Voetstappen in het zand… (Exodus 17,1-7)

Houdt hij wel van me of houdt hij niet van me? Mensen die verliefd zijn, maar niet weten of de ander ook verliefd is op hen plukken soms bloemblaadjes. Daarbij zeggen ze afwisselend: Hij houdt wel van me… Hij houdt niet van me… Ze hopen dat het laatste blaadje uitkomt op ‘Hij houdt wel van me’. Dat leggen ze dan uit als een gunstig teken. Bij God hoef je niet onzeker te zijn of Hij van je houdt. God kun je niet zien. Je hoeft ook niet onzeker te zijn over de vraag of Hij bij je is. Hij heeft zelf gezegd dat Hij altijd bij ons is. Wij kunnen alleen maar leven bij de gratie van Hem. Toch kunnen wij het knap lastig vinden om te vertrouwen dat God bij ons is. Juist als je zijn kind bent en het moeilijk hebt…

Preek over Exodus 17,1-8:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten, luisteraars,

Ik begin met de jongens en meisjes van groep 5 t/m 8. Kom maar naar voren.
Jongens en meisjes, kijk eens op het scherm van de beamer. Je ziet voetstappen in het zand. Hoeveel mensen lopen daar? [twee, want je ziet twee paar voetstappen]
En hoeveel mensen lopen hier? [één, want je ziet één paar voetstappen]

Ben jij wel eens alleen thuis? […]
Hoe vind je dat? […] En als het lang duurt? […]

Mensen kunnen alleen zijn. Mensen kunnen zich ook alleen voelen. Er was eens een mevrouw die zei: God was altijd bij me. Maar opeens liet Hij me alleen. Hij was niet meer bij me. Juist toen ik het moeilijk had. Ze moest denken aan die voetstappen in het zand. Ze schreef daar een gedicht over. [voorlezen/ lezen: gedicht ‘voetstappen in het zand’.]

Ik droomde eens en zie
ik liep aan ‘t strand bij lage tij.
Ik was daar niet alleen,
want ook de Heer liep aan mijn zij.

We liepen samen het leven door,
en lieten in het zand,
een spoor van stappen; twee aan twee,
de Heer liep aan mijn hand.

Ik stopte en keek achter mij,
en zag mijn levensloop,
in tijden van geluk en vreugde,
van diepe smart en hoop.

Maar als ik het spoor goed bekeek,
zag ik langs heel de baan,
daar waar het juist het moeilijkst was,
maar één paar stappen staan.

Ik zei toen “Heer waarom dan toch?
Juist toen ik U nodig had,
juist toen ik zelf geen uitkomst zag,
op het zwaarste deel van mijn pad…”

De Heer keek toen vol liefde mij aan,
en antwoordde op mijn vragen;
“Mijn lieve kind, toen het moeilijk was,
toen heb ik jou gedragen…”

Onderwerp: STEL GOD DE HEER NIET OP DE PROEF!

Misschien heb je wel eens een zonsverduistering meegemaakt. Bij een zonsverduistering schuift de maan tussen de aarde en de zon. De zon is er nog wel. Maar de maan neemt het zicht op de zon weg. Gedeeltelijk of helemaal. Zo’n zonsverduistering duurt vaak maar kort.

Mensen hebben het ook wel eens over een godsverduistering. Dat is als ze God nergens zien. Als ik het goed begrijp bedoelen ze dan niet dat er iets tussen hen en God in is geschoven. Ze bedoelen dat God zich niet láát zien. Alsof Hij zich afzijdig houdt. Of zich verstopt heeft. Als je op die manier over zonsverduistering praat, dan is het niet dat de maan voor de zon schuift, maar dan gaat de zon gewoon een poos uit. Hij schijnt niet meer. Bij het woord godsverduistering gaat het om dingen als: Waar is God? Ik zie Hem niet. Hij is er niet.

In Exodus 17 komen we die vraag ook tegen. Alleen is hij daar preciezer. Het gaat niet om de vraag: “Is God de Heer er wel of niet?” Het gaat om de vraag: “Is God de Heer in ons midden of niet?”

