerst een lam slachten en het bloed aan de deurposten strijken. *De profeet Jesaja vertelt van God een Redder stuurt die zelf onschuldig is, maar die als een lam naar de slacht gaat en die zo de schuld van velen zal dragen.
Het was Johannes de Doper die al die lijnen verbond en onze blik richtte op deze ene man die daar liep: deze ene Jezus díe is het Lam van God. Maar dan was deze Jezus de beloofde Messias die wij verwachtten. Er waren niet meerdere redders, het was er één. Johannes de Doper had gezegd: “Ik ben het niet.” Maar Jezus was het wel. Daarom volgden wij Hem.
We zijn zo’n drie jaar met Jezus opgetrokken. We hebben Hem meegemaakt in Kafarnaüm, op zijn reizen door het land, en op zijn laatste reis naar Jeruzalem. We hebben heel veel meegemaakt. Wij hoorden wat Hij zei. Ook zijn toespraken. We zagen wat Hij deed. Ook zijn wonderen. Ik wil nu met jullie inzoomen op wat er met Jezus’ lichaam gebeurde ná zijn sterven aan het kruis. Juist op dat punt komt de oproep om te geloven tot een climax.
–
Ik stond daar op Golgota. De Joden wilden Jezus niet laten doden op het feest. Maar God zette zijn eigen plan door. Jezus werd juist wel gedood op het feest.
Dat feest daar wil ik nog iets over uitleggen. Je moet weten dat wij elk jaar het Paasfeest vierden. Ruim een week waren er feestelijkheden. Het begon met het eten van het Paaslam. Op de 14e van de maand Nisan, in de avondschemering. Het ging door in de aansluitende week van het feest van het Ongedesemde brood. Dat hele gebeuren, al die feestdagen samen, noemden wij het Paasfeest!
De 14e van de maand Nisan viel deze keer op een donderdag. Op die dag werden in de tempel de Paaslammeren geslacht. ’s Avonds vierden we als volk van God de Paasmaaltijd. Jézus vierde die maaltijd samen met ons, zijn twaalf naaste leerlingen. Bij die viering stelde Hij het heilig avondmaal in.
Op vrijdag, de 15e van de maand, was de eerste dag van het feest van het Ongedesemde brood. Dat brood is brood dat bereid is zonder gist. Het zijn een soort platte koeken. Die broden heten in verband met dit feest tranenbrood: ze wijzen op de tranen die onze voorouders vergoten hebben tijdens de onderdrukking in Egypte.
Elke vrijdag gold bij ons als voorbereidingsdag voor de sabbat. Dan begonnen we niet aan nieuwe projecten of aan verre reizen. Dan maakten we juist alles klaar voor de sabbat, de volgende dag. We deden inkopen. We kookten en we zetten het eten in een opgewarmde oven om het warm te houden. Het was wel de eerste dag van het feest van het ongedesemde brood, maar het was nog geen sabbat. Op een feestdag mocht je meer dan op een sabbat. Zwaar werk was verboden, maar we mochten wel voorbereidingen treffen voor de sabbat.
Op die eerste dag van het feest van het ongedesemde brood werd Jezus gekruisigd.
Op zaterdag, de 16e van de maand, was de tweede dag van het feest van het Ongedesemde brood. Op die dag werd de eerste opbrengst van de gersteoogst aan de Heer aangeboden in de tempel. Dit jaar viel die tweede feestdag samen met de sabbat. Dat maakte die sabbat extra speciaal. Extra feestelijk ook.
–
Misschien begrijp je nu waarom de Joodse leiders ingrepen. Sterven aan een kruis kan lang duren. De Romeinen lieten gekruisigden ná hun dood ook wel tot de volgende dag hangen. Als afschrikwekkend voorbeeld. Maar Gods wet bepaalde dat misdadigers die ter dood gebracht waren vóór zonsondergang begraven moesten worden. In dit geval kwam daarbíj dat het de volgende dag sabbat zou zijn. Je weet wel, die extra feestelijke sabbat in de week van het feest van het Ongedesemde brood. Dan moeten er geen verminkte lijken op Golgota aan een kruispaal hangen.
