In Gods schepping is veel verscheidenheid. Kijk maar om je heen. In de gemeente van Christus ook. Met onderlinge verschillen kunnen we het moeilijk hebben. Als er sprake is van verdeeldheid. Maar de verscheidenheid aan genadegaven in de gemeente staat in dienst van haar eenheid.
Preek over 1 Korinte 12,27
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,
Jongens en meisjes, denk eens aan een lichaam. En kijk nu eens op het scherm van de beamer.
Ik zie allemaal oren. Allemaal oren, dat is natuurlijk nog geen lichaam.
En kijk hier: dat zijn allemaal handen. Heel handig natuurlijk, maar daar heb je nog geen lichaam mee.
Hier zijn allemaal ogen. Wat zul je dan veel kunnen zien. Maar het is nog steeds geen lichaam.
Je snapt natuurlijk wel waarom dat geen lichaam is. Voor een compleet lichaam heb je ze allemaal samen nodig! Handen, ogen, oren, voeten, enzovoort.
Kijk, hier zie je een plaatje van een man. Dezelfde man van de voorkant, de zijkant en de achterkant. Die man heeft één lichaam.
Jullie hebben allemaal ook maar één lichaam. Dat is genoeg.
Maar je hebt wel veel lichaamsdelen. Die zijn heel verschillend. En weet je wat mooi is: dat je zoveel verschillende lichaamsdelen hebt dat is juist goed, want met die allemaal samen kom je het beste uit als die ene mens die jij bent.
Zo geldt het ook in de gemeente als gemeente van Jezus Christus. We zijn één gemeente. Tegelijk hebben we als gemeenteleden verschillende gaven van God gekregen. Maar juist als dat er mag zijn komen we het mooist uit als de ene gemeente van God. Daar gaat de preek over.
–
Onderwerp:
JULLIE ZIJN HET LICHAAM VAN CHRISTUS, IEDER KREEG DAARIN ZIJN EIGEN PLEK.
Soms gebruiken mensen beelden om iets duidelijk te maken. Eén beeld zegt soms meer dan duizend woorden. Paulus schrijft aan de gemeente van Korinte. Hij geeft hen onderwijs over de dingen van de heilige Geest. Concreet denkt hij aan de gaven die de Geest aan de gemeente geeft. Die gaven zijn heel divers. Ze laten iets zien van hoe veelzijdig God de Heer is. Maar de diversiteit gaat niet ten koste van de eenheid. Net als bij een lichaam. Een lichaam heeft veel delen, toch is het één lichaam. Juist de veelheid draagt bij aan de eenheid.
Paulus noemt het voorbeeld van een lichaam. Met dat beeld zegt hij iets over de gemeente. De kerk is ook een lichaam. De Bijbel noemt de kerk het lichaam van Christus. Niet alleen de totale wereldwijde kerk, maar juist ook heel praktisch de plaatselijke gemeente met de concrete mensen die daar bij horen.
De concrete gemeente van Korinte is uit zendingswerk ontstaan. Paulus bezocht de stad en vertelde Gods goede nieuws van Jezus Christus. Gods Zoon die mensen terugbrengt bij God. Er waren mensen die hun vertrouwen op Jezus gingen stellen. Zij werden gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Voortaan hoorden ze bij Jezus Christus. Maar dat niet alleen. Voortaan hoorden ze ook bij de gemeente van Jezus Christus. Wie gaat geloven in Jezus krijgt ook een plekje in de gemeente van Jezus. De goede Herder is niet los verkrijgbaar van de concrete kudde. De doop ook niet. De doop is een teken dat je ingelijfd wordt bij de gemeente van Christus.
Paulus herinnert de gemeenteleden aan hun bekering en hun doop. Hij zegt: “Wij zijn allen gedoopt in één Geest en daardoor één lichaam geworden.” Letterlijk zegt hij: “Wij zijn allen door de Geest één lichaam ingedoopt.” Door de Geest ondergedompeld in één lichaam. Dat is precies wat ik net zei: de doop betekent dat je ingelijfd wordt in de gemeente van Christus.
