Pasen betekent nieuw leven. Nieuw leven ook in wat we zeggen. Nieuw leven als cadeau van Jezus, de Heer van het leven.
Wie of wat mag jouw spreken beheersen?
Preek over Matteus 5,21-26:
Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,
Denk eens aan de mensen die om u heen zitten. Begin maar bij wie het dichtst bij u zitten. Probeer in jezelf eens een antwoord te vinden bij deze zin:
Dit waardeer ik aan jou!…
Neem daar maar even de tijd voor. […]
Je mag het best even tegen elkaar zeggen. […]
Denk eens aan welgemeende complimenten. Wanneer heb jij die voor het laatst van een ander gekregen? Wanneer heb jij die voor het laatst aan een ander gegeven?
In het Bijbelgedeelte waar bij stilstaan gaat het over woede en schelden. Dat is de andere kant op.
Wat wil Jezus dat ik doe? Als ik maar niet aan scheldwoorden denk? Als ik ze maar niet gebruik? Maar dan leg ik alle nadruk op wat ik niet moet doen of mag doen.
Of zou Jezus willen dat we aan de andere kant beginnen? Hoe kan ik iemand echt op zijn of haar waarde schatten? Hoe kan ik naar iemand kijken zoals Gód naar die persoon kijkt? Welke goede dingen kan ik noemen? Niet slijmend, maar oprecht?
Jezus begint ook aan die kant! In Matteus 5 t/m 7 lezen we zijn zgn. Bergrede. Een lange toespraak. Die begint met de vraag: Hoe kun je gelukkig worden? En met het antwoord: Jezus is de zaligmaker. Dat betekent: Hij is degene die mensen diep gelukkig maakt.
Pas daarna gaat Jezus naar een tweede stap. Hij vertelt ook hoe je ongelukkig wordt. Hij geeft daar ook voorbeelden bij. Het eerste voorbeeld dat Hij noemt gaat over woede-uitbarstingen en scheldwoorden. Daar kijken we in deze preek naar. Elk voorbeeld van hoe je ongelukkig wordt is een sterke oproep om terug te gaan naar Jezus bij wie je echt gelukkig wordt!
Onderwerp: VOOR JEZUS KAN EEN WOORD EVEN ZWAAR WEGEN ALS EEN MOORD!
–
God wil ons diep gelukkig maken. Dat zie je lang geleden al. Als God zich verbindt aan zijn volk. In een officieel verbond. Op dat moment zegt God tegen zijn volk: Ik ben jullie God. Jullie Bevrijder. Ik maak jullie mijn eigen kinderen. Als mijn kinderen zijn jullie geen slaven meer. Als mijn kinderen zijn jullie pas echt vrij.
God gaf toen ook zijn leefregels aan zijn volk. Tien geboden. Tien manieren om je vrijheid niet te verliezen! Eén van die leefregels was: Je mag niet doden. God heeft ons gemaakt om te leven. God wil dat wij bij elkaar veilig zijn. Daarom mogen we elkaar niet doodmaken.
Als je wel een medemens doodt heb je straf verdiend. Als wij onschuldig bloed vergieten, zal God ons dat betaald zetten. In Genesis 9 zegt God dat zo: “Van iedereen die zijn medemens doodt, eis ik genoegdoening… want God heeft de mens als zijn evenbeeld gemaakt.” (Genesis 9,5-6)
–
Misschien zijn er nog mensen die denken: Ik heb nog nooit iemand doodgemaakt. Dat komt goed uit. Ik heb dit gebod van God nog nooit overtreden.
Maar dan komt Jezus met zijn rede op de berg. Jezus zegt: Je moet dieper kijken. Dit gebod reikt verder dan je op het eerste gezicht misschien denkt. “Ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, die boos blijft op hen, díe zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.” Je wordt in staat van beschuldiging gesteld. Je hebt straf verdiend.
Maar ik ben zo vaak woedend naar anderen uitgevallen! Ook naar mezelf! Misschien denk jij dat ook. Bedenk dan dit: Onze Bijbel is vertaald vanuit het Grieks. Volgens de meeste handschriften staan bij die woede nog een paar woorden. Er staat: ‘Ieder die ten onrechte boos blijft op zijn broer.’
Boos worden is niet verkeerd. Het is een emotie die God ons heeft gegeven. Die we soms hard nodig hebben. Maar hier gaat het om ten onrechte boos zijn. En het gaat om een vorm van in die boosheid blijven hangen. Dat is erg. Voor Jezus heeft dat evenveel gewicht als een moord.
