Kerkdiensten zagen er vroeger anders uit dan velen van ons vandaag gewend zijn. De eerste christenen kwamen in kleine groepen bij elkaar. Er was, in elk geval in de gemeente van Korinte, veel ruimte voor spontane inbreng van gelovigen. Elke tijd en grootte vragen hun eigen vormen. Maar van de regels die Paulus geeft voor de kerkdiensten in Korinte kunnen wij vandaag ook veel leren.
Preek over 1 Korinte 14,26-33a:
Korinte I 14,26-33a samenkomst in vrede en orde
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,
Jongens en meisjes, probeer je eens voor te stellen dat er geen verkeersregels zouden zijn. *Rechts krijgt voorrang? Nee. *Voetgangersoversteekplaats? Nee hoor. *Niet harder dan 30? Ben je betoeterd. -Wat een chaos zou dat worden.
Er zijn steden waar ze een proef doen met grote rotondes zonder verkeersregels. Dan letten mensen meer op, heet het. Sommigen zijn daar heel enthousiast over. Anderen juist niet. Verkeersregels helpen. Voor de goede orde en vast ook voor de onderlinge vrede.
Nu gaan we naar de kerkgemeenschap. Jezus Christus zet gelovigen bij elkaar in de gemeente. De gemeente is een vergadering. Een gemeente die samengebracht wordt en samenkomt. Voor haar samenkomsten zijn ook regels nodig voor de goede orde en vrede. Een gemeente is juist bedoeld als spiegel van Gods liefde en vrede. Ook in haar samenkomsten! Daar gaat de preek over.
Onderwerp: AANWIJZINGEN VOOR ORDE EN VREDE IN DE SAMENKOMSTEN VAN DE GEMEENTE.
–
1 Samenkomsten van de gemeente in die tijd.
Als wij vandaag als gemeente samenkomen, dat kan op verschillende momenten en manieren. Op de eerste dag van de week komen we bij elkaar in ons kerkgebouw. We houden kerkdiensten waarin we samen bij God zijn. Kerkdiensten heten ook wel erediensten. We aanbidden God de Heer in gebed en lied. We luisteren naar Hem in de Bijbellezing en de preek. We geven onze gaven. Door de week hebben we ook wel samenkomsten. Bijvoorbeeld catechese, Bijbelstudiegroepen en gebedsgroepen. Sommige in ons kerkgebouw, andere bij mensen thuis.
In de tijd van de vroege christelijke kerk hadden de christenen ook hun samenkomsten. Ze kwamen op de eerste dag van de week bij elkaar. Ze hadden geen kerkgebouwen. Als ze van huis uit Jood waren, dan waren ze gewend om naar de synagoge te gaan. Maar de eerste chrístenen kwamen bij elkaar bij mensen aan huis. Hun erediensten hielden ze in de tuin of in de woonkamer. De meer welgestelde mensen hadden vaak een royale woonkamer. Die heette het atrium. Daar stonden ze, of ze zaten op banken langs de muur. Door de week hadden ze misschien ook samenkomsten. Daar kon ik niet echt iets over vinden.
Bij ons vandaag heb je kerken waar op zondag 30 of 100 mensen bij elkaar zitten, maar ook kerkgebouwen met 500 of 1000 mensen in de eredienst. Zulke grote aantallen, dat had je in die tijd niet. In de tuin of woonkamer paste dat nooit. Met 30 of 40 mensen was je tuin of woonkamer al gauw vol. Christenen kwamen in zulke kleinschalige groepen bij elkaar.
Als Paulus schrijft over sámenkomsten van de gemeente dan ligt het het meest voor de hand om te denken aan hun erediensten. Op andere dagen dat de gemeenteleden samenkomen zijn ze natuurlijk ook gemeente van Christus. Daar kan de Geest mensen ook inzetten met hun gaven. In deze preek concentreren we ons op de zondagse erediensten. Die vormen volgens de Bijbel een brandpunt van ons gemeente zijn.
Kerkdiensten vandaag kunnen heel verschillend opgezet zijn. Het verschilt per plaatselijke kerk. Ook per soort kerk. In de ene gemeente doet één persoon de meeste inbreng in de eredienst. In de andere gemeente is er inbreng van veel gelovigen. Dat laatste kan georganiséérd gebeuren. Er zijn ook kerken met veel ruimte voor spontáne inbreng van gelovigen.