En nu komt waar het Paulus om gaat: toen die mensen uit Korinte tot geloof kwamen en zich lieten dopen en ingelijfd werden in de gemeente, toen gaf God de Héér aan ieder van hen een eigen plek en gave van de Geest.
Denk aan een lichaam. Een lichaam bestaat niet uit een verzameling van losse onderdelen. Een lichaam is een organisch geheel. Zo is het ook bij de gemeente. God verzamelt niet een aantal losse ogen, oren, en andere delen, en zet die dan in elkaar tot één lichaam. Maar het lichaam was er al: het lichaam van Christus, de gemeente. Jullie zijn daarin ingelijfd.
Toen dát gebeurde toen gaf God jou die plek en jou die in het lichaam, ieder van jullie met zijn eigen gave.
Nu zijn we waar we wezen moeten als het gaat om het onderwerp genadegaven: Bij de gaven van de Geest gaat het niet over: Leuk, welke gaven zijn er, wat kan ik ermee? Maar gaven van de Geest staan in een setting. Ze horen bij de plek die ieder van ons krijgt in de gemeente van Christus. Hoe verschillend de genadegaven van de Geest ook zijn, ze zijn naar hun wezen niet individualistisch, maar gericht op het geheel van de gemeente.
–
We kijken nu naar een volgend stukje. Genadegaven zijn heel verschillend. Hoe hebben we daarmee om te gaan?
Om te beginnen geldt dit: Gód heeft de mens geschapen en alle delen van zijn lichaam en eigen plek gegeven. Er hoeft geen concurrentie te zijn tussen ogen, oren, handen en voeten. De plek die zij innemen hebben ze gekregen van God. Ze hoeven alleen maar dankbaar die plek in te nemen en doen waarvoor ze gemaakt zijn. Als ze dat doen dan functioneert het lichaam goed.
Zo geldt het ook in de gemeente van Christus. Als God de plaatsen toewijst dan kun je ervan op aan dat dat eerlijk en zuiver gebeurt. Hij heeft jou gemaakt, Hij weet wat voor jou de beste plek is. Sterker nog: Hij heeft jou speciaal voor die plek gemaakt!
Maar dan heb je alle reden tot dankbaarheid en erkenning. Dat je jouw ontvangen plek en gaven aanvaardt en inneemt. Als je dat doet dan zul je groeien en bloeien. En je hebt helemaal géén reden tot ontevredenheid, of dat je jezelf steeds vergelijkt met anderen uit jaloezie, of dat je op anderen neerkijkt. Dat is nergens voor nodig. Degene die het best de gaven en de taken kan verdelen, die heeft jou jóuw gaven en plek gegeven.
Paulus zegt: “Zet jezelf niet lager neer dan anderen.”
Laat de voet niet zeggen: “Ik ben niet de hand, dus ik hoor niet bij het lichaam.” Alsof de hand meer is dan de voet. De voet is ook nodig. Als het lichaam alleen uit handen bestaat, dan is het helemaal geen lichaam.
Zo geldt het in de gemeente ook: Stel dat wij denken dat de dominee meer is dan andere gemeenteleden. Of de ouderling. Maar een gemeente met alleen maar dominees, dat zou afschuwelijk zijn.
Stel dat jij jezelf lager neerzet dan anderen, hoe kun je dat veranderen? Veranderen begint met hoe je naar jezelf kijkt. Zie jezelf niet als overbodig of waardeloos, maar als kostbaar, bruikbaar, nuttig lid van het ene geheel. Erken en geloof dat jezelf ook die ene Geest van God hebt ontvangen. Minacht Hem en zijn gave voor jou niet. Stop die gave niet weg.
Check ook bij jezelf of er jaloezie in je zit als je jezelf lager neerzet dan een ander. Als je vindt dat jij geen mooie gave hebt gekregen en dat je recht had op wat jij zelf een betere gave vindt. Dan heb je je trots op te geven en je eigen gave die je kreeg weer te leren waarderen.