–
Jezus noemt bij dat in boosheid blijven hangen een paar scheldwoorden als voorbeeld. In het Fries zeggen ze wel eens: ‘Skelle, skelle docht net sear.”
Maar wie uitgescholden wordt, die weet wel beter. Woorden kunnen dodelijk zijn. Ze kunnen een leven lang met iemand mee gaan.
Bij die woede-uitbarstingen noemt Jezus twee voorbeelden. Iemand zegt “Nietsnut!’ tegen zijn medemens. Eigenlijk: Leeghoofd. En iemand zegt “Dwaas!” tegen zijn medemens. Je kunt ook zeggen: “Sufferd!” en “Stommerd!” Dat heb jij toch ook wel eens gezegd?
Maar Jezus zegt: Bij zulke woorden moet je je verantwoorden voor het Sanhedrin. Dat is de hoogste rechtbank bij Gods volk in die tijd.
Denk aan Nederland vandaag. Als je een zaak hebt of als je gedaagd wordt dan kom je eerst bij de rechter. Als je het met de beslissing niet eens bent kun je in beroep gaan. Dan ga je naar het gerechtshof. Als je het ook met die uitspraak niet eens bent, dan kun je ook nog in beroep gaan bij de Hoge Raad. Het hoogste rechtscollege in ons land. Maar Jezus zegt: Als je tegen iemand ‘sufferd!’ zegt, dan kom je metéén voor de Hoge Raad.
Dat niet alleen. Jezus zegt ook: “Als je stomkop zegt dan kom je voor het vuur van de Gehenna te staan.” Zeg maar: voor het hellevuur. Een rechter kan iemand veroordelen tot gevangenisstraf. Een aantal jaren. Of levenslang. Vroeger had je in ons land nog de doodstraf. Dat is de zwaarste straf die een rechter kan opleggen. Maar er is een nog zwaardere straf. Dat is het vuur van de hel. Jezus zegt: Let op je woorden. Je speelt met het vuur van de hel!
God is de allerhoogste Rechter. God ziet alles. Voor Jezus kan een scheldwoord even zwaar wegen als een moord. Maar God zie toch ook wat er in je hart zit? God weet het toch als je zo’n woord in het echt als een grapje gebruikt? Bijvoorbeeld als goede vrienden onder elkaar? Dat je elkaar uitmaakt voor van alles, nog wel erger dan ‘sukkel’, maar dat je van elkaar weet dat je dat in je hart niet meent? Ja, dat weet God ook wel. Maar God weet het ook als je het in je hart wel meent. Misschien niet eens met zo’n zwaar scheldwoord. Al zeg je alleen ‘maar’: “Sufferd!”. God ziet het ook als er haat in je hart zit.
–
Jezus is gekomen om ons diep gelukkig te maken. Hij wil niet dat wij diep ongelukkig worden. Daarom is Hij heel fel. Ook al gaat het voor ons idee maar om een woord. Voor Jezus kan een woord even zwaar wegen als een moord!
Je kunt hierbij denken aan twee dingen: Wat werk ik met mijn woorden uit bij anderen? En: Wat werk ik met mijn woorden uit voor mijzelf?
-Wat werk ik met mijn woorden uit bij anderen? Over dat onderwerp schrijft Jakobus in zijn brief. Hij laat zien dat we met woorden veel kapot kunnen maken. Als één lucifer die een heel bos in brand kan steken. Jakobus laat ook zien wat de diepste bron is van die lelijke praatjes. De diepste bron daarvan is het vuur van de hel! En Jakobus roept je op om jouw leven aan te sluiten op de góede bron. Op Jezus.
-In Matteus 5 legt Jezus niet de nadruk op wat ik met mijn woorden uitwerk bij de ander. In Matteus 5 gaat het vooral hierom: Wat werk ik met mijn woorden uit voor mijzelf? Lelijke woorden kunnen ook gevolgen hebben voor onszelf. Grote gevolgen. Je staat schuldig. Je moet je verantwoorden. Je hebt straf verdiend. Als je je laat leiden door het vuur van de hel, dan zal dat vuur jou verteren.
–
Wij struikelen allemaal! Hoe vinden we weer het leven zoals God dat bedoeld heeft? Gods levensgeluk voor ons? Wat kunnen wij daar zelf in doen?
Jezus noemt twee dingen. Ik begin bij het eerste.
Stel je voor dat je gaat bidden. Je maakt tijd om alleen in stilte met God te zijn. Je leest een stukje uit de Bijbel en je laat dat bezinken. Je gaat op je knieën. Je gaat luisteren naar God en praten met God.