Daarom vroegen de Joodse leiders Pilatus toestemming dat de benen van de gekruisigden gebroken zouden worden en dat daarna hun lichamen weggehaald mochten worden.
Dat breken van de benen daar zaten twee kanten aan. Aan één kant was het vreselijk: Romeinse soldaten pakten een ijzeren staaf en verbrijzelden daarmee de beide onderbenen van de gekruisigde. Dan kon hij zich niet meer oprichten, hoe pijnlijk dat ook was, om adem te halen. Na dat breken van de benen stierf een gekruisigde binnen een kwartier. Aan de andere kant werd het totale lijden van de gekruisigde daardoor sterk bekort.
Pilatus gaf toestemming.
Er stapten soldaten naar voren om de benen van de gekruisigden te breken. Eerst deden ze dat bij de misdadiger links van Jezus en die rechts van Jezus. Gingen ze naar Jezus als laatste omdat ze Hem het langst wilden laten lijden? Maar toen ze bij Jezus kwamen zagen ze dat Hij al gestorven was. Het was niet meer nodig om zijn benen te breken. Maar het was wel gebruikelijk dat men echt zeker stelde dat de veroordeelde dood was. Daar hadden de Romeinen ook een manier voor. Ze hadden een lange dunne lans. Die staken ze via iemands zij naar binnen, tot in het hart. Dan was hij zéker dood.
Maar nu komt het. Toen ze die lans in Jezus’ zij staken, toen kwam er bloed én water uit. Als je je ergens aan prikt en dat gaat door je vel heen, dan komt er bloed uit je. Maar hier was bloed én water. Ik stond er vlakbij en ik heb het zelf gezien. Het was bloed gemengd met lichaamsvocht. Dat verschijnsel treedt op nadat je bent gestorven. Dus die lansstoot was helemaal niet nodig om Jezus de eindstoot te geven. Dat bloed en water vertelde dat Jezus al wás gestorven. Al vóór die lansstoot.
Daar zit deze les in: Jezus’ dood is ten diepste niet mensenwerk. Mensen hebben Jezus wel gearresteerd en uitgeleverd. Mensen hebben Jezus aan het kruis geslagen. Gods eigen volk en de andere volken spanden allemaal tegen Hem samen. Maar Jezus stierf volgens Góds plan en Góds route en tijd. Jezus had dat zelf eerder al gezegd: “Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf.” (Johannes 10,18)
–
Ik zei al dat ik er boven op stond. Ik stond aan de voet van het kruis. Ik zag dat de soldaten Jezus’ benen niet verbrijzelden. Ik zag dat ze met die lans op Hem instaken en dat uit zijn lichaam toen bloed en water kwam. Ik heb het zelf gezien. Ik heb er zelf van getuigd. Mijn getuigenis is betrouwbaar. Ik wil dat jullie ook geloven.
Jezus is écht gestorven. Hij heeft zélf zijn leven gegeven. Dat moet jou aan het nadenken zetten. Waarom heeft hij dat gedaan? Wat bewoog God om zijn eigen Zoon deze weg te laten gaan? En wat bewoog Jezus om daarmee in te stemmen en de wil van zijn Vader te doen? Om dat te ontdekken helpt het als je precies die dingen die ik op Golgota zag legt náást wat God in de heilige Geschriften van tevoren had aangekondigd.
Wat hier op Golgota gebeurde dat heeft God van tevoren precies zo verteld. Niet alleen in grote lijnen, maar tot in detail.
In de Schrift staat: “Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.”
Aan één kant mag je daarbij denken aan voorschriften uit de wetten van Mozes over het eten van het Paaslam. Wij en alle Joden hadden dat bij de Paasmaaltijd gegeten op de dag vóór Jezus’ kruisdood.
Mozes’ wet zegt: “Het Paasmaal moet worden gebruikt in het huis waarin het is klaargemaakt, je mag niets van het vlees buitenshuis brengen; de botten mag je niet breken.”(Exodus 12,46).
Mozes’ wet zegt ook: “Er mag van het offerdier niets overblijven tot de volgende morgen, en de botten mogen niet gebroken worden. Alle voorschriften voor het Paasfeest moeten nauwkeurig in acht genomen worden.” (Numeri 9,12).