De gemeente van Korinte was rijk bedeeld met charismata of genadegaven. In een groep van zeg maar 40 mensen bij elkaar waren allerlei geschenken van de Geest. Er was veel ruimte voor spontane inbreng. De één kwam met een lied, de ander met een onderwijzing, weer een ander had een openbaring, een uiting in tongentaal of de uitleg daarvan. Als je dat allemaal niet gewend bent, dan zou je raar opkijken als je zo’n eredienst bezocht.
Later werden gemeenten groter en kwamen er aparte kerkgebouwen. In zo’n kerkgebouw pasten meer mensen. Of veel meer. Erediensten werden toen anders opgezet. Meer georganiseerd en gestructureerd. Daar is niks mis mee. Elke tijd en ruimte en grootte vraagt zijn eigen vorm. Maar het is goed om te beseffen dat in Korínte sprake is van een in verhouding kleine groep met veel gaven.
Een gemeente met veel genadegaven, dat is prachtig. Een bruisende eredienst met spontane inbreng kan hartverwarmend zijn. Alleen: in Korinte liep de boel in de soep. De erediensten verliepen chaotisch en er was onderlinge rivaliteit. Sommige geschenken gaven ze meer gewicht dan andere. Toen kreeg je haantjesgedrag in de eredienst.
Paulus gaat orde scheppen in dienst van de vrede. Hij geeft regels op twee fronten. Daar gaan we nu naar kijken.
–
2.1 Regels voor het spreken in tongen in de dienst.
Per samenkomst mogen twee, maximaal drie personen iets doorgeven in tongentaal. Ze moeten dat één voor één doen. Ze mogen alleen iets inbrengen als er iemand is met de gave om die onbekende klanken uit te leggen.
Dat is een sterke inperking. Logisch als ze in Korinte tongentaal zo’n hoogverheven plek geven. Andere gemeenten hebben misschien andere begrenzingen nodig. Als die met andere gaven aan de haal gaan.
Wat Paulus over verstaanbaarheid zegt geldt natuurlijk ook in andere gemeenten.
Als het gaat om tongentaal: Het is prima als je thuis voor jezelf in tongen spreekt, het is ook helemaal oké als je in de eredienst in jezelf in tongen spreekt; niet hardop, maar zacht. Maar overal geldt: hardop een lofprijzing in tongentaal doorgeven, dat mag in de samenkomst van de gemeente alléén als iemand het vertaalt, zodat állen het kunnen verstaan. Je komt als gemeente samen om elkaar op te bouwen. Niet als losse individuutjes.
In het algemeen kun je zeggen: als je als gemeente een indeling maakt in meer en minder belangrijke geschenken van de Geest, dan is het risico, dat je gaat dwepen met wat jullie de belangrijkste vinden. Dan hemel je die ene soort op ten koste van de andere. Daarvoor geeft de heilige Geest niet die geschenken.
–
2.2 Regels voor het doorgeven van profetieën in de dienst.
Er mogen twee of drie mensen een profetie inbrengen. Bij het thema tongentaal stond daar expliciet bij: twee, maximaal drie pér samenkomst. Dat ‘per samenkomst’ ontbreekt hier. Blijkbaar werkte het zo dat profeten of mensen met een profetie per twee of drie het woord kregen. Dat kon meerdere keren per dienst zo gebeuren.
Er is een rangorde. Het lijkt erop dat degene die een profetie inbrengt staat. Maar als op dat moment een ander die zit een openbaring krijgt, dan moet de eerste zwijgen. Zegt de Geest daarmee dat de profetie van de eerste klaar is? Of gaf de eerste een openbaring door die hij thuis ontvangen had en gaan ter plekke ontvangen openbaringen voor?
In elk geval: Blijkbaar moeten profeten of mensen die een profetie doorgeven ook van ophouden weten. Ik was een keer bij een grote bijeenkomst van christenen. We gingen in gebed en mensen uit de zaal gingen ook meebidden. Toen was er een man die maar doorging, zonder ophouden. De voorganger zei toen: “U wordt verzocht niet te lang te bidden.” Daar was ik die voorganger dankbaar voor. Anders hadden we daar ’s avonds laat nog gezeten bij wijze van spreken. -Ken je maat. Dat is natuurlijk een les die we allemáál hebben te leren. Ook in de kerkdienst.