Opeens moet je denken aan iemand die iets op je tegen heeft. Een broer, staat er letterlijk. Je mag ook denken aan een zus. Denk aan een geloofsgenoot. Het kan ook betekenen iemand van je eigen volk. Jezus zegt verderop in zijn rede: “Heb je vijanden lief”. Dus je mag nog breder denken. Gewoon aan je medemens.
Je wilt gaan bidden. Je denkt aan een medemens die iets op jou tegen heeft. Over wat voor iemand gaat dat?
Het gaat niet over iemand in het algemeen die iets tegen jou heeft. Kent u alle mensen die iets op u tegen hebben? Dat kun je toch niet ruiken? Vaak zullen mensen dat zelf moeten aangeven. Soms proef je wel dat er iets is, maar vaak ook niet. Jezus vraagt niet dat wij achter alle mensen aan lopen van wie wij maar het vermoeden hebben dat ze iets op ons tegen hebben. Voor je het weet laat je dan je fantasie de overhand krijgen. Of stel dat je wat argwanend bent. Dan kun je zomaar denken dat iedereen iets op je tegen heeft. Als je daar overal achter aan moet lopen, dan kun je wel bezig blijven.
Het voorbeeld dat Jezus hier noemt is niet algemeen. Jezus gebruikt een woordje dat dit gedeelte verbindt met het voorgaande. Het woordje ‘dus’.
In het voorgaande zei Jezus iets over ten onrechte boos blijven op een ander. En over scheldwoorden die je daarbij kunt gebruiken naar die ander. Nu haakt Jezus dáár bij aan: Dus, je gaat naar God om Hem een offer te brengen. En je moet opeens aan iemand denken die iets op jou tegen heeft. Dan moet je je gang naar God stoppen. Ga eerst naar die ander die iets op je tegen heeft.
Wie is die ander? Dat is diegene van daarnet! Diegene op wie jij zo boos blijft zonder goede reden. Diegene tegen wie jij de lelijkste dingen hebt gezegd. Hij heeft niet zomaar iets op jou tegen. Jij hebt hem daar aanleiding toe gegeven.
Jezus zegt: Jij bent op weg naar God. In die tijd was dat met een offer. Vandaag bijvoorbeeld als je gaat bidden. Maar dat gaan naar God moet je onderbreken. Hoe heilig het gaan naar God ook is. God gaat boven alles. Dat klopt. Maar hiervan zegt Jezus: hier gaat jouw medemens voor. Jij leeft in ongepaste woede naar hem. Dat moet je eerst uit de weg ruimen. Het is een blokkade in jouw gaan naar God. Als jij jouw fouten niet wilt erkennen en geen vergeving vraagt, dan blokkeer jij Gods vergeving voor jou.
Dit moet je dan eerst doen: Laat je offer achter bij het altaar. Ga je eerst met de ander verzoenen. In dat woord verzoening zit de betekenis van veranderen. Bijvoorbeeld dat je geld wisselt. Je verandert de ene valuta voor de andere. In Jezus’ voorbeeld gaat het ook om een verandering. Je verandert jouw houding van vijandschap in een houding van vriendschap.
Zie je hoe Jezus ons hart aanpakt? Achter je woorden zit je hart. Jezus wil niet alleen dat ons wóórdgebruik verandert. Hij wil onze gezíndheid veranderen. Niet alleen dat je nog lelijke scheldwoorden zegt. Maar ook dat je ze niet meer in je hebt en denkt of voelt. Verander je houding van vijandschap in vriendschap.
Die nieuwe houding van liefhebben die laat Jezus zelf als de beste zien. Daarin laat Hij meteen ook God, zijn Vader, zien. God had ons al lief toen wij Hem nog vijandig gezind waren. God gaf zijn Zoon. Jezus offerde zich voor ons op. Om ons op te nemen in de liefde van God. Om ons die liefde te laten doorgeven. Ook in de wóórden die wij gebruiken.
Wil jij dat ook leren? Ga dan naar Jezus en vraag het Hem. Hij wil je dat graag leren. Door de heilige Geest. Als je daarvoor naar Hem gaat, dan zal Hij je ook de kracht geven om naar je medemens toe te gaan. Je weet wel, naar degene die iets op jou tegen heeft. Diegene aan wie jij een aanleiding hebt gegeven om iets op jou tegen te hebben. Jezus spreekt hier niet slachtoffers aan, maar daders. Laat de Geest jouw gezindheid veranderen. Zet voor zover dat kan dingen recht. Ga daarná verder met het brengen van je offer aan God. Zoek dan je plek van stilte weer op. Voel je vrij in je gebeden.