Zie je dat het daar ook gaat over botten die niet gebroken mogen worden? Jezus stierf als lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt.
Aan de andere kant mag je hier ook denken aan Psalm 34. Daar staat letterlijk een verwijzing naar wat hier op Golgota gebeurde. Psalm 34 zegt: “Al blijft de rechtvaardige niets bespaard, de Heer zal hem steeds weer bevrijden. Hij waakt zelfs over zijn beenderen, niet één ervan zal worden verbrijzeld.”
Koning David heeft die Psalm gedicht. Dat was niet zomaar een liedje. De heilige Geest van God rustte op David. Hij liet David dingen zeggen waar David geen weet over had, maar die ook sloegen op de grote Zoon van David later, op de Messias.
Wat koning David vroeger zei dat heb ik precies in vervulling zien gaan bij Jezus! Toen Jezus stierf werden zijn beide benen niet verbrijzeld. Zijn botten of beenderen werden heel gelaten. De Friese vertaling van Psalm 34 zegt: “Gjin bonkje fan syn lichem wurdt brutsen.”
In Psalm 34 en op Golgota zie je de goede zorg van God. Tijdens Jezus’ leven moest Hij door zwaar lijden heen. Aan de ene kant lijden door mensen: ze sloegen Hem, ze geselden Hem, ze zetten een doornenkroon op zijn hoofd, ze bespuugden Hem en ze kruisigden Hem. Aan de andere kant liet Gód zijn geliefde Zoon lijden om ons te bevrijden.
Maar nadat Jezus zijn opdracht had volbracht en stierf zag je een kentering. Oké, Hij kreeg een lans door zijn zij. Maar zijn beenderen werden niet gebroken. En straks krijgt zijn lichaam een liefdevolle begrafenis. Daar zie je: God waakt over Hem.
Maar als Psalm 34 op Jezus slaat, dan is er maar één conclusie mogelijk: Jezus is rechtvaardig! Dat staat er: “De Heer waakt over de beenderen van de rechtváárdige.” Maar dan is degene die hier tussen twee misdadigers hing zelf onschuldig. Door wat er gebeurde ná Jezus’ sterven gaf God het bewijs: Dit was een rechtvaardig mens!
Maar als Jezus rechtvaardig is, wat zegt dat over ons? Om óns moest Jezus daar hangen. Om mij, mijn grote schuld. Maar wie sterft nu als onschuldige voor iemand anders die schuldig is? Dat doet toch niemand? Maar precies dat is wat Jezus deed voor jou en mij. En de vraag is: Wil je dat geloven? En ga je elke keer daarnaar terug?
–
In de Schrift staat nog iets. De profeet Zacharia zegt: “Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen.” (Zacharia 12,10)
Dit is een profetie voor de inwoners van Jeruzalem. Blijkbaar hebben ze een moord op hun geweten. Ze hebben iemand doorstoken. Maar Zacharia heeft goed nieuws: God de Heer zal hen tot inkeer brengen. Ze zullen berouw krijgen. Ze zullen de blik richten op hem die ze doorstoken hebben, en dan zullen ze vol verdriet in diepe rouw gaan.
Dat de inwoners van Jeruzalem iemand vermoord hebben, dat zie je precies bij Jezus. Zij hebben Hem het kruishout opgejaagd. Jezus is zelfs doorstoken. Niet door hen, maar wel door hun toedoen. Omdat zij Hem dood wilden hebben stierf Hij aan het kruis en stak die soldaat een lans in Jezus’ zij.
Maar bedenk nu goed: Dit alles is niet alleen maar een schimmig spel van mensen. Alsof Jezus een slachtoffer was en niet de Heer. Ik heb gezien dat de soldaat die lans bij Jezus naar binnen stak. En God liet mij denken aan de profetie van Zacharia. Wat Zacharia voorzegd heeft dát gebeurde hier. Maar dan líjkt het misschien wel zo dat mensen sollen met Jezus, maar feitelijk zijn God en Jezus nog steeds de baas. Dit lijden van Jezus is tot in detail precies zo door God de Heer voorzegd als ik, Johannes, het voor mijn eigen ogen heb zien gebeuren!