Paulus zegt ook: “Zet jezelf niet hoger neer dan anderen.” Zeg niet: “Ik heb jou niet nodig.” Denk aan de genadegaven waar Paulus het over heeft. Aan al die verschillende gaven. Misschien denk jij bij sommige gaven wel: ‘Wat bijzonder, ik wilde dat ik die gave had.’ En misschien denk je bij andere wel: ‘Die gaven zijn zo gewoon. Die hoef ik niet.’ Maar ál die gaven zijn nodig, al die mensen met al die gaven, precies in hun eigen kracht.
Denk aan je lichaam: Misschien vind je jouw hand en voet sterk en denk je van jouw lever of je nier dat die zwak zijn. Wat kun je daar nu mee presteren? Maar om goed te functioneren zijn je lever en nieren meer noodzakelijk dan je handen en je voeten.
Zo geldt het in de gemeente ook: Misschien is dat gemeentelid waar jij op neerkijkt wel het meest trouw in bidden voor de gemeente en daarin een onmisbare steunpilaar. Als jij de neiging hebt sommige gemeenteleden onder te waarderen bedenk dan dit: Jij zelf bent onmisbaar in het geheel, inderdaad, maar je bent niet meer onmisbaar dan de ander.
–
In het lichaam is tegelijk een eenheid én een veelheid: er is één lichaam dat bestaat uit veel delen. Zo geldt het ook in de gemeente van Christus. Daar is een eenheid en een veelheid. De eenheid is dat het gaat om het ene lichaam, de ene Christus, de ene Vader, de ene Geest. De veelheid is dat wij allen daar bij horen, zo verschillend als we zijn.
Niet alleen verschillend wat betreft de genadegaven die we ieder gekregen hebben. De gemeente van Korinte bestond ook uit mensen van verschillende afkomst en status. Er waren Joden en Grieken. Er waren slaven en vrijen. Zij allen hebben hun vertrouwen op Jezus Christus gesteld. Daarom horen ze er allemaal bij en zijn ze allemaal nodig.
Ook dat mag je op ons betrekken. Afkomst speelt geen rol. Uit welk land je ook komt, of welk volk, welke cultuur, of uit welke kerk: Jezus Christus heeft jullie hier in de gemeente bij elkaar gezet. Je hoort er allemaal bij. Status speelt ook geen rol. Welke opleiding je ook gevolgd hebt en hoeveel, wat voor werk je maar doet of als je werkloos bent, en wat voor functies je ook bekleedt: hoe verschillend ook, samen zijn jullie één als gemeente van Jezus Christus.
De eenheid hoort erbij én de veelheid hoort erbij. De veelheid is geen concurrentie, maar zo heeft God het bedoeld. De veelheid gaat niet ten koste van de eenheid, maar dient de eenheid.
–
Ik sluit af met twee belangrijke lessen en een slotsom.
Les 1: Alleen samen kunnen we als een geheel functioneren.
In een lichaam hebben alle delen hun plek. Samen zijn ze nodig om het lichaam als één lichaam te kunnen laten functioneren. Een oog is niet bedoeld om los aan een lichaam te hangen, maar het lichaam te leiden en te sturen. Een voet is bedoeld om het lichaam te helpen zodat het kan gáán. De onderdelen hebben hun eigen plek gekregen in dienst van het geheel!
Zo werkt het ook in de gemeente van Christus.
Vertrouw je op Jezus Christus? God heeft jou –als je een gezin hebt gekregen, dan met je gezin– een plek gegeven in deze concrete gemeente van Jezus Christus.
Jouw plek is dit: Jij bent er in dienst van het geheel! Dat is niet iets naars, maar iets heel moois! Net zoals het voor een hand niet naar is om hand aan het ene lichaam te zijn, maar een eer. Zo ook voor jou!
Mét dat je op Jezus vertrouwt heeft God je zijn Geest gegeven om in je te wonen. Hij heeft je ook één of meer eigen genadegaven gegeven. Je kreeg die genadegave hiervoor: om volop mee te doen in het hele team van de gemeente.