Die tweede vraag is een vraag van mensen die God hebben leren kennen. Van mensen die verwachten dat God in hun midden is. Zeg maar: van Gods volk, of Gods kerk.
-Denk aan Gods volk Israël na de uittocht uit Egypte: God was in hun midden. God was in de ontmoetingstent. Als het volk later is aangekomen in het beloofde land woont God weer in hun midden. Eerst in een tent, later in een tempel, in Jeruzalem.
-Vandaag kun je zeggen: God woont in de kerk van Jezus Christus. Een gemeente van volgelingen van Jezus heet in de Bijbel huis van God. God is daar. Hij is in ons midden. Hij is niet gebonden aan dit kerkgebouw. Maar waar wij samen zijn in de Naam van God, daar is Hij in ons midden. Jezus zegt: “Waar twee of drie mensen in mijn Naam samenzijn, ben Ik in hun midden!” (Mt. 18,20)

Gods volk vraagt zich af: “Is de Heer in ons midden of niet?” Wanneer stel je zulke vragen?
Dat doe je niet als je God ziet of ervaart. Zulke vragen stel je als je God niet ziet en niet ervaart. Als er problemen zijn, dan bedenken we zulke vragen. God is toch mijn Vader? Wij zijn toch zijn kinderen? Jezus is toch onze Heer? Wij zijn toch zijn kerk? Maar kijk nou eens naar de problemen waar wij midden in zitten. Kijk eens wat voor vreselijke dingen zij hebben meegemaakt. En hoe zwaar zij het hebben. Waar is God nu dan? Is Hij er wel of is Hij er niet?

In Ex.17 komen de Israëlieten in Refidim. Daar blijkt geen water voor hen te zijn om te drinken. Op hun reis door de woestijn zijn ze van de ene plek naar de andere getrokken. Telkens was er drinkwater. Behalve in Mara dan. Daar was het water ondrinkbaar. Maar God maakte het water weer drinkbaar. Daarna horen we geen klachten over water. Maar in Refidim is er geen drinkwater.

Je zult maar met een groot volk door de woestijn reizen en er is geen drinkwater. De zon staat te branden aan de hemel. De mensen krijgen dorst. Niet maar zin in water, maar echt dorst. Hun mond wordt droog, hun tong plakt aan hun gehemelte. Nu moet er toch water komen. Zonder water gaan we dood. Waar is God dan? Wij zijn toch zijn volk?

Misschien herken je zulk soort vragen. Die kunnen ook ons bekruipen. Als wij erge dingen meemaken. Of gebrek lijden. Als ons iets overkomt waarvan wij zeggen: Dat zou een Vader zijn kind nooit aandoen. Is God nu bij ons of niet?

We gaan nu naar een volgende vraag. Wat is de aard van hun vragen?

1/ Waar is God? Dat kun je als theoretische vraag stellen. Of er afstandelijk een hele boom over opzetten… Is God wel in ons midden? Dat kun je je vol twijfel afvragen. Vol onzekerheid…
Is God wel in ons midden? Zo’n vraag kun je ook vol boosheid stellen. Vanuit de gedachte dat Hij er niet is. En dat je Hem daar als het ware verwijten over maakt…
Als ik aan mezelf denk en hoe ik bid, dan ontdek ik dit: Op momenten dat ik denk dat God er niet voor mij is bid ik eerder boos of agressief dan wanneer ik erop vertrouw dat Hij er wel is.

-De Israëlieten in Exodus 17 zijn agressief. Ze richten zich met hun agressie tegen Gods dienaar Mozes. Ze maken hem verwijten. Eigenlijk staat het er sterker. Ze gaan met Mozes twisten. Ze zoeken ruzie. In het woord dat hier gebruikt wordt zit ook de klank of dreiging van: op de vuist gaan. Nog even en de eerste klappen vallen. Of de eerste stenen vliegen door de lucht. De sfeer is grimmig en dreigend.

-Er zit nog een betekenis in het woord dat hier gebruikt wordt. Er zit ook in dat je iemand voor de rechter sleept. Het volk stelt Mozes verantwoordelijk als leider. Ze verwijten hem dat hij als leider faalt. Ze maken zichzelf rechter en ze gaan zelf een vonnis over hem vellen. Mozes zegt tegen God: “Er hoeft niet veel meer te gebeuren en ze stenigen mij.” Steniging was de straf die een rechter kon opleggen. Hier maakt het volk zichzelf rechter.

Later noemt Mozes die plaats Meriba. Vanwege dat ruzie zoeken en die rechtsstrijd daar. De Israëlieten kwamen daarmee niet alleen aan Mozes. Ze kwamen aan God zelf. Gód had Mozes als leider aangesteld.

