De elf apostelen van Jezus die over waren geloofden er niks van dat Jezus was opgestaan uit de dood! Lees hier hun verhaal.
Preek over Lucas 23,55-24,11:
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,
Een paar jaar geleden kwamen er berichten in het nieuws dat Jezus’ graf was gevonden. Niet het bekende graf van Jezus in Jeruzalem. Lang niet iedereen is ervan overtuigd dat dát graf echt het graf is waar Jezus’ lichaam in heeft gelegen. Maar nu was er een ander graf gevonden dat absoluut het graf van Jezus was. Niemand kon er onder uit. Want, dat beweerden ze tenminste, het lichaam van Jezus lag er nog in.
Wat vind jij moeilijker om te geloven? Dat Jezus aan het kruis gestorven is en daarna op de derde dag is opgestaan uit de dood? Óf dat er een graf gevonden is met het lichaam van Jezus er nog in? Tenminste met wat daar dan nog van over is?
De christelijke kerk belijdt dat zij kerk is van de opgestane Heer. Maar voordat Jezus’ eerste leerlingen daarvan overtuigd waren moest er heel wat gebeuren. Dat gold zelfs voor de apostelen. Zij waren het langst en het dichtst bij Jezus geweest. Maar tegen alles in geloofden zij niet dat Jezus was opgestaan. Dat kwam pas na verloop van tijd.
Misschien vind jij het moeilijk je toe te vertrouwen aan Jezus als jouw Heer die leeft. Als dat zo is: Jezus’ apostelen reiken je de hand. In deze preek gaan we daarnaar kijken. Laat je meenemen in wat er gebeurt op de ochtend van de eerste Paasdag. Zodat ook jij je kunt laten winnen voor Jezus die dood was en die nu leeft.
–
Onderwerp: GOD STUURT VROUWEN ALS GETUIGEN NAAR JEZUS’ APOSTELEN, MAAR DIE GELOVEN HEN NIET.
Als je ergens ooggetuige van bent, dan kun je er niet onderuit. Maar zelfs dan kunnen er dingen zijn waar je met je verstand niet bij kan.
Jezus is opgestaan uit de dood. Hij leeft. Maar het geloof van zijn apostelen is dood. Ze doen niks met wat Jezus van tevoren tegen hen heeft gezegd. Ze lijken al zijn woorden vergeten. Ze sluiten zich op in ongeloof.
Jezus wil hen nieuw vertrouwen geven. Daarvoor gebruikt Hij vrouwen uit de kring van zijn leerlingen. Ik vertel het eerste stuk van de preek vanuit het perspectief van de vrouwen.
Daar hing Jezus aan het kruis. Onze Meester. Wat hield Hij veel van ons. En wij van Hem. We hadden Hem de afgelopen drie jaar op de voet gevolgd. Ons respect voor Hem was gegroeid. En ons vertrouwen in Hem. Maar nu bleven we op afstand staan. In de verte hing Hij aan het kruis. Drie uur was het aardedonker. Toen stierf Hij.
Opeens was daar een man. Josef van Arimatea. Hij had Pilatus gevraagd of hij het lichaam van Jezus mocht hebben. Pilatus had ingestemd. Josef haalde Jezus’ lichaam van het kruis af. Josef had geen hekel aan Jezus, zoals de leiders van ons volk. Josef was het er niet mee eens dat Jezus was overgeleverd om gedood te worden. Josef ging zorgen voor een waardige begrafenis van Jezus. Ook hij had Jezus gezien als zijn Leermeester en Heer.
Wij waren getuigen. Hoe Josef het lichaam van Jezus in linnen doeken wikkelde. Hoe hij het meenam naar een graf in de buurt van Golgota. Het was een graf dat was uitgehakt in een rots. Het was een nieuw graf. Er had nog nooit een dode in gelegen. Josef ging het graf in met het lichaam van Jezus. Wij volgden Hem. We zagen hoe hij Jezus’ lichaam neerlegde in de nis in het graf.