Bij profetieën geldt ook: ze mogen alleen ingebracht worden als ze ook ter plekke beoordeeld worden door de anderen! *Die anderen dat kunnen de andere beide profeten zijn. Maar er mochten twee of drie profeten per keer aan de beurt zijn. Dan zou je verwachten dat Paulus zei: “Dan moet de ander, die ene, of moeten de beide anderen het beoordelen.” *De anderen kan ook slaan op de andere gelovigen in de samenkomst. Iedereen mocht meedoen. Vooral gelovigen met de gave van het onderscheiden van de geesten zullen daar wijze woorden hebben kunnen zeggen.
Die verplichte beoordeling, dat is een mooie regel! Wij kunnen gaven van de Geest ook misbruiken. Een profeet heeft anderen nodig! Voor controle. Een gemeente moet profetieën toetsen aan Gods Woord. Neem iemands woorden nooit klakkeloos aan als hij zegt dat hij spreekt namens de Geest. *Denk aan de Joden van Berea. De apostel Paulus vertelde hen het goede nieuws van Messias Jezus. De Joden van Berea bestudeerden dagelijks de Schriften om te zien of het inderdaad waar was wat er werd gezegd (Handelingen 17,11). *Ik denk ook aan het voorbeeld van een jongen die tegen een meisje zei: “De heilige Geest heeft mij gezegd dat wij moeten trouwen.” Het meisje gaf als antwoord: “Als de heilige Geest dat ook tegen mij zegt, dan zal ik erover nadenken.” -Toets alles!
In de kerk geldt, en ook in de kerkdienst: Als er maar één profeet is, die ook nog zelf zijn woorden toetst, dan staat de deur wagenwijd open voor machtsmisbruik! Veel kerken met eenmansleiders zie je daar aan ten onder gaan. Maar God zegt door Paulus: “Elke profetie moet beoordeeld worden door de anderen!”
Paulus zegt ook: “Wie profeteert heeft macht over zijn geest.” Dat is een moeilijk zinnetje. Letterlijk staat er: “De geesten van de profeten zijn aan de profeten onderworpen.”
Dat kan betekenen dat de heilige Geest profeten niet de controle over zichzelf laat verliezen.
“De geesten van de profeten zijn aan de profeten onderworpen.” Dat kan ook betekenen: Profeten hebben elkaar nodig! Ga nooit op je eigen houtje te werk. Maak jezelf niet superapostel. Gods bedoeling is: Je bent nooit profeet in je eentje in de gemeente van Christus. Laat je profetie toetsen door anderen met profetische gaven.
–
3 We gaan nu naar het doel van de regels die Paulus geeft.
Paulus geeft aanwijzingen voor de gemeente van Korinte. Regels voor de eredienst. Aanwijzingen die te maken hebben met het inzetten van genadegaven van de Geest. Paulus wil niet genadegaven aan banden leggen en eigen inbreng inperken. Paulus geeft wel regels om orde te scheppen.
Van de regels die hij geeft kunnen wij ook concrete dingen leren. Bijvoorbeeld deze:
-Wie de grootste mond heeft zal het hardst moeten leren zwijgen. Ik ook.
-Wij kunnen van álle gaven misbruik maken. Dat is na de zondeval onze neiging.
-Zorg in de kerk ervoor dat er geen mensen zijn die de alleenheerschappij krijgen. Geef niet enkelingen een carte blanche om de gemeente te leiden en te sturen.
-Mensen zijn eenzijdig. Iedereen heeft zijn blinde vlekken. En zijn stokpaardjes. Wij hebben allemaal elkaar nodig voor aanvulling en correctie!
Wat een mooie regels geeft Paulus. Hij heeft oog voor de bescherming van de gemeente en de veiligheid in de gemeente. Paulus heeft in de voorgaande hoofdstukken al duidelijk gemaakt hoe belangrijk liefde en gemeenteopbouw zijn. *De liefde van God in Jezus Christus is de kern van ons bestaan, ook als gemeente, ook in de samenkomsten van de gemeente. *De Geest van God geeft genadegaven voor de opbouw van de gemeente. De gemeente is er om zichzelf op te bouwen in de liefde. En om mee daardoor het licht van Gods liefde door te geven aan de samenleving.