Blijkbaar is het makkelijker om mensen van God aan te vallen dan God zelf. Wij kunnen God niet zien. We kunnen wel naar Hem roepen of schreeuwen, maar we kunnen Hem niet met onze vuisten te lijf gaan. Mozes wordt straks wanhopig. Dat kun je aan hem zien. Dat kan het volk een gevoel van macht geven. Bij God kunnen we dat niet zien.

Mozes heeft helemaal gelijk als hij wijst op God de Heer. Mozes is een dienaar. Hij heeft er zelf niet voor gekozen om de leider van het volk te worden. Omdat hij dacht dat hij daar de beste persoon voor was. Nee, Gód heeft hem geroepen. Ondanks Mozes’ tegensputteren. Daarom zijn de Israëlieten aan het verkeerde adres. Met hun klachten moeten ze bij God zelf zijn.

God roept in de Bijbel op om respect te hebben voor de leiders die Hij aan zijn volk geeft. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt over dit punt het volgende: “Gehoorzaam uw leiders en schik u naar hen, want zij waken over uw leven en zullen daarvan ook rekenschap moeten afleggen. Zorg ervoor dat zij hun taak met vreugde kunnen vervullen, zodat ze geen reden tot klagen hebben: dat zou u zeker niet ten goede komen.” (Hebr.13,17).

2/ Waar is God? Is God nu in ons midden of niet? Die vragen kun je ook uitdagend stellen! Kijk eens om je heen. Kijk eens naar alle ellende. Het is een verleiding om dan te denken of te zeggen: Waar is God dan? Als Hij er is, laat Hij dan iets aan al die oorlogen en dat geweld doen! Als Hij dat doet dán zal ik Hem geloven. Anders wil ik Hem niet.

Niet alleen mensen die niet geloven stellen zulke vragen. Ook mensen die wel geloven. In Exodus 17 is het Gods eigen volk. Heb jij God wel eens uitgedaagd? Denk jij wel eens: Nu moet God iets doen, dan geloof ik in Hem, anders niet? Ben jij wel eens boos op God en stop je dan met bidden? Heb je God wel eens verwijten gemaakt over iets ergs, waarbij je Hem verweet dat juist Hij als Vader zulke dingen toeliet? Wij zijn niet immuun voor de verleiding om zo te denken.

Als het over Refidim gaat: Later noemt Mozes die plaats ook Massa. Dat betekent beproeving. Omdat ze God daar op de proef hadden gesteld.

God op de proef stellen is Hem uitdagen. Het is in Exodus 17: Niet meer geloven dat Hij er is. Het is geen vertrouwen meer in Hem hebben. Hem proberen te forceren dat Hij zich moet bewijzen.
Dat uitdagen gebeurt niet alleen bij Massa en Meriba. Telkens opnieuw valt Gods volk in de fout. Blijkbaar zitten wij zomaar op die toer. We zijn volk van God. Hij is onze Vader. Hij is in ons midden. Hij zorgt voor ons. Maar als we in de problemen komen, juist dan roepen we zomaar: “Is God in ons midden of niet?”…
Alsof we God alleen maar erkennen als het goed met ons gaat. En dat we Hem meteen laten vallen als het slecht met ons gaat… Alsof we alleen maar, zeg maar, een mooi weer geloof hebben. En bij slecht weer afhaken.

Ik kijk met u naar een volgende vraag: Wat is het erge aan God op de proef stellen?
God op de proef stellen is erg. Dat wil niet zeggen dat wij niet zorgen en problemen kunnen tegenkomen in ons leven. Die zijn er echt. De Bijbel zegt dat de gelovigen daar niet immuun voor zijn. Gelovigen leven ook op deze gebroken aarde met alle moeite en pijn vandien. Als de Israëlieten geen drinkwater hebben in de woestijn lijden ze echt dorst. Maar daarmee hoeven ze nog niet op Gód af te geven.