Het was bijna avond. Bij ons begint een nieuwe dag als de avond valt. Vandaag was de dag van de voorbereiding. Zo noemden we de dag die voorafging aan de sabbat. Op de sabbat mochten we niet werken. Op de dag ervóór deden we onze noodzakelijke boodschappen en andere werkzaamheden. Dan hoefden we dat niet op de sabbat te doen. Wij wilden zo gauw mogelijk Jezus’ lichaam verzorgen met specerijen, olie die lekker rook en met mirre. Die dingen moesten we kopen. Het kon nog net voor de avond viel en de sabbat begon.
Toen we thuis kwamen werd het donker. De sabbat was begonnen. Die avond en de volgende dag rustten wij. Zo had God het voorgeschreven. Wij hielden ons daaraan. We wilden ook niet anders. Maar we konden haast niet wachten. We wilden naar het graf. Alleen, de sabbat was pas de volgende dag tegen de avond voorbij. In het donker van die avond konden wij natuurlijk niet meer naar het graf. Dus moesten we nog langer wachten. Tot de volgende ochtend. Maar toen wachtten we niet langer. Toen de zon nog maar net opging gingen wij al op weg naar het graf.
Bij het graf ontdekten we dat de steen weg was. Ja, anders hadden we er nooit in gekund natuurlijk, maar we waren geschokt dat de steen weg was. Vlug gingen we het graf in om te kijken wat er gebeurd was. Bange vermoedens borrelden op: had iemand Jezus’ lichaam gestolen? Maar het graf was niet leeg. De linnen doeken lagen er nog! Weet je nog, de doeken waarin Josef het lichaam van Jezus had gewikkeld. Maar, het was echt heel bizar, die doeken waren er wel, maar het lichaam van Jezus was er niet. Als iemand Jezus’ lichaam had willen stelen, dan had hij dat wel met doeken en al meegenomen. We snapten er echt niks van. Wel de doeken, niet zijn lichaam. Het was zo absurd. We waren helemaal de kluts kwijt. Zo stonden we daar maar met al onze verwarde gedachten en gevoelens.
Opeens stonden daar twee mannen. Hun kleren straalden. Het deed zeer aan onze ogen, Dat moesten wel engelen zijn. Wij werden heel bang. We bogen als een knipmes voor hen. Niet maar één keer, maar steeds weer. Maar zij riepen ons tot de orde. Ze zeiden tegen ons: “Waarom zijn jullie de Levende aan het zoeken onder de doden?”
Kijk, wij waren bij een graf. Op een begraafplaats verwacht je doden. Wij zochten het lichaam van een dode. Maar zij noemden Jezus de Levende!
Maar Jezus was toch dood? Dat hadden wij zelf gezien Dat Hij stierf. Dat zijn lichaam van het kruis werd afgenomen. Dat zijn lichaam in het graf werd gelegd. Hoe kon Hij dan leven? Dat vertelden de engelen ook. Ze zeiden: “Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt!” Stel je voor: toen Jezus door het land reisde had Hij doden opgewekt. Maar nu had God dat dus bij Jezus zelf gedaan! In Gods kracht was Jezus uit de dood opgestaan!
Dat is fantastisch nieuws, maar dat geloof je toch niet? Dood is dood.
Nou ja, Lazarus leefde ook weer. Daar konden we niet onderuit. Maar als Jezus zelf is opgestaan, dan heeft Hij de dood van binnen uit verslagen. Dat is toch ongelooflijk?
Maar de engelen zeiden nog iets. Ze zeiden: “Herinner jullie wat Hij jullie gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moet worden uitgeleverd aan zondaars en moet gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.”… Dat is waar. Het was alsof God ons geheugen opende. Opeens herinnerden we ons Jezus’ woorden weer. Hoe hadden we zijn woorden zo ver weg kunnen stoppen dat we ze waren vergeten? In Galilea vertelde Jezus twee keer dat Hij moest lijden en sterven en dat Hij weer zou opstaan op de derde dag! We hadden het kunnen weten!