Paulus noemt als doel van zijn aanwijzingen voor de eredienst ook het leren en bemoedigd worden. Als in de samenkomst iedereen door elkaar heen gaat praten of roepen, dan leert niemand meer iets. Maar als alle gaven er mogen zijn, ook in de samenkomst, gewoon ieder op zijn beurt, dan geven we en ontvangen we. Zo worden we samen opgebouwd. We gaan elkaar niet te lijf met genadegaven, maar we bemoedigen elkaar. In dienst van God de Koning.
Ook voor ons geldt Paulus’ oproep: “Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest.” Zet je met jouw heel eigen gaven in voor het geheel.
Voor óns is het een uitdaging ons open te stellen voor die gaven. En om te ontdekken hoe wij ze kunnen inzetten in onze erediensten.
Weet je wat? Ik loop gewoon de gaven die Paulus noemt langs. Als illustratie.
De één heeft een lied. Wanorde is als ik een nummer of titel roep en dat lied moeten we meteen zingen, omdat ik dat roep. Of we geven liederen op die ons raken of waar wij heel vertrouwd mee zijn en tegelijk worden we boos om de rest. *De vrede is gediend als het opgeven van liederen welkom is. Als je doorvraagt: “Jij moet bij de Woordverkondiging aan dit lied denken. Hoe raakt dat lied jou?” Als je zingbare liederen hebt in taal die we verstaan.
Iemand heeft een onderwijzing. Het wordt een chaos als we allemáál onderwijzers willen zijn. Het gaat mis als leren verwordt tot beleren. Als onderwijzen wordt: Jij doet alles fout. *Maar we dienen de vrede als een onderwijzing uit liefde wordt gegeven. Als het echt een wijze les is. Als de spreker zelf die les ook ter harte wil nemen.
Iemand komt met een openbaring. Als we openbaringen door elkaar heen gaan roepen, dan krijg je chaos. Als we zéggen dat we een openbaring kregen, maar dat alleen maar zelf bedenken om aandacht te krijgen, dan dienen we de gemeente niet. Of als we weigeren onze openbaring te laten toetsen. *Maar als we openbaringen van Gód doorgeven en die graag laten toetsen door anderen dan dienen we de vrede.
Iemand komt met een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan. Ook hier geldt: bescheidenheid en dienstbaarheid dient de opbouw en de vrede.
–
Paulus geeft aanwijzingen voor orde en vrede in de samenkomst van de gemeente. Als laatste:
4 Deze regels zeggen alles over God zelf.
De aanwijzingen die Paulus geeft zijn niet alleen, zeg maar negatief. Tegen wanorde, chaos en ruzie. Paulus’ aanwijzingen zijn ook positief. Zij laten iets van God zelf zien. God de Heer is niet een God van wanorde, maar van vrede!
Bij wanorde mag je denken aan chaos. Maar ook aan dat de dingen niet zijn zoals ze door God zijn ingedeeld en neergezet.
Bij vrede gaat het niet alleen om het ontbreken van ruzie. Het gaat vooral positief om heelheid en harmonie.
Samenkomen als gemeente, dat is een hele klus! Wij zijn allemaal gevoelig voor onszelf voorop zetten, voor aandacht willen vanuit gemis, of voor ons afzetten tegen anderen. Gemeente zijn dat kunnen we niet in eigen kracht. Samenkomen als gemeente ook niet! Maar Jezus Christus is onze hoogste Profeet en Leraar. Hij is de Bron en het Doel van ons samenkomen. Juist Hij kan ons de diepte leren van: ‘Niet ik voorop, maar God en elkaar dienen!’ God is een God van vrede. Kijk maar in het leven van Jezus, de Zoon van God.
Jezus leert ons door zijn Geest vrede, harmonie, heelheid. De Geest die gaven geeft, geeft ze niet voor onderlinge strijd en afbraak, maar voor opbouw en heelheid. En de Geest gééft niet alleen gaven, Hij helpt ons ook om ze goed te gebruiken. Wat wij niet kunnen, dat kan Christus ons leren door zijn Geest!
Amen
Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd kerkboek Ps.150: 1.2
Wet
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.285: 1.2.3.4 [Geef vrede, Heer, geef vrede]
Gebed
Lezen: 1 Korinte 14,1-5
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.39: 4.5.6.7 [uit het lied Vrees niet gij land, verheug u]
Tekst: 1 Korinte 14,26-33a
Preek
Zingen: Zingende Gezegend 186: 1.2.3.4.5.6 [Zing met ons mee uit alle macht.]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd kerkboek Gez.167: 1.2.3 [Samen in de Naam van Jezus]
Zegen