God op de proef stellen is erg. Exodus 17,7 maakt duidelijk hoe ze God op de proef stellen. Ze stellen de Heer op de proef door te vragen: “Is de Heer in ons midden of niet?” Die vraag is uitdagend en provocerend. Het venijn wordt extra duidelijk als je denkt aan de Naam van God. Weet je nog dat God via Mozes zijn Naam gaf aan zijn volk? God zei: “Jullie moeten Mij Jahwe noemen.” Dat betekent: HIJ IS. Of: HIJ ZAL ER ZIJN. “Zo wil Ik voor altijd heten, met die Naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.” (Exodus 3,15)

Het zit dus zo: God heeft zich bekend gemaakt als de God die er is. Hij is bij zijn volk. Hij is hun God en Heer. Hij is het die hen redt. God heeft dat bewezen door hen uit Egypte te bevrijden. God heeft hen dwars door de woestijn geleid naar de berg Horeb. God heeft steeds voor hen gezorgd. Met kwakkels, manna en water. Gods Naam is IK BEN en dat hebben zij gezien en ervaren. Maar juist op die naam van God vallen ze God nu aan. Ze lijden dorst. Hevige dorst. Dat is echt erg. Maar nu zeggen ze: “God, U zegt wel IK BEN ER. We moesten U aanroepen als HIJ DIE ER IS. Maar waar bent U dan? Wij merken er niks van. U hebt ons een mooie Naam gegeven, maar wij zien er niks van. Uw Naam is niks waard, want U laat ons stikken. Is HIJ DIE ER IS in ons midden of niet?”

Begrijp je waarom de Psalmen bij deze geschiedenis spreken over ‘God uitdagen’? Gods eigen Naam is in geding. God is IK BEN en wij zeggen: U bent er niet!

Hoe reageert God?
Kijk eens hoe bijzonder God de Heer reageert: Hij rekent niet in één keer af met zijn volk omdat ze Hem in zijn wezen beledigen. Nee, God geeft water uit de rots.

Dat water was er de hele tijd al. God roept het tevoorschijn via een wonder door zijn dienaar Mozes. Het is met dat water net als met God zelf: God was er altijd al. Hij had zich niet verstopt alsof er een godsverduistering was. Hij was er via de wolk. Hij was er door zijn dienaar Mozes. En Hij die er altijd al was geeft water uit de rots.

Water uit de rots. Als ik op een rots sla dan komt er heus geen water uit. Er zijn mensen die natuurlijke oplossingen voor dat verschijnsel bedenken. Maar water uit de rots voor een heel volk voor meerdere dagen of weken, dat is een wonder. God lest hun dorst door een wonder.

De apostel Paulus schrijft daar later ook over. Hij zegt: “Dat wáter was een geestelijke drank.” De heilige Geest gaf het aan het volk van God… Paulus zegt ook: “De róts was Christus.” Toen en daar in de woestijn bij de Horeb was Jezus Christus al. Hij ging met het volk mee… Eigenlijk zegt Paulus: daar bij de Horeb waar God de dorst van zijn volk lest, daar was de drie-enige God: Vader, Zoon en Geest. Hij was er al die tijd. In al zijn volheid.

Wat wil God ons leren door Massa en Meriba?
De beide namen komen vaak in de Bijbel voor. Telkens als die namen klinken waarschuwt God de Heer ons scherp. Hij zegt dan: “Daag Mij niet uit!” “Stel mij niet op de proef!”

Hier bij Massa en Meriba geeft God zijn volk geen straf voor hun uitdagen van God. Straks in Numeri 14 wel. Dat is als God hen bij Kanaän heeft gebracht. Hij staat op het punt aan hen het beloofde land te geven. Dan gaan ze wéér twisten met Mozes en hem bedreigen. God zegt dan tegen Mozes: “Ze hebben Mij al tien keer op de proef gesteld!” Dan is de maat vol en God de Heer stuurt hen allemaal terug de woestijn in. Niemand van hen, behalve Kaleb en Jozua, zullen het beloofde land binnengaan. Ze zullen sterven in de woestijn. Hun kinderen, die mogen er later wel binnengaan.

Gods Naam is God ernst. Als Hij zegt IK BEN, dan meent Hij dat. Hij heeft dat telkens bewezen. De geschiedenis van Massa en Meriba bevat een sterke waarschuwing voor ons. Het bevat ook een grote bemoediging. God de Heer neemt zijn Naam serieus! Dan hebben wij alle reden om dat ook te doen!