We begrepen er nog steeds niks van, maar Jezus’ woorden gaven ons vleugels. Dit moesten de anderen weten. Als eerste de apostelen. Maar ook de anderen.
We keerden het graf de rug toe. Jezus was daar niet. Hij leeft. Dus hadden we daar niks meer te zoeken. We gingen naar de elf apostelen en vertelden hen alles wat we gezien en gehoord hadden. We vertelden dat ook aan alle andere leerlingen van Jezus die we kenden. Ze moesten het weten. Zij zouden Jezus’ woorden zich toch ook wel herinneren?
–
Tot zover de vrouwen. Nu ga ik verder vanuit het perspectief van de elf apostelen. Dus ik wissel van perspectief!
Wij waren in shock en in rouw. Onze Meester was dood. Hij was toch de beloofde Messias? God had Hem gestuurd om ons te redden. Maar wij hebben Hem zelf zien sterven aan het kruis. Oké, we stonden er niet boven op. We hielden afstand. Maar we zagen het wel. En we hoorden zijn kreten van pijn.
Toen Jezus daar hing voelden wij ons verslagen. Daar hing onze Redder. Dit was zijn einde. Al onze hoop en geluk was in één klap de bodem ingeslagen. Onze hoop was wanhoop geworden. Onze blijdschap verdriet. Toen Jezus dood was, was ook ons vertrouwen in Jezus als de Messias dood.
Maar ’s morgens vroeg op de eerste dag van de week kwamen er vrouwen naar ons toe. Het waren vrouwen uit de kring van Jezus’ leerlingen. Ze hoorden bij Jezus en bij ons. Zij hadden Hem ook gevolgd. Het waren niet de eerste de beste vrouwen. Maria van Magdala was er bij. Je weet misschien wel, dat was die vrouw die eerst bezeten was door zeven demonen. Maar Jezus had haar van die demonen bevrijd. Wat een ommekeer in haar leven. En voor de mensen om haar heen. Ze werd een trouwe volgeling van Jezus. Johanna was er ook bij. In zijn evangelieboek over Jezus heeft Lucas haar al eerder geïntroduceerd. Zij was de vrouw van Chusas. De minister van financiën van koning Herodes. En daar was Maria van Jakobus. Sommigen zeggen dat het de moeder van Jakobus was, het kan ook zijn dochter zijn. In elk geval waren het drie bekende vrouwen uit de kring van Jezus’ leerlingen. Vrouwen van het eerste uur. Van hen zou je toch geen onzin verwachten?
Maar wat ze op die ochtend er uit kraamden, dat moest wel onzin zijn. Het was pure nonsens. Ze vertelden dat engelen hen hadden verteld dat Jezus leeft. Hij is opgestaan! Denk je nu echt dat wij dat geloven? Een grafroof, dat gaat er nog in. Maar opstaan uit de doden?
Oké, er waren meerdere vrouwen die het zeiden. Onder hen waren minstens drie bekende betrouwbare vrouwen. God heeft ons geleerd dat op het getuigenis van twee of drie getuigen een zaak beslist kan worden. Maar daar doen wij niet aan mee. Ook al zouden er honderden mensen zijn die Jezus in levende lijve gezien hebben, wij geloven het niet. Wat zou jij doen? Als Jezus echt na zijn opstanding door honderden mensen in levende lijve gezien is, zou jij dan wel geloven dat Hij leeft?…
Achteraf vertellen we dit met het schaamrood op onze kaken. Wij gingen echt dwars tegen God in. Hij stuurde betrouwbare getuigen naar ons toe. Zij hadden gezien hoe Josef van Arimatea Jezus’ lichaam in linnen doeken had gewikkeld. Zij hadden de steen gezien die niet meer voor het graf lag. Zij hadden gezien dat het graf niet leeg was. Jezus’ lichaam was daar niet. Maar de linnen doeken nog wel. Onmogelijk! Petrus kwam ons dat later ook nog eens vertellen. Maar dat kon gewoon niet. En die vrouwen hadden ook twee engelen gezien. Ze hadden hun woorden gehoord en getrouw aan ons doorgegeven. Maar wij geloofden hen niet.