–
Wij struikelen allemaal! Wat moeten we doen? Jezus noemt twee dingen.
We kijken nu naar het tweede. Jezus zegt: “Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.”
Ook dit gedeelte sluit aan bij wat we hiervóór lazen. Die tegenstander is degene op wie jij ten onrechte boos bleef. Tegen wie je misschien lelijke woorden hebt gezegd. Of gedacht.
In zo’n zaak moet je snel handelen. Terwijl je nog met die ander onderweg bent. Niet per se op weg naar de rechter. Maar terwijl je allebei nog leeft op je levensweg. Dan kun je nog naar iemand toegaan. Stel dat niet uit, maar doe het snel.
Jezus zegt ook wat je moet doen. Letterlijk zegt Jezus: “Wees van goede wil naar je tegenstander.” Weer pakt Hij ons hart aan: wees niet slecht-willend naar de ander, maar goedwillend.
Anders levert hij je uit aan de rechter. Die levert je uit aan zijn dienaar. Dan kom je in de gevangenis. Daar kom je niet uit tot je de laatste cent hebt betaald. Alles tot in de kleinste details. Daar kom je nooit uit.
Jezus geeft een middel om daar aan te ontkomen. Het gaat er niet om dat je een zaak tegen jou afkoopt. Het gaat er om dat je bereid bent om je fouten toe te geven. Dat je dingen uit de weg wilt ruimen. Wat je verkeerd hebt gedaan. Wat dodelijk was in je spreken en je handelen. Wat wij hier nodig hebben is niet zaken in der minne schikken, maar berouw en omkeer. Een nieuw leven.
Ik denk nog even aan die rechter. Anders levert hij je over aan de rechter. Misschien denk je: dat klinkt absurd. Welke rechter zal ooit iemand straf opleggen om een scheldwoord? Ja, als je de koning of de koningin beledigt, dan kun je nog een boete krijgen. Geen gevangenisstraf meer. Dat was vroeger. Vandaag in Nederland lijkt het of je alles moet mogen zeggen tegen iedereen. Maar God is onze grote Koning. Hij heeft ons gemaakt. Als je aan een mens komt, dan kom je aan Hem! Jezus is de hoogste Rechter. Hij kijkt ook naar dit soort dingen: Wat zit er in je hart naar je naaste? Hoe denk je over hem? Hoe praat je over hem en tegen hem of haar?
–
Stel dat je ter harte neemt wat Jezus zegt. Je onderbreekt je gebed en je gaat naar iemand toe tegen wie je lelijke dingen hebt gezegd. Je vraagt vergeving. Je probeert zover het kan dingen uit de weg te ruimen. Misschien wel na deze preek. Wat gebeurt er dan?
Dan krijgt die ander bezoek van jou. Hij hoort jou niet meer scheldwoorden tegen hem zeggen. Hij hoort jou “Sorry” zeggen. Hij hoort jou vergeving vragen. Hij hoort jou in de wandelgangen met respect over jou spreken. In plaats van jouw vijandschap mag hij jouw liefde ervaren. Hij denkt: hij meent het ook nog. Hij is echt veranderd.
Als je dat doet, dan laat je jouw hart zien. Dan laat je merken dat vijandschap veranderd is in vriendschap. Dan proeft hij hoe Jezus leeft in jou!
Als je dat niet doet, dan laat je ook jouw hart zien. Dan laat je geen plek voor de liefde. Dan laat je merken dat je ervoor kiest dat het kwaad je regeert.
Wát kies je? De vraag is vooral: Hoe kun je kiezen? Denk dan nog eens aan Jakobus: een goede bron geeft goed water. Je kunt aangesloten zijn op twee bronnen: het vuur van de hel of de levende Heer Jezus.
Uit welke bron put jij?
Jezus zegt: “Diep gelukkig de zachtmoedigen. Diep gelukkig de vredestichters.”
Op die manier leven, dat vind je bij Jezus. Alleen Jezus geeft mensen het grootste geluk. Laat Jezus elke dag jouw bron zijn!
Amen
Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Levensliederen Psalm 15: 1.2.3 (levensliederen.net)
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.19: 5.6
Gebed
Lezen: Psalm 12
Lezen: Jakobus 3,1-18
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.141: 1.2.3
Tekst: Matteus 5,21-26
Preek
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.7: 1.2.3.4 [Het woord dat u ten leven riep]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.167: 1.2.3 [Samen in de Naam van Jezus]
Zegen