Veel leiders in de politiek en de religie zijn door mensenhanden om het leven gebracht. Maar achter het lijden en sterven van Jézus zit de wil en de leiding van Gód. Zelfs ná Jezus’ sterven zie je nog dat God in alles de regie heeft.
Van Jezus kun je je dus niet zomaar afmaken. Je kunt wel denken: Ach, dat is een van de vele mensen die zich opwerpen als religieuze leider, maar één voor één vallen ze toch allemaal van hun zetel. Maar Jezus is niet van zijn troonzetel áfgevallen. Hij is er zelf vanaf gekómen om naar de aarde te komen en hier te sterven. Hij is de rechtvaardige Zoon van God. Van de God die jou en mij gemaakt heeft. Geen mens op aarde kan om Jezus heen.
–
De soldaten hebben Jezus doorstoken. Nadat ze Hem doorstoken hadden keken ze omhoog naar zijn lichaam. Om te controleren of Hij dood was. Maar toen zagen ze bloed en water uit Hem vloeien. En ze wisten: Hij was hiervóór al gestorven. Ik, Johannes, heb gezien dat zij naar Jezus omhoogkeken. Wat ik heb gezien, dat sluit naadloos aan bij wat God zelf heeft voorzegd.
Er is alleen één ding dat hier op Golgota anders is dan bij Zacharia. De profeet kondigt aan dat de mensen van Jeruzalem vol berouw zullen opkijken naar wie zij doorstoken hebben. De soldaten die naar Jezus opkeken hadden geen berouw. De mensen van Jeruzalem hadden op dat moment ook geen berouw over het laten kruisigen van Jezus.
Maar als deze man die hier stierf echt de Messias is, en dat is Hij, en jij hebt geen berouw en verdriet dat Hij ook om jou daar moest sterven, dan wordt die profetie van Zacharia wel bedreigend. Als Jezus straks terugkomt, dan zullen alle mensen Hem zien. Ook de soldaten die Hem doorstoken hebben. Ook wij om wie Hij aan het kruis moest sterven.
Het boek Openbaring zegt: “Jezus komt te midden van de wolken, en dan zal iedereen hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben. Alle volken op aarde zullen een rouwklacht aanheffen, zeker weten.” (Openbaring 1,7)
Jezus komt dus op zo’n manier terug dat iedereen Hem zal herkennen als de gekruisigde die doorstoken is! Als je nu je niks aantrekt van de gekruisigde en doorstoken Jezus, dan zul je straks als Hij komt jezelf verwijten dat je dat niet hebt gedaan.
Maar zover is het nu nog niet. Nu is er nog de tijd dat je wel je vertrouwen op Jezus kunt stellen. Dat jij je overgeeft aan Jezus die zijn leven ook voor jou wilde geven. Ga niet inzitten over Jezus als Rechter straks, maar neem Hem aan als je Redder nu! Dat is wat God je wil geven. Jezus zelf zegt: “De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” (Johannes 3,14-16)
Daarom heeft God mij, Johannes, als apostel en evangelist aangesteld. Ik heb een heel boek geschreven over het leven en sterven van Jezus. Mijn bedoeling daarvan is wat Gód beoogt: dat jullie je vertrouwen gaan stellen op Jezus. Dat je Gods liefde ziet en erkent. Dat God Jezus overgaf in de dood. Om als rechtvaardige te boeten voor jou in de plaats. Eén keer betalen is genoeg. Door Jezus’ bloed mag jij bij God komen. Ga dan elke dag naar Hem om dat cadeau aan te nemen. Amen
Liturgie: Goede Vrijdag 2016
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Psalm 34: 1.7.8
Gebed
Lezen: Johannes 18 en 19 met Nieuw Liedboek 587: 1-7
Tekst: Johannes 19,31-37
Preek
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.89: 1.2 [Jezus, leven van mijn leven]
Geloof: Liedboek voor de kerken Gez.258: 1.2.3 [Halleluja, lof zij de Heer!]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.89: 3.4
Zegen