Waar we ons het meest voor schamen, dat is dit. Die vrouwen vertelden ons ook wat de engelen gezegd hadden. Die engelen hadden woorden van Jezus’ zelf aangehaald. Toen Jezus nog samen met die vrouwen in Galilea was. Wij waren daar bij. Wij hadden ook kunnen weten wat Jezus had gezegd. De engelen hadden tegen de vrouwen gezegd: “Herinner je wat Hij jullie toen gezegd heeft.” De vrouwen herinnerden zich Jezus’ woorden. En zij geloofden!
Kijk, daar komt onze diepste schaamte achteraf. Denk je nu echt dat wij ons Jezus’ woorden niet herinnerden? Toen de vrouwen erover begonnen herinnerden we ze ons meteen. Echt wel. De engelen hadden gelijk. Wat dom dat we die woorden van Jezus vergeten waren. We wisten het weer precies. Maar… de vrouwen geloofden, en wij geloofden niet. Zou je niet door de grond gaan van schaamte?…
Maar als Jezus zelf van tevoren had gezegd dat Hij moest lijden en sterven en opstaan, waarom geloofden wij dat dan niet? Dat zal ik jullie vertellen. Met dat ik dat vertel is dat meteen een schuldbelijdenis. Om dat te begrijpen is het nodig dat je heel precies luistert naar wat Jezus heeft gezegd. Jezus zei: “De Mensenzoon moet worden uitgeleverd aan zondaars en gekruisigd worden en opstaan.” Jezus vertelt van drie stappen die bij elkaar horen. De ene stap kan niet zonder de andere. En Hij zei: het móet, omdat God het zo wil.
Waarom wilden wij niet geloven dat Jezus was opgestaan? Omdat we niet over de schok van het kruis heen waren! Jezus’ lijden, dáár wilden wij niet aan!
Hoe zou jij reageren als jij straf verdiend had en iemand anders zou boeten voor jou?… Of nog erger: Als jij de doodstraf verdiend had, en iemand anders zou zeggen: “Zullen we ruilen?” Dat neem je toch niet? Jij wilt toch zeker ook je eigen puinhopen opruimen?… Maar dat is precies wat Jezus deed voor ons. Wij kónden onze puinhopen niet opruimen. Alleen Hij kon dat voor ons doen. Precies dát kostte ons zoveel moeite.
Als Jezus van een rots was gegleden en overleden en dan weer opgestaan, daar zouden wij geen moeite mee gehad hebben. Maar dat Hij eerst moest lijden en sterven en dan pas kon opstaan, dat was voor ons een brug te ver.
Ons probleem was dus niet alleen dat iemand die dood is weer tot leven komt. Wij waren al die tijd bij Jezus geweest. Een opwekking uit de dood, dat hadden wij vaker meegemaakt. Denk bijvoorbeeld maar aan de jongeman uit Naïn. Aan de dochter van Jaïrus. En niet te vergeten, Lazarus. Maar alleen voor Jezus gold dat Hij eerst aan het kruis moest lijden en sterven en dan pas opstaan.
En daarom: Voor ons en voor jou is de diepste vraag van Pasen dit: Wil jij Jezus wel als de Opgestane, nádat Hij tot het diepst moest lijden voor jou?…
Denk aan Tomas die het ook niet kon geloven. Jezus zei: “Kijk dan mijn handen en voel in mijn zij”. Dat zei Jezus die was opgestaan. De opgestane Heer is wel de Heer met de littekens van doorboorde handen en een doorstoken zij.
De apostel Johannes zal later Jezus zien in de hemel. Dan ziet Hij een lam dat staat als geslacht. Zelfs daar zie je de tekenen van zijn lijden en sterven.