Jij bent onmisbaar: zonder jou functioneert de gemeente slechter. Net als een lichaam zonder hand, nier, of oog.
Dit is een troost voor als wij denken dat wij overbodig zijn. Je bent niet overbodig. Je bent hier broodnodig.
Dit is een correctie als wij onszelf met onze gaven ónder mensen met andere gaven neerzetten. Of bóven anderen.
Het helpt als je inziet en begrijpt hoe een lichaam eigenlijk werkt. Logisch dat ik er bij hoor en onmisbaar ben. Juist ik op mijn plek in het geheel. Daarvoor ben ik er. Hoe kan ik denken dat ik overbodig ben? Hoe kan ik afstand nemen? Daarmee ontken ik ten onrechte ik wie ik in Christus ben.
En daarom: Neem geen afstand van het lichaam van Christus. Ontvang je plek dankbaar. Neem je plek in. Draag in de Naam van Jezus bij aan het geheel.
–
Les 2: Alleen met respect voor ieders eigenheid kunnen we als geheel functioneren.
Een oog is anders dan een oor. Je longen zijn weer anders. Je hebt unieke lichaamsdelen gekregen. Die eigenheid hoort er bij! Zo heeft God het gewild. Zo moet het blijven! Probeer niet van jouw oog een oor te maken. Of van je hand een long. Dan gaat het mis. Alleen als je jouw lichaamsdelen respecteert in de eigen plek die ze van God kregen, dan kun je functioneren.
Zo werkt het ook in de gemeente van Christus. Erken de unieke gaven en plek die God aan jouzelf én aan de ander heeft gegeven. Alleen als we dat doen, dan is er ruimte voor ontplooiing en groei volgens wat God in ieder van ons heeft gelegd.
Dit is een troost voor als wij denken: Wat stel ik nu voor? Dat hóef je niet te denken. Juist zo als jij bent ben je goed en mooi en nodig.
Dit is een correctie voor als we leden van de gemeente willen dwingen of bijschaven of sturen naar óns inzicht of ideaal. Wij hoeven niet ons plan te maken van wat een gemeente is en wat een gemeentelid is, en dan iedereen daaraan af te meten. Dat je een vinkje krijgt als je aan mijn ideaal voldoet. Net als soms bij ouders gebeurt, bijvoorbeeld dat je jouw kinderen prest in jouw voorgekookte mal. Dat hoeft helemaal niet. Wij mogen juist kijken hoe uniek God ieder zelf gemaakt heeft, en hoe dát het beste uit de verf kan komen!
–
Zo kom ik bij de slotsom: Jullie zijn het lichaam van Christus, iedereen krijgt daarin zijn of haar eigen plek. Start niet bij: iedereen moet gelijk zijn. Of aan mijn maat voldoen. Start wel bij: Kijk eens hoe verschillend we zijn. Hoe mooi dat is. Kijk eens hoe ieder zich inzet op eigen manier. Hoe mensen juist daarin energie ontvangen, groeien en stralen en van betekenis zijn. En kijk hoe we samen daarin kunnen groeien.
Dus voor iedereen geldt de oproep: Doe mee! Maar dan wel op de manier die bij jou past! Volgens de plek en de gaven die God jou heeft gegeven.
Amen
Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.122: 1.2.3
Wet
Zingen: Zingende gezegend 185: 1.2.3.4.5.6.7 O Geest van God, die wind en vuur (Op de melodie van Liedboek voor de kerken Gez.397: O God, die droeg ons voorgeslacht) Beurtzang: 1A 2M 3V 4A 5M 6V 7A
Gebed
Lezen: 1 Korinte 12,1-31
Zingen: Nieuw Liedboek voor de kerken 686: 1.2.3 De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt (Op de melodie van het lied ‘Gelukkig is het land, dat God de Heer beschermt’)
Tekst: 1 Korinte 12,27
Preek
Zingen: Liedboek voor de kerken Gez.320: 1.2.3.4 (Zing een nieuw lied voor God de Here)
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Ps.133: 1.2 (Berijming van David Heek en René Barkema: levensliederen.net)
Zegen