Is de Heer in ons midden of niet? Wij leven in de tijd van het nieuwe testament. Wij weten nog meer dan de Israëlieten toen dat God zijn Naam serieus neemt. God de Heer is blijven bewijzen DAT HIJ ER IS. De hele Bijbel door zie je hoe Hij dat heeft gedaan. God heeft dat het meest bewezen toen Hij zijn Zoon naar deze aarde stuurde. Wij zitten in de tijd van Advent. Wij leven op weg naar het Kerstfeest. Op dat feest gedenken we dat God zijn Zoon naar deze aarde stuurde om te sterven. Dat deed Hij om ons weer aan te nemen als zijn kinderen. Welke Vader doet dat nu? God en Jezus doen dat voor ons. Als God ons zijn kinderen maakt dan is God altijd bij ons en mogen wij altijd bij God zijn! Daarom heet Jezus ook Immanuel. Die naam betekent: God is met ons.

Is de Heer in ons midden of niet? En Jezus? God de Heer zegt: Vertrouw dat Ik er ben, ook al zie je Mij niet. Ik ben er ook als jullie het moeilijk hebben. Ik hoef niet van ver weg te komen. Ik was er al die tijd al!

Als God je door een moeilijke periode heen geholpen heeft, wat zeg je dan achteraf? Zeg je dan: “Hij was er niet, maar doordat ik hard heb geroepen, moest Hij wel komen?” Of zeg je: “Achteraf zie ik dat Hij er altijd al was?”

Weet je nog van dat gedicht ‘Voetstappen in het zand?’ Toen de dichteres het moeilijk had dacht ze: Is God nu wel bij mij of niet? Ze maakte God verwijten. Ze zei: God, U laat me juist dat hele moeilijke stuk alleen gaan. Maar achteraf leerde ze dat God juist toen bij haar was. Er was maar één paar voetstappen. Dat was niet omdat God haar in de steek had gelaten, maar dat was omdat God haar had gedragen!

Hoe bid jij als je in nood bent? Roep je God dan aan? Maar hoe doe je dat? Ik bid vaak in de trant van: “Heer, kom toch.” Alsof ik moet róepen om Hem erbij te halen. Van zo bidden kan ik wanhopig worden. Omdat ik denk: Waar blijft Hij dan? Ik kan denken dat ik hárder moet roepen. Omdat ik denk dat Hij dan pas komt… Eigenlijk bid ik dan vanuit de gedachte dat Hij er niet is. Dat Hij afwezig is. Of ver weg. Of bezig met andere zaken. Misschien belangrijker zaken. En dat Hij geen tijd of belangstelling heeft voor mij. Hij is er wel, maar niet bij mij. Of niet in ons midden. Herken je zulk bidden?

Maar Gods Naam IK BEN leert ons dat God er is. En door Gods Zoon Jezus laat God het ons wel heel dichtbij zien. God wil dat wij Hem aanroepen. Dat is niet dat wij God tevoorschijn roepen. Alsof Hij er niet is en was. Dat is wel dat wij de hulp inroepen van God die er is. Die bij ons is. Als onze God en Vader. Door Jezus Christus zijn Zoon.

Telkens als ik me realiseer dat God er al is, word ik rustiger en ga ik anders bidden. Minder het wanhopige. Minder het dwingende, dat ik Hem tevoorschijn moet bidden of zo. Meer met diepe adem, in het besef dat Hij er al lang is. Dat Hij mij met wat er speelt al lang gezien heeft en in liefde kent.

Mag God die er is ons steeds zo leren leven en bidden. In dat vertrouwen en die verwachting.
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Liedboek van de kerken Gez.120: 1.2 [Hef op uw hoofden, poorten wijd]
Wet
Zingen: Liedboek van de kerken Gez.120: 3.4 [idem vervolg]
Gebed
Lezen: Exodus 17,1-7 De Israëlieten stellen God op de proef.
Lezen: Numeri 14,1-25 De Israëlieten hebben God al tien keer op de proef gesteld.
Lezen: 1 Korinte 10,1-6 Over Massa en Meriba en Gods les voor ons.
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.95: 1.2.3.4.5
Tekst: Exodus 17,1-7
Preek
Zingen: Liedboek van de kerken Gez.442: 1.2.3.4 [Jezus ga ons voor]
Dankgebed en voorbede
Collecte Tijdens de collecte: https://www.youtube.com/watch?v=m5niYrors8g
Zingen: Liedboek van de kerken Gez.225: 1.2.3.4.5 [Zing voor de Heer een nieuw gezang]
Zegen