Vertrouw jij op Jezus? Lijkt het jou fijn dat Hij jouw Heer is? Vind je het fijn dat je Hem als de levende Heer mag volgen? Maar vergeet nooit: de opgestane Heer is niet verkrijgbaar los van zijn lijden voor ons in de plaats. Pasen is dus niet verkrijgbaar los van Goede Vrijdag. Je kunt alleen het leven van Jezus aannemen uit zijn doorboorde handen!
Als het zo gesteld is, dát vraagt iets van ons. Voor ons als Jezus’ apostelen. Ook voor jullie en voor jou persoonlijk. Laat ik maar gewoon vertellen hoe het ons verging. Wij waren mensen net als jullie. Weet je nog dat wij zelfs tot vlak voor Jezus’ sterven bezig waren met de vraag wie van ons de belangrijkste was? Maar Jezus moest líjden om ons bij zijn Vader terug te kunnen brengen. Dat betekent dat wij al onze trots op moesten geven. Wij waren Jezus’ apostelen. Wat een eer. Maar wij zijn niet meer dan wie dan ook. Ook wij kunnen alleen maar leven van wat God ons onverdiend door Jezus geeft.
Je hebt gelezen dat Lucas schrijft dat wij de vrouwen niet geloofden. Zelfs Jezus’ eigen woorden geloofden we niet. Niet alleen ons ongeloof van ‘dood is dood’ moest sterven. Maar vooral onze trots moest sterven. Dus eigenlijk wijzelf. Pasen is: het leven aannemen uit de doorboorde handen van de gekruisigde Heer. Pasen is: mijn trots opgeven, mijn waan dat ik los van Jezus kan leven opgeven.
Wij geloofden Jezus niet. Eerst moest Hij onze trots breken.
Waar sta jij? Wat zou jij doen als honderden mensen Jezus na zijn lijden en sterven en opstaan in levende lijve hadden gezien? Zou je dan in Hem geloven? Maar wat doe jij als je het leven van Jezus alleen kunt aannemen uit zijn doorbóórde handen? Ik hoop en ik bid dat jullie die na ons komen minder koppig zullen zijn dan wij. Dat jullie er niet zo lang over doen om je gewonnen te geven aan Hem.
Kijk naar Jezus. Als íemand zich niet koppig verzette dan was Híj dat. Hij kwam juist om te dienen tot in de dood. Hij gaf zijn leven vrijwillig voor ons. Zoveel houdt Hij van ons.
Laat je trots geen breekpunt zijn om Jezus aan te nemen. Laat Jezus’ liefde en overgave wel de reden zijn dat ook jij je gewonnen geeft aan Hem.
Amen
Liturgie morgendienst Paaszondag:
Votum en groet
Zingen: GKB Gez.95: 1.2.3.4 [Daar juicht een toon]
Wet
Zingen: Ps.16: 1.2.3.4 [berijming van David Heek en René Barkema; levensliederen.net]
Gebed
Lezen: Lucas 8,1-3 Jezus brengt het goede nieuws van Gods Koninkrijk. Zijn leerlingen en enkele vrouwen volgen Hem.
Lezen: Lucas 9,18-22 Jezus is in Galilea. Hij vertelt zijn leerlingen dat Hij moet lijden, en sterven, maar dat Hij de derde dag uit de dood zal worden opgewekt.
Lezen: Lucas 23,49-24,12 Jezus wordt begraven. Op de derde dag wordt Jezus opgewekt.
Zingen: Jezus’ apostelen geloven niet dat Jezus is opgestaan. Het lied dat we nu gaan zingen zegt: Open uw dode oren. LvK Gez.210: 1.2.3.4 [Sta op! Een morgen ongedacht]
Tekst: Lucas 23,49-24,11
Preek
Zingen: LvK Gez.477: 1.2 [Geest van hierboven, leer ons geloven]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Opw.213: 1.2.3 [U zij de glorie, opgestane Heer]
Zegen